Afgelopen zaterdag was ik een van de tienduizenden automobilisten die, rijdend over de A2, werd toegezwaaid door de omgekeerde vlaggenbeweging. Ik had ze eerder gezien, op viaducten, zwaaiend en wapperend en roepend, maar niet eerder waren ze met zoveel.

Als ik hun spandoeken goed begrijp, willen ze dat Nederland ontwaakt, en worstelen ze met The Great Reset. Ik ook, hoor, ik ook – maar dan anders. Net als zij (vermoed ik) voel ik steeds vaker de neiging om aan mensen in mijn omgeving te gaan trekken en duwen. Om ze wakker te schudden. Om ze, zoals een groot schrijver ooit schreef, een geweten te schoppen.

Wat er gebeurde. Bij het eerste en het tweede viaduct stak ik nog een welluidende middelvinger op. Mijn excuses daarvoor, het hoort niet.

Bij het derde en vierde viaduct kwamen de gerede twijfels. Bij het vijfde was er begrip én, respect, de erkenning dat de viaducten-strategie werkt. Ik dacht ook aan Occupy, en de gele hesjes, zij kwamen evenmin uit het niets.

Vorige week was de jaarlijkse HJ Schoo-lezing, uitgesproken door minister van Justitie Dilan Yesilgöz. Het ging over democratische waarden, ik hoop dat de vlaggenzwaaiers haar verhaal hebben gelezen – al vrees ik van niet. 

Yesilgöz kaartte zaken aan die we uit de mond van haar baas nooit hebben gehoord. Ze was kritisch over twee democratie-ondermijnende groeperingen: het intolerante wokisme, dat ze links situeerde, en extreemrechts. Van kenners begreep ik dat ze zo het politieke middenveld probeerde schoon te vegen om ruimte te maken voor haar VVD.

Zou kunnen. Mogelijk is ze door haar baas op pad gestuurd, met haar proefstuk over democratische waarden. Gooi het in de arena, als een stuk rood vlees, kijken wat er gebeurt. Haar baas kan niet zonder dat politieke midden, daar bevinden zich de tevredenen die op hem stemmen, het zijn er steeds minder.

Haar baas is premier die premier is omdat hij zich niet kan voorstellen dat hij níet premier is, en dus tot alles bereid is om premier te blijven. Hij is nu eenmaal een gewoontedier. In alles.

Om te blijven zitten waar hij zit wil hij zelfs een glimp van een visie etaleren, via Yesilgöz, zijn heraut, over het takenpakket van de democratische burger. Over wat wél en wat niet kan, over empathisch én kritisch zijn. Over, als het erop aankomt, oprecht durven zijn.

Dat laatste is een lastige. Oprechtheid is niet echt het fort van de premier. Na twaalf jaar vindt twee derde van de Nederlanders hem een onbetrouwbare premier.   

Yesilgöz’ appél aan de democratische waarden gaat hem dus niet redden. De ontevredenen zullen van de viaducten afdalen, ze gaan zich mengen met de ontevreden middenvelders, dat zijn er veel meer dan de premier vermoedt. 

Om te beseffen dat dit land al twaalf jaar stilstaat hoef je helemaal niet woke te zijn, of extreemrechts. Problemen worden vooruitgeschoven of weggemoffeld; iedereen ziet het, iedereen ruikt het. Uit alle hoeken en gaten stijgt de walm van politieke en bestuurlijke onoprechtheid; na het drama van de toeslagenaffaire is er de parlementaire enquête over de gaswinning en het politieke gedraai rond de Sywert-affaire. En deze week kreeg het volk, als kroon op de bestuurlijke chaos, een niet-doorgerekende rijksbegroting voorgeschoteld.  

Enfin. Zo’n 25 kilometer verderop reed ik onder een viaduct door waar geen spandoeken en omgekeerde vlaggen hingen. En ineens dacht ik aan Volodimir Zelenski, de man die ons elke dag opnieuw de democratische waarden inpepert. Om zijn land te redden – dat wij zes jaar geleden niet democratisch genoeg vonden voor de EU.

Even later nam ik de afslag. Twee keer rechts, twee keer links, en ik was op de plaats van bestemming.