De hitte in de steden is niet te harden, drones bewaken de straten, bedrijven hebben de openbare diensten overgenomen. Jens Meijen laat in zijn debuutroman De lichtjaren geen twijfel over zijn positie als schrijver. YANNICK DANGRE zocht hem op. ‘Er zullen er miljarden sterven als we niets doen.’
‘Mensen vragen me vaak hoe ik zulke verschillende dingen tegelijk kan doen, maar voor mij zijn ze allemaal één. Het zijn gewoon andere manieren om dezelfde ideeën te uiten,’ zegt Jens Meijen over zijn talrijke identiteiten.
We spreken elkaar in zijn werkplek Leuven, waar hij heen pendelt vanuit Sint-Truiden. Hij groeide op in het Limburgse Beringen, waar hij een gemoedelijke jeugd kende en op hoog niveau basketbalde, tot blessures, hij was achttien, roet in het eten gooiden. Meijen, die het klassieke parcours doorliep van verhalen schrijven als tiener via publicaties in literaire tijdschriften tot een volwaardige dichtbundel en roman, houdt nog steeds van de Limburgse rust, alsof die zijn daadkracht moet compenseren. De wereld trekt immers voortdurend aan zijn mouw.
‘Alles wat ik doe, is betrokken op de wereld, zonder dat ik daar doelbewust voor kies’, zegt Meijen. ‘Als kind al las ik de kranten en greep de actualiteit me aan. Dat ik, na mijn opleiding taal- en letterkunde, nog een doctoraat begon in de politicologie, voelde logisch. Mijn twee grote passies kwamen samen, want ik kon de technieken van tekstanalyse toepassen op het discours van politici. Daar gaat mijn proefschrift ook over: welke retorische technieken gebruikt het populisme en hoe oefent het zijn invloed uit op talloze domeinen, van klimaatbeleid tot digitale diplomatie. Voor mij is het populisme, samen met het klimaat, de grote uitdaging van deze tijd.’
Meijen koppelt de twee doelbewust aan elkaar, want het opportunisme en kortetermijndenken van de populisten vormen fundamentele hinderpalen om een goed langetermijnbeleid te ontwikkelen. En laat nu net dat door de klimaatcrisis crucialer en existentiëler zijn dan ooit. We moeten nú een doordacht langetermijnbeleid voeren als we nog een kans willen maken om de aarde leefbaar te houden. ‘Als soort redden we het wel,’ analyseert Meijen nuchter. ‘Een paar duizend mensen is volgens de wetenschap genoeg om de hele aarde te herbevolken, maar er zullen er miljarden sterven als we niets doen.’
‘Mijn generatie is het doemdenken voorbij. We bereiden ons mentaal en praktisch al voor op een wereld met minder’
Het klinkt alarmistisch, maar Meijen wil juist niet meegaan in het doemdenken en in de verlammende angst die mensen zich laten aanpraten. ‘In essentie is het eenvoudig: we moeten collectief aanvaarden dat we na de glorietijd van de mensheid leven en dus aan welvaart zullen moeten inboeten. En dat is niet eens zo’n ramp. Het is perfect mogelijk om het met minder te doen. Ik heb het gevoel dat die mentaliteitswissel bij mijn generatie al bezig is: minder consumeren, minder vlees eten, meer tweedehands dingen kopen, cohousing, etc. Ik huil op dat vlak niet mee met de wolven in het bos of met vorige generaties, die op het toppunt van de geschiedenis leefden en soms niet lijken te begrijpen hoeveel moeilijker het vandaag is: van een huis kopen tot je staande houden in een digitale wereld die je dagelijks bombardeert met een hoeveelheid beelden waar een menselijk brein helemaal niet voor gemaakt is. Hoe dan ook denk ik dat mijn generatie het doemdenken voorbij is. Wij bereiden ons mentaal en praktisch al voor op die wereld met minder. Dat kunnen we trouwens beter dan we vaak denken. De mens is een inventief dier, met een haast grenzeloos aanpassingsvermogen. Hoe slecht de omstandigheden ook zijn, we zullen altijd wel iets vinden om geluk en betekenis uit te puren. Dat gold voor de Oude Grieken, de middeleeuwers en voor ons vandaag, hoe anders de omstandigheden ook waren. Dat is trouwens hoe je geluk vindt: je aanpassen aan de situatie.’
Tot zover Jens Meijen de politicoloog, al raakt dat laatste punt aan zijn literatuur. Want ook zijn personages, in gedichten en roman, voegen zich, met een mengeling van woede en gelatenheid, naar de veranderde omstandigheden. Expliciete politieke analyses blijven daarbij achterwege; in zijn poëzie en proza gaat Meijen onderzoekender te werk. Esthetischer ook, want hij beleeft naar eigen zeggen aan niets zoveel plezier dan aan een krachtig beeld of een ritmisch vers. Maar het menselijke primeert.
In De lichtjaren voert Meijen een wereld op waarin de huidige evoluties zijn doorgetrokken: de hitte in de steden is nauwelijks te harden, drones bewaken de straten, bedrijven hebben de openbare diensten overgenomen. Toch passen de twee hoofdpersonen, die worstelen met een gefnuikte kinderwens, zich aan en vinden ze geluk in kleine dingen, zoals een avond met vrienden. ‘In mijn literatuur ontrafel ik de verhoudingen tussen mensen en zoek ik naar de dingen waar we betekenis uit putten. Dat is de essentie van mijn werk: wat betekent het, in welke omstandigheden dan ook, om mens te zijn?’
