Bands dromen ervan: optreden met een symfonieorkest. Voor Jodymoon wordt het werkelijkheid. De Maastrichtse band treedt op 7 januari met de Philharmonie Zuid-Nederland op in het eerste Zuiderlucht Nieuwjaarsconcert. ZL-hoofdredacteur Wido Smeets, een fan, zocht hen op. “Intussen hoor ik dat Johan aan het arrangeren is en dan denk ik alleen maar: dit wordt zó ontzettend mooi.”
In 2016 bestaat Jodymoon tien jaar. Nu al beschouwen Digna Janssen (zang, toetsen) en Johan Smeets (gitaar, percussie, zang) het concert met de Philharmonie Zuid-Nederland als een hoogtepunt én een ijkpunt. Een terugblik in trefwoorden.
2006
Johan: “Eigenlijk is Jodymoon al in 2001 ontstaan. In dat jaar leerde ik Digna kennen, en al gauw begonnen we samen liedjes te schrijven.”
Digna: “We schreven ze voor ons tweeën, maar wilden er toch graag een band omheen. Dat werd Rosenfeld. Dan ben je met zijn vieren, en is er ook een drummer met een mening, en een bassist.”
J: “De liedjes op de eerste Rosenfeld-demo waren van ons tweeën. Maar we vonden dat ze er niet uitkwamen zoals wij ze hadden bedoeld.”
D: “In 2005 begonnen we met het schrijven van nummers om met zijn tweeën uit te voeren. Niet te veel ballast, niet te veel meningen. Een jaar later kwam toen het eerste Jodymoon-album Look At Me Look At Me Don’t Look At Me uit.”
DE JODI’s
D: “Jodymoon is een samentrekking van de eerste letters van onze namen.”
J: “Eigenlijk is het een bijnaam. In onze vriendenkring werden we als stel de Jodi’s genoemd.”
D: “Drie lettergrepen bekt altijd wel lekker, vind ik. Toen werd het dus Jodymoon.
J: “Veel mensen schrijven het los, Jody Moon, als voor- en achternaam.”
D: “Die maan maakt het ook weer een beetje mysterieus, hé…”
EIGENWIJS
D: “We willen geen compromissen. Dat maakt het wel moeilijker, maar als we het wel doen, voelt het niet meer als van ons. Dan is het ook minder sterk, denk ik. Dat laatste zouden we eens moeten uitzoeken.”
J: “Onze muziek is moeilijk in een hokje te stoppen. Als het ergens op lijkt, vinden we het snel kitscherig.”
D: “Of te plat. Dat wil ik niet eens op de radio horen, zelfs al zou het een hit zijn.”
J: “We zijn sociaal toegankelijke mensen, we gaan niet excentriek zitten doen of zo, maar dat eigenwijze zit ook wel in mijn gedachten. Hoe dan? Oh my God… Ik lees veel over darwinisme, atheïsme, filosofie in het algemeen. Maar of dat zo eigenzinnig is? Het zit hem ook in hoe we hier wonen, twaalf hoog in een huurflat in een buitenwijk in Maastricht.”
D: “Dat is een bewuste keuze. We mengen ons niet in het sociale leven. Komen niet in het museum, in de kroeg. Wel in de natuur, wandelen, sporten, maar niet uitgaan of zo. Het is een cocon waar we ons in bevinden, ik vind dat heel lekker. Muziek bepaalt ons leven. Omdat je muzikant en kunstenaar bent, sta je bij iedereen als sluitpost op de begroting. Dat betekent dus dat we niet erg rijk zijn. C’est la vie.”
J: “Het is ook wel een gevaar hoor, die kluizenaarsneiging. Maar het zit een beetje besloten in ons vak.”
D: “Het houdt je gefocust, je blijft bezig met wat voor jou op dat moment heel belangrijk is. Zoals nu met het arrangeren van onze liedjes voor het nieuwjaarsconcert. De afgelopen drie dagen ben ik alleen buiten geweest om boodschappen te doen.”
J: “Het is erg arbeidsintensief, net als een plaat maken. Als ik naar het café ga en ik kom om drie uur thuis, kan ik morgen niks.”
D: “We luisteren dan zelden naar muziek. Ja, Keith Jarrett, als ik sta te koken. Ik vind het fijn om het stil te hebben in mijn hoofd.”
J: “Het is een vakmatig ding. Of je luistert echt, of niet. Het is altijd bewust. Meestal jazz of klassiek, nooit een singer-songwriter. Componeren, arrangeren, het zou geen straf voor me zijn om dat, naarmate ik ouder word, meer te doen.”
GROTE PRIJS
J: “Toen we de publieksprijs wonnen bij de Grote Prijs van Nederland hebben we heel veel gespeeld. Daarna hebben we een sabbatical genomen en een jaar niet gespeeld. We waren moe, en hadden een paar optredens waar we merkten dat we niet op onze plek zaten.”
