Waarom wil dat verdomde volk niet lezen?
Vorige maand 200 jaar geleden werd Hendrik Conscience geboren. De schrijver die de Vlamingen met De Leeuw van Vlaanderen een nationale oorsprong verschafte, zou zijn volk hebben leren lezen. Schrijver Geert van Istendael denkt daar anders over. “Hád Conscience nou maar de taal van het volk geschreven en niet het slijmerige afkooksel dat daarvoor moest doorgaan, er had misschien een groot schrijver uit hem kunnen groeien.”
Mijn vroegste herinnering aan Hendrik Conscience heet: Verzameld Werk. Of liever, de ruggen van de boeken waarin dat verzameld werk afgedrukt was. De imposante rij stond opgesteld in de privé-muziekschool waar mijn ouders mij naartoe stuurden om piano te leren spelen. Ik was zes jaar.
De naam Conscience is ongetwijfeld een van de eerste moeilijke woorden die mij, prille lezer, op dat moment vooral nog prille speller, onder ogen kwamen. Dat ik zijn naam niet naar behoren kon uitspreken, hinderde me meer dan het feit dat de school ‘Ecole de Musique Mademoiselle Wouters’ heette en gelegen was in de Rue des Moutons, Louvain. Pas jaren later, mijn pianospel was inmiddels verschrompeld tot het begeleiden van Kortjakje en Hop Marianneke, stroop in ’t kanneke, pas vele, véle jaren later dus, begon ik vragen te stellen bij de anomalie, of als u het verkiest, ironie die schuilt in de combinatie Franstalig muziekonderricht in een Nederlandstalige stad, mét daarbij de verzamelde geschriften die een icoon van de Vlaamse beweging had geproduceerd. Kon Conscience voor Franstalige Vlamingen nog mee door de beugel, sterker, vonden Franstalige Vlamingen dat ze met Conscience mochten, nee, móésten pronken, nu hij dood was en onschadelijk?
Met het eigenlijke werk van Conscience heb ik kennis gemaakt, zoals het een Belgisch jongetje betaamt, via het stripverhaal De Leeuw van Vlaanderen, getekend door Bob de Moor. Ik zal een jaar of dertien, veertien geweest zijn toen ik zin kreeg om de échte De Leeuw van Vlaanderen te lezen. Mijn teleurstelling kan ik nog steeds niet beschrijven. Brij. Gezwel. Ondraaglijk bombast. Na drie bladzijden heb ik het meesterwerk van Conscience walgend van me afgeworpen. Nee, ik had anderen nodig die mij leerden lezen. Mijn leeshonger werd toen al gestild door voedsel als Pa Pinkelman en Heer Bommel.
Tijdens de voorbereiding van deze uiteenzetting heb ik De Leeuw van Vlaanderen nogmaals ter hand genomen en nogmaals kon ik niet anders dan het ding van me afduwen. Het was niet zozeer de nationalistische mythevorming die me stoorde. Andere mythevormende boeken heb ik gretig gespeld van a tot z en de kromme mythe uit De leeuw van Vlaanderen hebben anderen in mijn plaats vakkundig ontleed. Mijn irritatie was van een heel andere aard. Deze keer was Conscience er al na twee bladzijden in geslaagd mij tomeloos te vervelen. Kijk, dát vind ik nou onvergeeflijk. Een schrijver mag alles doen in zijn boeken, van het hoogste tot het laagste, bruut, precieus, sentimenteel, vies, vroom, barok, kaal, zakelijk, romantisch, werkelijk alles mag van mij, behalve één ding: de lezer vervelen. Het is een doodzonde waarvoor geen vergeving bestaat. Conscience bedrijft die zonde.
