De twee jaar geleden bij NTGent neergestreken Zwitserse regisseur Milo Rau zorgt in vrijwel elke productie voor ongemak en ergernis. YANNICK DANGRE spreekt met hem over zijn jongste productie Familie. “Het suïcidale zit in ons en buiten ons.”
In Breiviks statement liet hij een terrorist zijn ideeën toelichten, in Orestes in Mosul voerde hij in Irak twee kussende homo’s op, in een video voor Lam Gods liet hij een geit slachten en in Five Easy Pieces reconstrueerde hij met jonge kinderen de Dutroux-affaire op zodanig realistische wijze dat je als toeschouwer niet wist waar te kruipen van ongemak. Hij organiseerde een Congo-tribunaal waar hij de echte daders, slachtoffers en getuigen met elkaar confronteerde, en maakte met echte bootvluchtelingen Het nieuwe evangelie.
Milo Rau (1977) is een maker met een missie, een man die het realisme in het theater van nieuwe dimensies voorziet. Een kunstenaar van zijn tijd die feiten en fictie dooreen laat lopen in een oeuvre dat zowel esthetisch als hyperrealistisch genoemd kan worden.
Zijn nieuwste voorstelling Familie vormt daarop geen uitzondering. Het stuk is gebaseerd op het leven van een gezin in Calais dat in 2007 zonder zichtbare aanleiding zelfmoord pleegde, en wordt ook gespeeld door een echte familie: het acteurskoppel Filip Peeters en Ann Miller en hun twee puberdochters. In een reconstructie van hun laatste avond gaat Rau op zoek naar de de vraag waarom een familie zonder psychologische, financiële of andere noemenswaardige problemen voor de dood kiest.
Rau beschouwt het als een teken aan de wand. In het programmaboekje van Familie typeert hij de tijdsgeest als ‘suïcidaal’.
Vanwaar die diagnose?
“We zijn in het Westen aan het einde van een systeem gekomen. We hebben als mensheid onze planeet volledig opgebruikt, maar we blijven, ondanks enkele tegenbewegingen, lustig voortdoen. Het probleem beperkt zich niet tot onze verstoorde, uiterst eenzijdige relatie met de natuur, want ook in onze persoonlijke en interculturele contacten zijn we hard en nihilistisch geworden. Het suïcidale zit met andere woorden zowel ín ons als buiten ons, de branden die in Australië alles in de as leggen, woeden in zekere zin ook in ons. We beseffen dat we aan het einde van het liberale kapitalisme zijn gekomen, maar we weten niet hoe het te vervangen.”
Is er geen enkele uitweg? Is het Westen definitief terminaal?
“Ik ben een vitalist, dus ik zal altijd geloven dat het leven het zal halen, maar er is wel een radicale omslag nodig. De manier waarop we met de natuur en met mensen omgaan heeft zijn grenzen bereikt. Dat vergt enerzijds een verandering in hoe we met elkaar omgaan, en anderzijds een politiek activisme, zoals de indignado’s, de gele hesjes, alle groeperingen die opstaan tegen het breidelloze opsouperen van onze planeet. Ik geloof heilig in democratie, maar het is duidelijk dat we nood hebben aan nieuwe instituties. De liberale democratie lost de impasses niet op.”
Hoe probeert u die visie in theater om te zetten?
“Enerzijds wil ik tot in detail de ongemakkelijke en gruwelijke waarheden van de wereld tonen, zoals de zaak-Dutroux of de homofobe moord op Ihsane Jarfi in La reprise, anderzijds wil ik juist compassie creëren. Mededogen is essentieel in mijn leven en werk. Het is overigens precies door de confrontatie met de gruwel aan te gaan dat we tot medegevoel kunnen komen. Ik wil dan ook niet toegeven aan een pessimisme van de rede, maar sta voor het optimisme van het willen.”
Hoe verenigt u dat met het uiterst donkere Familie? Ook nu is er weer stennis; door de zelfmoord zo expliciet op het toneel te tonen, wordt beweerd dat u mensen met donkere gedachten het laatste zetje zou kunnen geven.
“De zelfmoord uit de weg gaan was geen optie. Dat zou bedrog zijn. Ik wil de daad van dat gezin niet psychologiseren en de mensen juist confronteren met het onbegrijpelijke ervan; tegelijkertijd wil ik ook de waarde van het leven tonen. Zo noemen de gezinsleden in het stuk één voor één hun favoriete dingen op, banale zaken zoals pulken aan kaarsen, de oude verhalen van je vader, de geur van veldbloemen, al die kleine dingen die het leven wél de moeite waard maken, maar die we schijnbaar kwijt zijn geraakt. The Guardian noemde Familie een obscure, seculiere mis voor het leven. Daar kan ik me wel in vinden. Daarom is het perspectief van de dood zo interessant, want precies dat zet op scherp wat waardevol is en wat we werkelijk aan het doen zijn. Familie is in zekere zin een soort zoektocht naar het sublieme in die dagelijkse, kleine dingen die ons gelukkig maken, die ons tot mens maken en tot liefhebbende individuen.”