D: “We hebben toen de Popronde gedaan, een circuit door Nederland voor kleine podia…”
J: “…dan sta je in cafés waar geen aandacht is voor de muziek.”
D: “Het is november, de deur gaat open en dicht, iedereen lult er doorheen en je hebt het nog koud ook. Toen hebben we besloten nooit meer in cafés te spelen.”
J: “Ja, dat was wel een moment van herbezinning.”
D: “We hebben toen heel veel lange wandelingen gemaakt.”
J: “In die periode schreven we wel de liedjes voor Who Are You Now, achteraf is het een heel vruchtbare periode geweest. Er is niks ergers dan slechte optredens – die hebben we nu nooit meer. Vroeger namen we alles aan, nu zijn we veel kritischer, en we hebben er niet minder optredens door. We staan op onze plek.”
MATANGI
D: “Ik heb het altijd mooi gevonden om een keer iets met strijkers te doen. In 2010 deden we dat voor het eerst, op de CD Who Are You Now.”
J: “Het is ontstaan in België, bij Frank Duchene, de producer met wie we een paar dagen in Antwerpen hebben gewerkt. Misschien ken je hem van Hooverphonic. Ik had op eerdere cd’s al wat gedaan met strijkerssamples, hij zei dat ik dat meer moest doen, maar dan met echte strijkers. Ik heb toen ook voor het eerst voor cello en viool geschreven.”
D: “Het was echt van ‘yes, dit is het!’ We hebben toen gezocht naar muzikanten die bij ons pasten, zo kwamen we bij het Matangi Kwartet uit. Met hen hebben we Who Are You Now opgenomen.”
J: “Ik draai vaak kamermuziek, vooral barok. Ik hou erg van het kleine, van dichtbij. De strijkkwartetten die Beethoven op het eind van zijn leven schreef, prachtig.”
D: “Met de strijkers hebben we wel onze vorm gevonden. Dat wil niet zeggen dat het zo blijft. Het trekt wel om weer met andere kleuren te gaan werken.”
TIEN JAAR LATER
J: “Volgens mij schreven we in 2005 toch vooral popsongs. En ja, we wilden het gaan maken.”
D: “Dat is wat me in 2009 heeft opgebroken. Nu zit ik er niet meer zo op te wachten. Je perspectief verandert naarmate je ouder wordt, dingen ervaart en meer verleden creëert. Als ik zie wat we hebben bereikt in die tien jaar, hoe we op en neer zijn gegaan, dan vind ik het erg mooi. De mensen met wie we gespeeld hebben, de plekken waar we hebben gestaan, de mogelijkheden die we hebben gekregen. Natuurlijk, we hebben er hard voor gewerkt, en dat doen we nog steeds, maar ik ben heel erg tevreden. Saai hé?”
J: “Muzikaal hebben we onze scope behoorlijk verbreed. Ik heb nu het idee dat alles moet kunnen op een Jodymoon-plaat. Tot een Peruaanse panfluit. Als het binnen een liedje zou passen, graag.”
D: “Als zangeres ben ik in die tien jaar gegroeid. Het klinkt stom, maar ik kon al veel, ik kan nu nog meer. Ik was al heel flexibel, en kon heel hoog en heel laag, maar het is nu nóg… De muzikaliteit is er altijd. Dat is gegroeid door het vele spelen.”
J: “Voor mij is het vooral het afwerpen van de conservatoriumgedachten. Ik heb vroeger veel jazz gespeeld, en lange tijd het gevoel gehad dat de licks die ik had geleerd er elke avond in moesten. Er zijn talloze gitaristen die het beter kunnen, en tóch wil je het. Dat dwangmatige heb ik helemáál niet meer. Ik heb niets tegen virtuositeit, maar het moet uit de muziek komen.”
D: “Het persoonlijke is erg belangrijk. Dat wat je doet, van jou is. Je bent gevormd door je opleiding, maar het gaat erom wat er overblijft als je dat loslaat, om wat je zelf te vertellen hebt.”
HET CONCERT
D: “Ik leef er heel erg naar toe. Ik weet nu al: als wij daar eenmaal staan met dat grote orkest achter ons, wil ik het niet bij die ene keer laten. Het zou zonde zijn als dit eenmalig is.”
J: “Ik heb twee nieuwe stukken gecomponeerd voor orkest. Een ervan is een soort ouverture, die gaat dan over in Money in Our Pockets. De Philharmonie speelt werken van Gorecki en Ives. De rest bestaat uit Jodymoon-songs die we samen met het orkest spelen.”
D: “Ik stel me nu al vaak voor: hoe staan we daar, in januari, hoe klinkt het dan. Zit het vol met driehonderd man, hoe was het diner. Die hele tijdlijn zit al in mijn hoofd. Intussen hoor ik dat Johan aan het arrangeren is, en dan denk ik alleen maar: dit wordt zó ontzettend mooi.”