Voorspelbare tegenwerping: Conscience heeft zijn Leeuw niet voor kinderen geschreven. Dan heb ik hier een ander argument. Dat heet Tijl Uilenspiegel. Ook die verhaalstof heb ik als kind leren kennen, ook dankzij een strip, deze keer van Willy van der Steen. Het was geen album uit de reeks Suske en Wiske, het werd afzonderlijk uitgegeven en was ingekleurd in rood- en grijstinten. Jaren later kocht ik La légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au Pays de Flandres et ailleurs van Charles de Coster. Een titel als een programma, een loodzwaar programma, op het eerste gezicht even hoogdravend en nationalistisch als de Leeuw van Vlaanderen. Het is het soort titels dat me spontaan wantrouwen inboezemt. Ik nam het boek dan ook wederstrevend ter hand, alles in mij verzette zich, maar ik vond dat ik dit móést lezen, want het was een klassiek boek uit een van onze twee nationale literaturen. Ja, zo redeneerde ik toen nog. Hoever zou ik raken? Twee bladzijden. Drie? Ik heb de vijf delen verslonden zoals ik eerder indianenverhalen had verslonden of, laten we het hedendaags houden, zoals een kind nu Harry Potter verslindt. Met ingehouden adem en rode oren. IJzersterk verhaal, meesterlijk verteld.
Ik zit dus danig in mijn maag met de vraag: Hoe is het mogelijk dat iemand als Conscience, die zo slecht schreef, komaan, die allerbelabberdst schreef, grof hakhout, goedkope stroop, vervaarlijke gezwellen, dat zo iemand de reputatie heeft gekregen dat hij zijn volk leerde lezen?
De vraag valt uiteen in twee deelvragen: 1. Schreef Conscience werkelijk zo slecht? 2. Klopt het wel dat hij zijn volk leerde lezen? Het antwoord op deelvraag 1 is mijns inziens ja. Het antwoord op deelvraag 2 is mijns inziens nee. Ik ga nu in op vraag 1. Hier zou het moeten volstaan een willekeurige bladzijde uit het oeuvre van Conscience voor te lezen. Bijvoorbeeld uit Het IJzeren Graf.
Ik zie al van ver de argumenten aandragen om Conscience te verdedigen. Ten eerste, we weten allemaal dat het Nederlands in het nieuwe koninkrijk België een verdrukte taal was, zo verdrukt dat de machthebbers aarzelden of botweg weigerden het een taal te noemen, dat krioelende hoopje dialecten van Knokke tot Kinrooi, van Wuustwezel tot Watermaal. En áls die gribus al een naam kreeg, dan was dat zeker niet Nederlands of Nederduits. Vervolgens, waar zou Conscience een behoorlijk opleiding hebben gekregen? Ten slotte, waar zou Conscience literaire voorbeelden hebben gehaald?
De ondertoon is altijd dezelfde. Blijf met je fikken van onze Conscience af. Onze Conscience is een groot schrijver, ook al is hij een slecht schrijver. Daar kon de arme kerel namelijk niets aan doen. De kerel kon er wél wat aan doen en hij heeft het níét gedaan. De verdrukte taal. Klopt helemaal. Het mag een mirakel heten dat die taal erin geslaagd is haar rechten te veroveren, stuk voor stuk, en dat dat gebeurd is op democratische en vredelievende wijze. Ik hoor níét bij degenen die de taalstrijd minachtend afdoen als achterlijk folklore, integendeel.
Bedenk toch even dat onze taal, of wat er in België van overschoot, het moest het opnemen tegen wat toen de universele taal van de elite was, in Europa en ver daarbuiten, een taal bovendien waarin een briljante en waarlijk grote cultuur tot uitdrukking kwam. Als je ziet hoe heden ten dage Vlaanderen in het stof kruipt voor een andere grote taal … ik denk dat wij, Vlamingen, met onze geschiedenis, ons zoiets niet kunnen veroorloven. Het zal onze zeer Vlaamsvoelende machthebbers een rotzorg zijn.
Over het gebrek aan opleiding kan ik kort zijn. Schrijven is een ambacht waarvoor nauwelijks formele opleiding bestaat. Ja, op Angelsaksische campussen, maar van de resultaten kan ik maar niet onder de indruk komen. Opleiding is niet het obstakel, althans niet een obstakel waar je niet overheen kunt. Conscience had zijn talen met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen geleerd. Als schrijver is hij zelfs begonnen in het Frans. Dat hij daarna gekozen heeft voor een soort Nederlands, daar moeten we respect voor opbrengen. Maar wij, Vlamingen, zouden beter ermee ophouden te denken dat Conscience de taal van het volk heeft gekozen. Het soort Nederlands dat Conscience schreef had niéts, maar dan ook helemaal niets met de taal van het volk te maken. Wie dat beweert, beledigt de volkstaal.