U brengt vaak waargebeurde verhalen op toneel. In de literatuur zien we eenzelfde trend, waarbij feit en fictie voortdurend vermengd worden. Is die methode nodig om mensen weer te kunnen betrekken bij kunst?
“Ik zie weinig verschil uiteindelijk, zeker als we over de emotionele logica spreken. Zowel een feit als een puur verzinsel kan je intens raken en ontroeren, en het is naar die emotionele waarheid dat ik op zoek ga in mijn werk. Ik verlang naar een ware ervaring, iets échts en menselijks dat me raakt, en dat is ook wat ik met de toeschouwer tracht te doen. Of de bron van die ervaring op de werkelijkheid gestoeld is, doet weinig ter zake. In het theater vind ik die het meest omdat je daar ook nog eens de uniciteit van elke voorstelling hebt. Elke avond is anders.”
“Wat voor mij essentieel is om geraakt te worden, is een zekere traagheid, een contemplatie. In de film vind ik die bij Michael Haneke en Lars Von Trier, in de muziek bij Bach. Er moet een soort ‘duur’ aan de actie zitten alvorens ik geraakt kan worden. Hetzelfde doe ik in Familie, waarin louter banale zaken lijken te gebeuren, maar er zit een hele verborgen dramaturgie achter. Ik hou ervan als een verhaal me als het ware inspint.”
U staat bekend als een provocateur. Wilt u dat ook zijn, of is het de onvermijdelijke consequentie van de manier waarop u werkt?
“Je hebt twee soorten provocatie: die van buitenaf en die van binnenin. De eerste ontstaat doordat mensen zich tegen de schenen geschopt voelen omdat ik ongemakkelijke waarheden toon – maar dat vind ik juist mijn plicht. Daarom speel ik de Dutroux-affaire na met echte kinderen, toon ik hoe de dieren geslacht worden die later op ons bord terechtkomen, en laat ik in Familie zien hoe ouders de strop om de nek van hun kinderen leggen. Het zijn ongemakkelijke en verdoezelde waarheden die je, als wonden van de maatschappij, moet tonen, ook al reageren mensen daar heel defensief op. Binnenin gaat het dan meer over de esthetiek die ik gebruik. Wat natuurlijk ook tegen de borst kan stuiten, want de gruwel mag zogezegd niet ‘mooi’ gevonden worden.
U hamert op de problemen en vreselijke waarheden van vandaag. Moet een kunstenaar noodzakelijkerwijs over zijn tijd spreken om relevant te zijn?
“Nee. Ik hou zelf heel erg van de oude kunsten, maar tegelijkertijd kijk ik met de ogen van mijn tijd. Eerder dan klassiekers herinterpreteren, verkies ik er moderne te creëren, ik wil de mythen van onze tijd weergeven. Ik ervaar ook de haast fysieke nood om die plekken te bezoeken, en geconfronteerd te worden met mijn materiaal. Daarom speelde ik Orestes in Mosul in Irak, daar spelen zich de tragedies van vandaag af.”
In uw werk komt de vrijheid vaak naar voren als iets problematisch eerder dan iets nastrevenswaardigs. Ziet u de vrijheid als oorzaak van de precaire toestand van het Westen?
“Zeker. De absolute vrijheid leidt altijd tot eenzaamheid, tot ontbinding, tot het tegengestelde van solidariteit. Uiteindelijk gooit de vrijheid ons uit de familie, uit de natuur. Ze is destructief, zeker wanneer ze zoals nu gecombineerd wordt met economisch liberalisme, waardoor we onze vrijheid vooral uitdrukken door te consumeren, wat natuurlijk onhoudbaar is.”
“Vrijheid leeft ook voortdurend in conflict met onze hang naar geborgenheid, onder andere binnen het gezin. We worden voortdurend heen en weer geslingerd tussen twee tegenstelde verlangens, een soort sadomasochistisch patroon dat we ook op mondiaal niveau zien. We willen graag allemaal reizen maken naar Zuid-Afrika of Chili, maar tegelijk maken we daardoor juist de planeet kapot. We moeten accepteren dat dat niet zomaar meer kan.
Om die reden verlangen steeds meer mensen terug naar het autoritaire. Jammer genoeg gaat het hier dan vaak om extreme partijen, die juist zeggen dat we vooral niets moeten doen aan onze planeet; het autoritaire zou er juist uit moeten bestaan dat ons en de bedrijven keihard regels worden opgelegd waar niemand buiten kan. De totale vrijheid van de mens moet ingeperkt worden, anders gaan we er al ruziënd aan. Dat is de ironie: het is juist de vrijheid die we zullen verliezen als we haar geen limieten opleggen.”
Familie, door NT Gent. Op 8/2 in Utrecht, 14/2 en 15/2 in Rotterdam, 21/2 in Lokeren, 23/2 in Leuven, 4/4 in Turnhout, 7/4 in Brussel en 9/5 in Deinze.