Terwijl overdag de slopershamer zijn werk doet, beweegt ’s avonds theatergroep Het Vervolg zich tussen de restanten van de Sphinxfabrieken in Maastricht. Regisseur Hans Trentelman over toneel op locatie over de verguisde 19e eeuwse industrieel Petrus Regout. “De kans om zo’n stuk op heilige grond te spelen, wilden we niet onbenut laten.”

“Het is zo’n idee waar je jaren mee rondloopt, zo’n idee dat moet rijpen. Het is een Limburgs thema, en ook weer niet. Petrus Regout was misschien wel de grootste Maastrichtenaar die geleefd heeft. En als Maastrichtse theatergroep zoek je toch steeds naar thema’s uit het gebied waar je bent geworteld.
Ik ben altijd al gefascineerd door mensen als Regout, mensen die niet alleen een idee hebben, maar ook een vast voornemen om het uit te voeren. Regout wilde een industrieel imperium opbouwen, en dat is hem gelukt. Ondanks de tegenwerking in de stad.

Een vriend van me wees me op de Parlementaire Enquête van 1887, over de arbeidsomstandigheden in de nieuwe Amsterdamse, Tilburgse en Maastrichtse industrieën. Ik ben dat pak papier gaan lezen, die enquête geeft een waanzinnig goed beeld van hoe er toen geleefd en gewerkt werd. Het is woord voor woord opgetekend, het leest als een roman.
Uit onze tijd kennen we de enquêtes over de Bijlmerramp, de IRT-affaire en de bouwfraude, dus je ziet het helemaal voor je hoe het toen is gegaan. Hoe de Regouts, de zonen van Petrus , voor de commissie verschenen. Hoe sommige ondervraagden niet alles durfden te zeggen. In die zin is er niet veel veranderd.
Wat ik niet wist is dat de werkgevers er tijdens die enquête zelf voor pleitten ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioenen door het parlement te laten regelen. Regout had een kas voor ziekte maar die heeft hij op een keer verdeeld onder het personeel. Door de enquête kwam ik erachter dat er in Maastricht niet eens een straatnaam naar hem is vernoemd. Dat hij jarenlang is verguisd als de man van de kinderarbeid. Een direct gevolg van die enquête, terwijl het zijn zoon, Petrus jr., was die daar het woord voerde. Toen Regout met zijn aardewerkfabrieken begon, was kinderarbeid heel normaal. Gek genoeg bestaat het nog steeds, in grote delen van de wereld.
Regout was een tragische held. Hij heeft een leven lang grote dingen nagestreefd en veel van zijn idealen gerealiseerd. Wat hij uiteindelijk wilde, door zijn prestaties worden verheven in de adelstand, is hem echter niet gelukt.
Dat is iets van alle tijden, mensen die op zoek zijn naar erkenning. Ik herken dat, maar hoe het precies zit, daar krijg ik bij mezelf geen helderheid over. We zijn als goudzoekers die blijven volharden, ze houden het vol in de hoop dat ze ooit die ene goudklomp zullen vinden. Bij mij als regisseur werkt het ook zo: je wil één keer een parel maken. En dan nóg een, en nóg een. Het is een soort verslaving.
Het draait allemaal om aanzien. Om erkenning, ook bij de vrouwen – ik denk dat mannen dat te weinig van zichzelf durven toegeven. Het is in kunst als in de natuur. Waarom zingen de vogels voor elkaar? Waarom staan we ons uit te sloven met een gitaar onder een balkon? Omdat we elkaar willen verleiden tot het maken van mooie dingen. In zijn toneelstuk ‘De koningsmoord’ van Pier Paolo Pasolini wordt de zoon vermoord door de vader – een omgekeerde Oidipous dus. De vader wordt wakker met het besef dat zijn zoon het ooit van hem zal overnemen. Dat niet hij, maar zijn zoon dan aan de touwtjes trekt, de vrouwen versiert. Hij kan het niet verkroppen.
Het gaat altijd om winnen, om macht, het is nooit genoeg. Vroeger beconcurreerden dorpen elkaar met de hoogste kerktoren, nu zijn het de banken die wedijveren met hun protserige hoofdkantoren. Het is een bizarre competitie. Je kunt het verklaren in termen van economie, maar het zijn ménsen die het doen.
Die drive zie ik terug in Petrus Regout en tegelijkertijd in veel mensen om me heen. Mensen met idealen. Of het nu kunstenaars zijn of ondernemers of politici, bij geen van allen heb ik het gevoel dat ze het in eerste instantie om het geld doen.

Twee, drie jaar geleden raakten we in gesprek met Sphinx, erfgenaam van het Regout-imperium, over een toneelstuk over Regout. Niet om een polemiek te beginnen; ik wil als theatermaker geen politiek bedrijven, maar processen zichtbaar maken. We wilden ook onderzoeken of ze een geschikte historische locatie hadden. Het zou raar zijn de kans om zo’n stuk op heilige grond te spelen onbenut te laten.
Het is een unieke mogelijkheid het publiek voor de laatste keer bijeen te brengen op de plek waar het allemaal begon.
Maastricht was de eerste industriestad van Nederland. Dáárvoor was het een garnizoenstad, en dáárvoor een kloosterstad. Onvoorstelbaar hoeveel voormalige kloosters deze stad herbergt. Miljoenen pelgrims hebben in de loop der eeuwen Maastricht bezocht, ze vonden onderdak in die kloosters.
Nu Sphinx en ENCI als laatste industrieën uit het stadsbeeld verdwijnen, bevindt Maastricht zich opnieuw op een kantelpunt. De vraag is welke richting het zal uitgaan. Daar spelen bestuurders en stedenbouwkundigen een rol, maar vooral ondernemers – net als indertijd Regout. Hij heeft de stad gemaakt tot wat ze nu is.
Het stuk is geschreven door Erik-Ward Geerlings, met wie ik het stuk dramaturgisch in elkaar heb gestoken.
Het begint met een sterfscène. Zijn vrouw en de zonen staan aan het sterfbed van Petrus Regout, die zich terugblikkend op zijn leven de vraag stelt of er daadwerkelijk een hiernamaals bestaat, of dat hij uiteindelijk als materie zal verdwijnen in zijn eigen ovens. Hij ziet de ‘pottemennekes’ al met een homp klei naar het vuur lopen…
Belangrijke momenten uit zijn leven passeren de revue, zoals de conflicten met zijn zoons, de relatie met zijn vrouw, zijn ruzie met wethouder (later burgemeester) Pyls en de ontmoeting met de engel des doods, tevens zijn minnares. Hier speelt een journaliste van de plaatselijke krant genaamd Louise een rol. Inderdaad, dezelfde Louise uit de roman ‘De citoyenne’ van Ad van Iterson.
Ook krijgt Regout een perspectivisch beeld van wat zijn zoons er na hem van terecht zouden brengen. Zij waren absoluut geen patron, zoals hun vader. In het stuk is Regout iemand die het servies van Wedgwood wilde overtreffen, een man die verrukt reageerde als zijn personeel aardewerk zonder putjes en pukkels uit de oven haalden. Zijn zonen echter waren kille managers die werknemers zagen als kostenpost.
Regout was ook een innovator die een stoommachine introduceerde in zijn bedrijf, en gasfabrieken wilde bouwen om de stad van verlichting te voorzien. Hij maakte zich druk over de bevaarbaarheid van de Maas, en de stijgende werkloosheid in Nederland. In die zin is dit stuk ook een postuum eerbetoon aan een man van wie de mensen te lang een verkeerd beeld hebben gehad.”