Hij was ook niet in staat om met vrucht zijn voorbeelden te imiteren, wat vaak de eerste stap is die een jong, begaafd schrijver zet in de literatuur. Walter Scott zou zijn voorbeeld zijn geweest. Ja, ja. U kent vermoedelijk wel de grap van de muis en de olifant die door het woestijnzand liepen. Wij maken toch veel stof, hè, zei de muis.
Hád Conscience nou maar de taal van het volk geschreven en niet het slijmerige afkooksel dat daarvoor moest doorgaan, er had misschien een groot schrijver uit hem kunnen groeien, zo een van wiens boeken dat volk maar niet genoeg kon krijgen. Naar het schijnt werd de kleine jongen Conscience door zijn vriendjes zéér gewaardeerd als verteller. Maar dan wel in het plat Antwerps, tenminste, dat moeten we wel aannemen. Had hij maar geschreven in een taal die naadloos aansloot bij dat krachtige Brabantse idioom van zijn geboortestad. Waarom is Conscience zijn schrijverswijsheid niet gaan halen in Nederland? Zat Consciences afkeer van Nederland te diep, na zijn ervaringen in de jaren 1830? Of waren er in Nederland helemaal geen voorbeelden die je de moeite waard kon noemen om na te volgen? Nou vráág ik u! Lees een willekeurige bladzijde van Multatuli hardop en onmiddellijk daarna een willekeurige bladzijde van Hendrik Conscience. Als je nog enige Vlaamse trots over hebt in je Vlaamse lijf, dan overtijgt toch het schaamrood je wangen. Dit kun je met goed fatsoen niet vergelijken! Het proza van Multatuli bevindt zich op duizelingwekkende hoogte én tegelijkerijd te midden van ons, ook vandaag nog. Het proza van Conscience ligt op de bodem van een ravijn. En dat willen wij dan om der wille van armtierige, zogezegd Vlaamse trots opkrikken tot iets, ja, tot wat? Tot iets waar de wereld ons om benijdt? Tot boven op de Parnassus der Vlaamse Letteren? Dan is die Parnassus een molshoop hoog.
Maar gelukkig, gelukkig – wat prijs ik me zalig – gelukkig bestaat er helemaal niet zoiets als Vlaamse letteren. Er bestaat alleen een Nederlandse literatuur en wij, Vlamingen, zouden iedere ochtend die ouwe schurk Douwes Dekker op onze blote Vlaamse knieën moeten danken omdat ook wij deel mogen hebben aan zijn schitterende geschriften. Dat ze ook van ons zijn, dankzij de eenheid van de Nederlandse taal. Waarom, o wrede, onrechtvaardige goden, waarom mocht Multatuli ons volk niet leren lezen?
Zo ben ik beland bij deelvraag 2: Klopte het wel dat Conscience zijn volk leerde lezen? U denkt misschien dat ik die vraag al lang en breed hebt beantwoord, maar nee, dat heb ik niet. Het is niet omdat iemand slecht schrijft, dat hij niet wordt gelezen. Denk aan Konsalik. Misschien is het wel écht zo dat Conscience ooit de lievelingsschrijver was van massa’s eenvoudige mensen. Een mevrouw met wie ik geregeld samenwerk, vertelde me dat haar grootouders weinig geletterd waren. Ze konden moeizaam lezen, ze konden hun handtekening zetten, maar dat was het dan ook. Echt schrijven konden ze niet. Toen ze bejaard waren, zaten ze hele dagen voor het raam … te lezen. Ze hadden min of meer het volledige verzamelde werk van Conscience in huis, tweedehands, goedkoop, en dat lazen ze van het begin tot het eind. Waren ze bij het laatste boekdeel beland, dan begonnen ze weer van voren af aan. Enzovoort. Het is de natte droom van iedere schrijver, zoiets.
