‘Hoe diep moeten we gaan, Wido?’
Getweeën staan we aan de rand van de bouwput, de archeoloog en ik. Hij komt namens de gemeente onderzoeken of er restanten van vroeger in de bodem zitten.
‘Hoe diep? Wie is er hier de archeoloog? Jij of ik?’. Het is een antwoord dat hij zelf ook had kunnen bedenken.
Even later gaat hij, samen met een flukse stagiaire, aan de slag. Aan het eind van de dag is het klaar. Binnen een week ligt de rekening in de bus: 6.013,70 euro. >>
U bent geneigd dit niet te geloven. Ik ook. Niet toen het zich afspeelde, intussen bijna twee jaar geleden. Nu nog steeds niet.
Het ging in fases. Eerst betaalde ik 617,10 euro voor een Plan van Eisen, en vervolgens 5.396,60 euro voor het onderzoek zelf. Het rapport van hun bevindingen zou me nadien worden toegestuurd.
Er werd niets gevonden, geen resten van botten, munten, keramiek, geen Duitse legerhelm of Merovingische latrine. Niets. Hij zou het melden aan de bevoegde instanties, de bouw kon verder. Hoera.
Dat het graafwerk niks opleverde, was niet zo vreemd. De vorige eigenaar van het perceel had, na de sloop van schuren en stallen en het afgraven van de bovenste laag grond, ook al archeologisch onderzoek moeten laten doen. Zonder resultaat. Toch was nieuw onderzoek geboden. Mijn kelder ging namelijk veertig centimeter dieper dan het oude onderzoek. Wie weet wat in die laag, amper een laars diep, aan scherven en diademen zou kunnen zitten.
Niks dus. Of ik binnen veertien dagen die 6.013,70 euro wilde overmaken.
Dat was toen. Nu, zittend in mijn inmiddels voltooide huis, uitkijkend op een kale, winterse tuin, denk ik: hoe zou het, twee jaar na dato, toch zijn met dat archeologierapport van 6.013,70 euro?
Ik stuur een email naar de archeoloog.
Het antwoord: ‘Wij gaan er werk van maken.’
Ik: ‘Er is dus helemaal geen rapport?’
Hij: ‘Ik moet helaas bekennen dat dat zo is.’
U bent geneigd dit niet te geloven. En toch is het zo. In februari 2022 heb ik 6.013,70 euro betaald voor een rapport dat nooit is opgesteld. Als ik in een vervolgmail het woord ‘wanprestatie’ laat vallen, komt de tegenaanval: ‘Daarbij zijn de kosten van de uitwerking hoger dan wat u heeft betaald.’
Hier is niet alleen een archeoloog, maar ook een waarzegger aan het woord. Hij moet nog aan de rapportage beginnen, maar weet nu al dat die duurder gaat uitvallen dan die 6.013,70 euro die hij al bijna twee jaar in de pocket heeft. Ik mag in mijn handen wrijven met mijn factuur van .6.017,30 euro. Het was echt een koopje.
Ik herinner me een mail van enkele maanden dáárvoor, toen ik, onwetend van wat komen ging, informeerde wat dat nou kostte, zo’n archeologisch onderzoek. Het antwoord: ‘Rond de 3000 als niets wordt aangetroffen, en 5000 als wel archeologie wordt aangetroffen.’
Als archeoloog en waarzegger zal hij zijn kwaliteiten hebben, een groot boekhouder is er niet aan hem verloren gegaan.
Of juist wel.
Op de vraag of archeologie-onderzoek een publiek belang dient, zal ieder weldenkend mens met ‘ja’ antwoorden. Waarom, luidt dan de vervolgvraag, krijgt iemand die een huis bouwt een archeologiefactuur in de bus met het obscene bedrag van 6.013,70 euro?