2007 was het jaar van drie grote Europese kunstmanifestaties die zelden in één jaar samenvallen. In het augustusnummer besteedde Zuiderlucht aandacht aan het tienjaarlijkse Skulptur Projekte Münster. In deze editie vergelijkt Erik J. de Jong de edities van Documenta Kassel (elke vijf jaar) met de Biënnale van Venetië. Over het (niet) relativeren van de Grote Namen in de kunst.

Wat is de betekenis van deze bijeenkomst?

Kassel is een saaie stad, maar geldt, vanwege Documenta, eens in de vijf jaar nog steeds als hét kunstcentrum van de wereld. Ooit gesitueerd aan de grens met Oost Duitsland, was deze spraakmakende kunstmanifestatie jarenlang een vooruit geschoven post van het vrije, autonome denken in het Westen.
In het centrum van Kassel ligt het oudste kunstmuseum in Europa: het Fridericianum (1779), dat sinds 1955 het hart van Documenta vormt. De andere, steeds wisselende tijdelijke tentoonstellingslocaties liggen door de stad verspreid.
Het hoort een beetje bij Documenta dat er aanvankelijk veel kritiek is op de hoofdcurator: Rudi Fuchs (1982), Jan Hoet (1992), Catherine David (1997) en Okwui Enwezor (2002), allemaal moesten ze het ontgelden.
Dat gold ook nu weer voor het curatorenechtpaar Roger M. Buergel en Ruth Noack. En laten we wel zijn: in zekere zin is die kritiek legitiem. Want is het wel verstandig om één persoon een theoretisch tentoonstellingsconcept uit te laten voeren waarbinnen de kunstwerken gedegradeerd raken tot illustratiemateriaal?
Buergel en Noack stelden drie vragen aan het publiek. Allereerst werd het begrip moderne kunst aan de orde gesteld, met de nadruk op ‘modern’. Wat is dat eigenlijk? En… kan iets dat niet modern lijkt, misschien toch wel kunst zijn? Ten tweede werd de vraag opgeroepen waar een ieder het recht vandaan haalt om te oordelen. Over kunst, over anderen, over zichzelf…
Ten slotte concentreerde Documenta 12 zich op kunst als pedagogische ervaring in zichzelf. Door kunst kun je leren.