Tevens maant het mij aan tot terughoudendheid. Tot voorzichtigheid in mijn stellingen. Schreef Cosncience dan werkelijk zo slecht? Of waren zijn verhalen zo op maat van zijn potentiële lezers geschreven dat die dwars door zijn onmogelijke stijl heen konden kijken en tóch geboeid raakten? Of lazen ze Conscience omdat ze niets anders voor ogen kregen? Wat of wie heb je nodig om een volk te leren lezen? Zijn het grote schrijvers? Nauwelijks. Of zelfs helemaal niet.
Stel nou even dat Conscience een zijn beste jaren had besteed aan een grootscheepse campagne ter invoering van de leerplicht, met de voor mij nog steeds bewonderenswaardige en ontroerende middelen die de geest der negentiende eeuw vereiste, massaoptochten, plechtige toespraken, wouden van vlaggen, epische romans en heftige toneelstukken, ik zou diep het hoofd het hoofd buigen, ik zou met geen woord reppen van zijn onleesbare romans, ik zou met luider stemme t’allen kant over onze weiden als wiegende zeeën verkondigen:
Echter, dat alles is niet gebeurd.
Dus. Hoe leer je een volk lezen? In de zestiende eeuw moesten in Genève alle jongens én alle meisjes ten minste leren lezen, want iedereen hoorde de bijbel te lezen. Predestinatie of niet, je eeuwige zaligheid stond op het spel. Ik weet nou niet of het destijds zo prettig was om in het calvinistische Rome, in Genève dus, te wonen, maar lezen leerde je er wel. Niet alleen de calvinisten, ook de lutheranen hechtten het grootste belang aan bijbellectuur voor iedereen. Van Maarten Luther kun je misschien zeggen dat hij de mensen in Duitse landen heeft leren lezen, door middel van zijn geniale bijbelvertaling. Afkeer, minachting, spot, dat hoor ik vaak als Nederlanders spreken over het calvinisme. Zij vergeten dan toch dat die vorm van protestantisme in de zestiende, zeventiende eeuw een heuse bevrijdingsbeweging gestuwd heeft.
Wanneer na 1618 de bijbel uit de oorspronkelijke talen wordt omgezet in onze Nederlandse taal, zien we een arbeid waarvan wij het baanbrekende gehalte nauwelijks kunnen overschatten. De zeer ten onrechte gesmade calvinisten maakten het mogelijk dat het volk leerde lezen. Die drang van de calvinisten om ten eerste, de bijbel in de volkstaal ter beschikking te stellen van, ten tweede, iedereen die kon lezen, zodat, ten derde, iedereen ook moest leren lezen, was zonder meer revolutionair. Het doet me denken aan de groots opgezette alfabetiseringscampagne in Cuba, toen Fidel Castro, nog jong, mooi en idealistisch, pas dictator Batista had verjaagd. De Cubaanse alfabetisering slaagde volkomen. Omstreeks dezelfde tijd kon in Portugal meer dan veertig procent van de bevolking niet lezen, ondanks Pessoa.
Om een volk te leren lezen heb je heel wat anders nodig dan één invloedrijke schrijver, want dat Conscience zijn tijdsgewricht beïnvloed heeft, zal niemand betwisten. Wie heeft het Vlaamse volk leren lezen? Als het gaat om pure alfabetisering, maar ook als het erom gaat om mensen ertoe te brengen graag boeken te lezen, moeten we hulde brengen aan hen die het echte werk hebben gedaan, onverdroten, tientallen jaren lang, vaak tegen bot onbegrip en taaie weerstand in. Wie heeft het volk leren lezen? De onderwijzers en de onderwijzeressen, vooral die van de lagere school, vooral die in kleine dorpen en in arme stadsbuurten, vandaag zouden we zeggen, vooral zij in les geven in zwarte scholen. Laten wij het standbeeld van Conscience omsmelten en in zijn plaats, uit hetzelfde brons, een nieuw beeld maken, een dubbel beeld ter ere van de meester en de juf. Ter ere van de onderbetaalde idealisten. Zij hebben de slimme, nieuwsgierige kinderen die thuis niets meekrijgen stiekem goeie boeken toegestopt, net zoals de mensen die de kleine bibliotheken openhielden.
Wil dat verdomde Vlaamse volk, willen die ondankbare loeders nog wel lezen?
