Een Nederlandse vinding maakt een onverwachte comeback: om het virus onder controle te houden, komt er een nieuwe Apartheid. Oude, dikke en zieke mensen worden opgeborgen in parken en reservaten zodat het jonge spul lekker los kan gaan en zichzelf en de aarde verder kan afbranden.
Ook de nieuwe Apartheid gaat de wereld over. Schrijver Sandro Veronesi maakte zich laatst boos over het gemak waarmee we ouderen aan de kant schuiven. De traditie om ze juist in de watten te leggen vanwege hun wijsheid en levenservaring is aan het verdwijnen.
Toch zijn er nog subculturen waar leeftijd en fysieke gesteldheid er niet toe doen, zo lang de geest maar fris en helder is. Ik doel op de literatuur waar ze juist opvallen, de schrijvers die na hun 70e hun betere werk afleveren. Alsof ze de AOW te kakken willen zetten. De afgelopen jaren zagen we hoe Edna O’Brien (90) en Jane Gardam (92) zichzelf overtroffen. De deze week overleden Alexander Münninghoff wachtte tot zijn zeventigste met zijn meesterwerk De stamhouder.
Wat te zeggen van Jeroen Brouwers (net 80) en Koos van Zomeren (74). Met hun nieuwelingen Cliënt E. Busken en Omstandigheden leveren ze, opnieuw, een bijna achteloze kwaliteit waarbij nogal wat bewierookte, half zo oude broeders en zusters in het vak zelfs in hun dromen niet kunnen aanklampen.
Brouwers en Van Zomeren laten hun hoofdpersonen terugblikken op een tragisch leven en ze doen het onweerstaanbaar geestig. Van Zomeren zet in op de prachtige beelden, bij Brouwers zit het hem puur in de taal; bij beiden kunnen we verzuchten: waar zouden we zijn zonder ironie? Er is ook verongelijktheid en chagrijn. We hebben hier te maken met grumpy old men met een zeldzaam vast handschrift.
Omstandigheden is een terugblik op een leven, deels vervat in een brief van voormalig boekhandelaar Ronald Walraven aan zijn zoon, een kunstenaar met wie hij al jaren is gebrouilleerd. Walraven is een wandelaar die beter met honden dan met mensen overweg kan; voor wie het werk van Van Zomeren een beetje kent, is dat geen verrassing.
Als vanouds toont Van Zomeren ook in dit boek zijn stilistisch vernuft. Kijk eens hoe Ronald Walraven zijn moeder beschrijft: ‘Ja, ik weet haar plaats nog wel, maar ik zie haar daar niet zitten. Mijn moeder was zo’n planeet waarvan het bestaan wordt afgeleid uit de baan die andere planeten beschrijven’. Wie ooit een scherpere omschrijving van de ultieme dienstbaarheid las, werpe de eerste steen.
Waar beide boeken geen twijfel over laten: ouder worden is geen feest. Ook, of misschien wel juist, in het hoofd, waar de herinneringen een darwinistisch gevecht met elkaar voeren. Walraven vraagt zich af ‘waarom goede herinneringen zulke kasplantjes zijn, terwijl de slechte woekeren als onkruid.’
Ook de hoofdpersoon in Cliënt E. Busken heeft aan het einde van zijn leven weinig om zich vrolijk over te maken. Hij zit vastgeketend in een rolstoel op een besloten afdeling van een psychiatrische inrichting. En, zo valt uit zijn malende gedachten op te maken, daar is alle reden toe.
Brouwers spit één dag uit het leven van de gewezen wetenschapper (in welke discipline wordt nooit helemaal duidelijk) E. Busken om. Hier geen brief, maar een monologue intérieur – zoals ik me er in de Nederlandse literatuur geen een herinner.
Op hun eigen, unieke – soms, héél soms mag je dat woord gebruiken – wijze zien we hier twee oude meesters excelleren. Waarna die ene, alsmaar terugkerende vraag opdoemt: waarom krijgt Van Zomeren, die toch een niet misselijk oeuvre bij elkaar schreef, zo weinig literaire waardering? Waarom staat Cliënt E. Busken zo hoog in de hitlijsten, en is Omstandigheden nergens te bekennen?
Waar is Özcan Akyol nu we hem nodig hebben?
WIDO SMEETS