Wie niet van voetballen houdt kwam bedrogen uit tijdens deze twaalfde editie van Documenta. Eén van de eerste kunstwerken in het Fridericianum toonde namelijk videobeelden van een voetbalwedstrijd. ‘Deep Play’ van Harun Farocki (1944) ging over de finale van het wereldkampioenschap in 2006 tussen Frankrijk en Italië: tevens de ‘grand finale’ van de carrière van stervoetballer Zinédine Zidane. Zoals bekend werd de halfgod Zidane vanwege een kopstoot in de 110e minuut van het veld gestuurd.
Zidanes tegenspeler Marco Materazzi zou volgens de media zijn zus of zijn moeder “een Marokkaanse hoer” hebben genoemd. Maar had Zidane daarmee automatisch het recht om hem fysiek geweld aan te doen?
De scheidsrechter wees hem met een enkel gebaar terecht, maar was dat ook terecht? Zidane was toch de ultieme ‘good guy’? Zijn fascistoïde tegenstander had toch de fout gemaakt? Farocki’s film toonde de wedstrijd vanuit verschillende standpunten: de televisieregisseur, de schematische spelanalyse, de cameraman, de televisiekijker, de toeschouwer op de tribune, de computergamer en de gamedesigner: de complexe problematiek van (on)macht en (on)recht teruggebracht tot de context van een spel.
“Why are you here (…), what is the meaning of this gathering? (…) Speak out! Speak out! For thou art thy whitness.” Zo begint het monumentale videowerk ‘Retake and Evidence’ van James Coleman (1941). De Amerikaanse acteur Harvey Keitel, die de rol van Captain Willard vertolkte in Francis Ford Coppola’s ‘Apocalypse Now’, reciteert op gedragen toon Shakespeare-achtige teksten terwijl hij door Coleman in een kunstmatige ruimte is geplaatst. De acteur overpeinst zijn eigen onmacht om iets te stellen tegenover alle rampspoed waar hij ooggetuige van is geweest.
Het geheel had iets weg van Jeremia’s klaagzang over het verval van Jeruzalem.
Door ‘Remake and Evidence’ werd de bezoeker zich pijnlijk bewust van het feit dat hij net als de acteur ooggetuige is van veel rampspoed, maar tegelijkertijd is hij getuige van zijn eigen onmacht.
Het Kulturzentrum Slachthof ligt in een buitenwijkje waar veel allochtonen wonen. Bij de ingang hing een A4tje met informatie van de Jugendmigrationsdienst aan de muur geprikt: ‘Migration Erstberatung’. In de muffe kelder van het cultuurcentrum draaide de film ‘Them’ van Artur Zmijewski (1966).
Zmijewski behandelde in deze film de beladen politiek-culturele situatie in het Polen van nu. Vier verschillende groepen mensen met uiteenlopende idealen (nationalisme, katholicisme, jodendom, vrede, seksuele bevrijding) kregen de opdracht om Polen met één beeld te visualiseren. Een felle beeldenstrijd was het gevolg, waarbij de een de ander probeerde te overtuigen van de ‘eigen’ idealen.
Het waren vooral de verbindingen met andere kunstwerken die telkens gelegd konden worden, die de ervaring van wat je gezien had bijzonder maakten. De rampspoed die de Poolse jongeren veroorzaakten was in feite dezelfde waar Harvey Keitel het in ‘Retake and Evidence’ over had.
Als bezoeker stond je bij het kijken naar ‘Them’ min of meer automatisch aan de kant van de good guys, totdat je merkte hoe vooringenomen zo’n standpunt eigenlijk is. Het waren juist de good guys die als eersten overgingen tot fysiek geweld en destructie. Net als Zinédine Zidane in ‘Deep Play’ ging het bij ‘Them’ over de vaak diffuse verhouding van (ver)oordeling, (on)macht en (on)recht.
Het is duidelijk. Niet alleen degene die niet van voetballen houdt kwam bedrogen uit tijdens een bezoek aan Documenta 12. Ook degene die op zoek ging naar de op zichzelf staande beeldende kracht van het kunstwerk die de voorwaarde zou kunnen vormen voor grootse en intense momenten van ontroering, kwam bedrogen uit.
Documenta 12 was dan ook meer dan ooit een ‘exhibition séminaire’, een strak geregisseerd Gesamtkunstwerk waarbinnen situaties werden geschapen die het noodzakelijk maakten posities in te nemen en partij te kiezen.
.
Venetië levert eens in de twee jaar het oermodel van iedere artshow: de Biënnale.
Maar Venetië – die prachtige stad – verdwijnt langzaam maar zeker onder de zeespiegel. Althans, als we niet oppassen. Deze wetenschap heeft al jaren gevolgen voor het massatoerisme, maar wat betekent dat voor de kunst?
Gezien de pretentie die de Biënnale nog altijd uitstraalt, waarbij er niet voor wordt teruggeschrokken de Grote Namen nog maar eens van stal te halen (terwijl de Documenta het belang van die Grote Namen juist probeert te relativeren), lijkt men zich nergens zorgen over te maken. Giovanni Anselmo, Ilya Kabakov, Louise Bourgeois, Daniël Buren, Gerhard Richter, Bruce Naumann, Elsworth Kelly, Sol Lewitt, Robert Ryman, Susan Rothenberg, Sigmar Polke. Het zag er allemaal geweldig uit!
De Amerikaan Robert Storr, algemeen beschouwd als bruggenbouwer tussen de museum- en academiewereld, mocht zich in Venetië deze zomer directeur noemen.
Het tentoonstellingsconcept, zoals dat door hem zelf werd beschreven, haakte vooral in op het concept dat Okwui Enwezor in 2002 al had bedacht voor Documenta 11, met veel aandacht voor de Nieuwe Wereld. En ook Storr stoeide met het begrip moderniteit, net als Buergel dit jaar in Kassel.
Uiteindelijk viel er onder het motto van deze Biënnale, ‘Think with the senses, feel with the mind’ wel veel te zien waar je louter door het beeld van onder de indruk raakte. Waar je, zogezegd, regelmatig “met je bek vol tanden staat”.
Maria Hlavajova, artistiek directeur van kunstcentrum BAK in Utrecht en Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven en twee jaar geleden artistiek leider van de Biënnale van Istanbul, kozen voor Aernout Mik (1962, Groningen) om ons land dit jaar in Venetië te vertegenwoordigen. Miks monumentale videowerken waren de laatste jaren regelmatig in de Nederlandse musea te zien.
In het Nederlands paviljoen realiseerde Aernout Mik de installatie ‘Citizens and Subjects’, die dit najaar een voortzetting mee zal maken in Nederland.
Het werk toont films die vanuit verschillende standpunten, zoals we dat van Mik gewend zijn, de werking van een politiestaat laten zien: de beklemmende confrontatie van onderdrukte mensen zonder rechten (subjects) met degenen die zich tot de bevoorrechten mogen rekenen (citizens). Geënsceneerde beelden die uiteindelijk sterk deden denken aan de beelden die Harun Farocki in Kassel opriep met ‘Deep Play’, en die bij menig bezoeker zowel emotionele betrokkenheid veroorzaakt zullen hebben, als ook gevoelens van grote onmacht.
Miks ‘Citizens and Subjects’ sloot naadloos aan bij de centrale vragen die door Documenta 12 werden opgeroepen. Het grote verschil was dat de Biënnale bij het beantwoorden van deze vraag beperkt bleef tot fragmentarische uitspraken: tot het Nederlands paviljoen in dit geval. Documenta 12 daarentegen was een wijd vertakt netwerk dat uiterst rationeel en met grote precisie tot stand is gekomen.

* Beeld uit ‘Deep Play’ van Harun Farocki.

Erik J. de Jong is beeldmaker en docent kunsttheorie aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Maastricht.