Meijen wil dan ook absoluut niet voor klimaatschrijver versleten worden. ‘Het klimaat is slechts het decor, de gegeven omstandigheden. Als elke roman waarin het klimaat een rol speelt, een klimaatroman is, dan kun je over dertig jaar trouwens alleen nog maar klimaatromans schrijven – tenzij je een historisch boek schrijft,’ zegt hij met een boutade.
Behalve een zoektocht naar betekenis is het werk van Meijen, en zeker zijn recentste dichtbundel Sunset Industries, ook een zoektocht naar hoe je niet te laten verlammen door de toestand. Maar gelooft hij, de onderzoekende optimist, de poëtische pragmaticus, dat het ons effectief zal lukken om de situatie om te keren en met minder welvaart genoegen te nemen? ‘Als ik eerlijk ben, vrees ik ervoor,’ bekent Meijen. ‘De mogelijkheden voor een ommezwaai zijn aanwezig, maar de waarheid is dat te veel mensen hun individuele wensen niet opzij willen zetten voor het goed van de soort. Of zelfs maar voor hun eigen achterkleinkinderen. We slagen er niet in om generatieoverschrijdend te denken, zeker niet op politiek niveau. Terwijl dat onze hoofdzorg zou moeten zijn: hoe kan ik een goede voorouder worden voor mijn kleinkinderen en daarna? Momenteel schrijf ik aan een non-fictieboek dat op die vraag een antwoord wil bieden.’
Non-fictieschrijver, nog een extra petje voor duizendpoot Meijen. Ondertussen heeft hij ook dat van consultant al op; naar zijn overtuiging kan artificiële intelligentie ons helpen in die strijd. ‘Artificiële intelligentie wordt nu vooral als een bedreiging gezien, maar we kunnen AI ook positief inzetten. Ze biedt eindeloze didactische mogelijkheden, bijvoorbeeld door complexe klimaatmodellen om te zetten in mensentaal, zodat je kan illustreren wat het nu écht betekent voor mensen als beleid A of B wordt gevoerd. Zo kunnen we de steun voor beleid vergroten, of bijvoorbeeld tekstgeneratoren als ChatGPT veiliger en verantwoord gebruiken. Dat is wat ik met mijn AI-consultancybedrijf doe: overheden en bedrijven helpen om AI positief in te zetten.’
Zo is hij, in zijn literatuur, zijn proefschrift en zijn consultancycarrière, voortdurend bezig met de toekomst. Dat hij het uiteindelijk slecht ziet aflopen, houdt hem niet tegen. Of althans niet meer. ‘Tijdens mijn studies werd ik vaak verlamd door het idee van mijn eigen eindigheid, want wat is het punt van iets te doen als je toch doodgaat en iedereen je uiteindelijk vergeet? Te veel Beckett gelezen, zeg maar,’ glimlacht hij. ‘Gelukkig heb ik daarin rust gevonden. Ik kan nu erkennen dat het leven ooit eindigt, maar tegelijk iets betekenisvol doen waar ik voldoening uit haal.’
Jens Meijen (Herk-de-Stad, 1996) is dichter, romancier en nog veel meer. Nadat hij in 2016 de eerste Jonge Dichter des Vaderlands van België werd, debuteerde hij in 2019 met de dichtbundel Xenomorf, waarvoor hij de C. Buddingh’-prijs kreeg. Twee jaar later volgde zijn eerste roman De lichtjaren. Inmiddels heeft hij ook een tweede dichtbundel uit, promoveert als politicoloog aan de KU in Leuven en heeft zijn eigen AI-consultancybedrijf.
Elders
het gebeurt zo:
een algoritme laat de avond vallen
over huizen ongedeerd
iemand zweeft als de maan boven een ziekenhuis
ergens in een verstedelijkt dorp
waar peuters tot laat in de wachtzaal spelen:
ze zijn gezond, hebben vroeg geïnvesteerd in Bitcoin
het gebeurt dat elders
een tuin onder water staat
de vissen kruipen de huizen in
ziek van grachten, salpeter, oud hout
handenvol organen, geoogst van de vissen,
liggen te zingen op de drempels van de huizen
verderop liggen binnensmonds de kinderen verspreid
het wuiven van bomen als wiegjes
het ruisen van wind door prikkeldraad
het gebeurt pas
wanneer je niet meer de adem van een ander naast je hebt
maar in plaats daarvan een vlammende raket onder het laken
de pluimstaart speels, een jong vosje
en onder het kussen een kogel
waar ooit een losse melktand lag
zo overvalt je de gedachte
nog steeds is alles ongedeerd
nog steeds zijn hier de straten stil en oeverloos
nog steeds geen gehuil van bedden die slapers missen
nog steeds hier de kinderen ongedeerd
de huid glad, de ogen droog
het gebeurt boven het bed, boven de vloer van halfvergane planken
ergens in de lucht
daar schuilt een dorst die geen getijden kent
elders in de lucht
het vliegen van vonken die nooit zullen landen
het wuiven van bomen als wiegjes
het ruisen van wind door prikkeldraad
JENS MEIJEN
Uit: Jens Meijen, Sunset Industries
Amsterdam, De Bezige Bij, 2023