Niet meer of niet minder dan pakweg tien of twintig of dertig jaar geleden. Zowel de boeken als de verleidingen buiten de boeken zijn talrijker geworden. Probeer niet op te boksen tegen elektronisch geweld, je ligt voor het einde van de eerste ronde geschonden in de touwen. Probeer niet mee te heulen met elektronisch geweld, je eindigt in een morsige steeg tussen de vuilnisbakken. Wij, schrijvers, hebben één verdomde plicht: goede boeken schrijven, of het volk die nou leest of niet, tegen de draad of niet, goede boeken.
Zouden we zonder Conscience niet zo ver staan als we nu staan? Met andere woorden, zou Conscience een diepgaande en blijvende gunstige invloed hebben uitgeoefend op de Vlaamse emancipatie? Ik weiger dat aan te nemen. Ik moet zelfs de neiging onderdrukken om te zeggen: we zouden zonder hem veel verder staan. Er bestaat een theorie dat de ware schrijver ook altijd veel schrijft. Ik ben het daar niet mee eens. Je hebt verzameld werk dat de dikte heeft van een timmermanspotlood, neem Nescio, of verzameld werk waaronder je boekenkast inzakt, neem Simenon. Heeft geen enkel belang. De ware schrijver is hij of zij die goed schrijft, of het nu veel is of weinig.
Hugo Claus wist heel goed wat hij deed toen hij zich liet fotograferen in omstrengeling met Hendrik Conscience. Claus had een uiterst gevoelig zintuig voor mythes en mythevorming. Aan Conscience kleven twee mythes. Het zijn twee kromme mythes. Er is De Leeuw van Vlaanderen. In hoever heeft Conscience zelf bewust op mythevorming op aangestuurd? In hoever paste die bij het tijdsgewricht, zowel binnen België als daarbuiten? In hoever hebben anderen daar achteraf gebruik van gemaakt?
Dan is er de tweede mythe en die is al even krom: hij leerde zijn volk lezen. Het volk las niet en het leest nog steeds veel minder dan een gemiddelde taalgenoot ten noorden van de rijksgrens. Wie dan toch las, had het niet geleerd van Conscience, maar, ik zei het al, van bescheiden mannen en vrouwen in onze dorpen en stadswijken, uit honderden andere boeken. Conscience was misschien dan wel een tijdlang de enige die de potentiële Vlaamse lezers aangeboden kregen, maar daar hoeven we niet trots op te zijn. Dat was een gevolg van een diep gewortelde afkeer van emancipatiemogelijkheden die wel uit het noorden moesten komen. Dat kwam omdat men, uitzonderingen niet te na gesproken, weigerde de fundamentele eenheid van de Nederlandse taal echt te aanvaarden, een weigering die van voor tot achter anti-emancipatorisch was en het nog steeds is. Het was Vlaams angstzweet, het was Vlaamse myopie, het was Vlaamse armoede. Machthebbers, zowel geestelijke als wereldlijke, zowel Vlaamse als francofone, hadden daar alle belang bij, machthebbers die hun greep op de kleine man en vrouw niet wilden lossen en die dus als de dood waren voor alles wat maar in de verste verte naar emancipatie zweemde.
Een kromme mythe is altijd een wapen in een machtsspel, groot machtsspel, klein machtsspel, altijd blijft de mythe krom. Dat Hendrik Conscience zijn volk leerde lezen, is zo’n kromme mythe. Wij, Vlamingen, moeten met die mythe leven. Wij kunnen niet ongedaan maken dat ze ooit de wereld betrad, ons onooglijk stukje wereld dat nu door een speling van het lot Vlaanderen heet, en dat die mythe hier tientallen jaren bleef rondwaren.
Maar ze begroeten? Nee.
Ze toejuichen? Nooit.
Dat is wel het minste dat we verschuldigd zijn aan al die duizenden mensen die werkelijk geprobeerd hebben onze voorvaderen te leren lezen.
Schrijver-socioloog Geert van Istendael (Ukkel, 1947) bracht een deel van zijn jeugd door in Utrecht. Hij schreef boeken over Nederland en België en de onderlinge relatie tussen de twee landen. Vorige maand hield hij in Leiden de Huizinga-lezing 2012, over de verdwijnende sociale zekerheid in de EU.