Mijn moeder is nu enkele weken dood, maar het huis waarin ze woonde en ik ben opgegroeid, is, zo lijkt het, niet sterfelijk. Zeurderig als altijd zoemt de klok in de huiskamer. De voordeur kraakt bij een windvlaag. De elektriciteitsmeter in de gangkast tikt meedogenloos door. Ik leg ze vast, de geluiden van dit huis. Vandaag ben ik er, met recorder en statief, voor naar Roermond gekomen. Terug in Amsterdam zal ik ze inladen in mijn computer en er een klankcompositie van maken. Dat is mijn plan.
Ik concentreer me op de levenloze, mechanische geluiden. Het gonzen van de koelkast, het zoemen van de klok. Deze geluiden hebben mijn moeder niet nodig. Ze demonstreren stilte, haar afwezigheid. Feilloos worden ze door de recorder geregistreerd.
Maar na verloop van tijd neem ik iets anders waar. Gestommel, aan de andere kant van de muur. Gebonk. Is het de buurvrouw? De klanken hebben een percussieve rand. Snerpend, dan weer donker, telkens het gevolg van een korte, felle beweging. Ik zet mijn apparaat op het statief, richt hem op de muur en wacht af. Het is opgehouden. Wel hoor ik buiten een auto. Een claxon klinkt, gevolgd door het trage glissando van een passerend vliegtuig. In de tuin zijn wat vogels te horen. Ik houd me stil en wacht. Waar is de buurvrouw? Is ze de deur uit? De recorder neemt nu voornamelijk ruis op. Niet zo interessant. De tijd verstrijkt. Ik luister naar de vogels. Er blaft een hond. Ineens valt me een gedempt tikken op: de elektriciteitsmeter. Op hem had ik niet meer gelet. Langzaam en monotoon, als een mechanisch hart, baant hij zich een weg door de stilte. Hij is er altijd en overal, komend vanuit de gangkast. Hij is de nieuwe hoofdbewoner.
Het wordt donker. Vanuit de tuin komt geen geluid meer. Na een tijd sta ik op en haal de recorder van het statief. Ik besluit naar boven te gaan. Op zolder maak ik het dakraam open en richt mijn recorder op de spoorlijn in de verte, wachtend op een trein. In Amsterdam heb ik dit ook eens gedaan, maar de opname viel tegen. Hij verbleekte bij mijn herinnering aan Roermondse treinen. Klinken ze hier beter of speelt de verbeelding me parten? Een goederentrein is in aantocht. Zijn geraas komt uit de richting van het station en neemt snel in volume toe. Een hevige tremolo ontstaat: vele wagons denderen langs de onbewaakte spoorwegovergang. Vervolgens gaat de tremolo over in een compact gesuis en de trein trekt zuidwaarts. Het wordt stiller en doffer.
Dan gebeurt het.
In plaats van geheel te verdwijnen neemt het gesuis weer toe, alsmaar breder en zwaarder wordend. Een duister klanklandschap ontvouwt zich. Het is een klanklandschap dat niet wil wegsterven, maar zich voorgoed verenigt met de nacht.

Bart Spaan (Roermond, 1963) studeerde muziekwetenschap en geschiedenis in Nijmegen en Amsterdam en speelde begin jaren 80 als toetsenist in de experimentele popgroep Bazooka. Daarna richtte hij zich op de hedendaagse gecomponeerde muziek. Hij schreef vooral piano- en orgelwerken, maar ook een fluitkwartet en ensemblewerken voor Muziekgroep De Ereprijs, The Barton Workshop en Ensemble ’88. In 2001 verscheen van hem de cd Silencios. Voor Ralph van Raat schreef hij onder meer het vijfdelige solowerk Kringen, en de ouverture bij Frederic Rzewski’s The People United Will Never Be Defeated.

Expats is een estafettecolumn. Voor het volgende nummer geeft Bart Spaan het stokje over aan dramaturg Fransien van der Putt.