In de filmwereld geldt de producent als eindverantwoordelijke voor een film. Klopt dat beeld? Filmproducent Elbe Stevens over de totstandkoming van Code M, de jeugdfilm die tijdens de opnames een nieuwe regisseur en een andere titel kreeg. Afgedwongen door financiers. “Daar heb je je als producent bij neer te leggen.”

Totaal verbaasd. Vier jaar geleden had Elbe Stevens vriend en scenarioschrijver Tijs van Marle over de vloer. Ze maakten een wandeling door het Maastrichtse stadspark en kwamen voorbij het beeld van de legendarische Franse vechtersbaas d’Artagnan, die in 1673 sneuvelde tijdens de Franse belegering van de stad. Van Marle viel bijna om van verbazing. Wat? De wispelturige d’Artagnan, strijdmakker van de in de boeken van Alexandre Dumas vereeuwigde Drie Musketiers, gesneuveld voor de poorten van Maastricht? “Daar moeten we wat mee doen, Elbe”, zei Van Marle, toen hij van zijn verbazing was bekomen.

Daar kon Elbe Stevens, als filmproducent tuk op Limburgse verhalen met een internationaal bereik, geen nee tegen zeggen. “We zijn begonnen met een basisidee dat op één A-viertje paste.” Vrij snel kwam hij er achter dat hij deze klus, als relatief kleine producent, niet in zijn eentje aan zou kunnen. Er was een coproducent nodig. Stevens: “Ik ben toen gaan praten met Harro van Staverden van Bijker Films, bekend van Achtste groepers huilen niet, Tien torens diep en Oorlogsgeheimen – als Hilversumse producent was hij erg op Limburg gericht. We hadden een klik, en hebben toen besloten dit circus met zijn drieën op te gaan tuigen.”

De wandeling in het Maastrichtse stadspark was in augustus 2011. Deze maand gaat Code M, over een speurtocht naar het verdwenen zwaard van d’Artagnan, in première. “Binnen vier jaar van idee tot film is zo’n beetje het snelst denkbare schema”, zegt Elbe Stevens (Roermond, 1968) in De Brandweer in Maastricht, waar hij kantoor houdt. “De meeste films doen er acht jaar over. Het heeft ook met het budget te maken. Code M is gemaakt voor 1,8 miljoen euro. Als je met een hoger budget wil werken, heb je meer tijd nodig.”

Was het een target, die 1,8 miljoen?

“Aanvankelijk richtten we ons op een budget van 1,2 miljoen, maar gaandeweg zagen we meer kansen. Met name als we er een grotere naam als regisseur aan koppelden. Eerst hadden we Marc Wieleart, een jongen met vooral tv-ervaring. Maar hij bleek nog niet de benodigde ervaring en power te hebben. En dat was wel de eis van het filmfonds. Daar wilde men meer geld in de film stoppen, op voorwaarde dat we een andere regisseur namen. Dat werd Dennis Bots.”

Hoeveel betaalt het filmfonds?

“Dat zijn toch substantiële bedragen. Bij elkaar zit je zo aan de acht, negen ton.”

Dat is de helft van het budget.

“Iedere filmmaker in Nederland is afhankelijk van het filmfonds. Als zij je afwijzen, heeft het geen zin.”

Erg vervelend voor Wieleart…

“Dat is het harde van de filmwereld, er wordt heel snel geschakeld. Als je samen iets opstart, en na een jaar ziet dat het niet wordt wat je ervan verwacht, moet je reëel zijn. Met Dennis Bots als regisseur kwamen we in de gewenste stroomversnelling. Marc heeft er trouwens heel fair op gereageerd, hij weet hoe het werkt.”

Had de film niet eerst ook een andere titel?

“Klopt. De oorspronkelijke titel was Het zwaard van d’Artagnan, maar de distributeur, bij deze film is dat Independant, is almachtig. Zij vonden die titel te ouderwets. En de doelgroep zijn kinderen van acht tot dertien, die zouden struikelen over de naam d’Artagnan. Code M vonden ze spannender, vanwege die M – die staat voor Maastricht – maar ook vanwege de Da Vinci code, dat was ook een zoektocht. Persoonlijk vind ik Code M niet zo’n geweldige titel, maar als de distributeur zo’n keuze maakt, heb je daar als producent bij neer te leggen. Ze stoppen vier ton in deze film, waarvan twee ton in de marketing.”

Zoals elke distributeur wil ook Independant graag een jeugdfilm uitbrengen. In Nederland is de jeugdfilm het meest succesvolle genre. Stevens: “Zowel inhoudelijk, ze doen het goed op internationale festivals, als qua bezoekersaantallen.”

Het uitbrengen van de film in juni is een bewuste keuze?

“Ja. Het blijft een gok: het kan mooi weer zijn, dan heb je een probleem met de opkomst , maar als het weer minder is, heb je het voordeel dat er geen concurrentie is met de grote Amerikaanse films. Je moet uitkijken dat je productie niet naast te veel stevige Amerikaanse jeugdfilms staat, daar kiest het publiek altijd voor.”

Er staan inmiddels drie producenten op de aftiteling. Hoe is de rolverdeling?

“Eigenlijk zijn het er twee. De derde, Martin Dewitte, is een Belgische, die zit er om belastingtechnische redenen bij. Door de zogenaamde tax shelter kunnen ondernemingen in België fiscaal gunstig investeren in filmproducties. Bijker Films en ik zijn de twee uitvoerende producenten.”

Hoe is jullie taakverdeling?

“Ik ben meer gericht op de organisatie vanuit Limburg: het mobiliseren van de achterban, Limburgse investeerders overhalen, zoals het nieuwe provinciale filmfonds. De lobby vanuit het regionale filmplatform Cinesud is gelukt: deze film is een van de drie pilot projecten voor dat fonds. We hebben wel de toezegging moeten doen dat we het geld uit dat fonds, een dikke twee ton, in de provincie moesten besteden.”

Elbe Stevens. Foto: Ruben Reehorst.

Is dat gelukt?

“Ja, door slaapplaatsen en catering voor de crew te regelen, en Limburgse professionals in te huren. Ik moet zeggen dat je het daarbij nooit goed doet. De spoeling is dun, ik probeer naar eer en geweten het Limburgse filmklimaat te laten profiteren, maar het heeft zijn beperkingen. In kwaliteit wil ik geen concessies doen. Een Limburgse professional die het eigenlijk niet kan, komt niet op de set.”

“Die twee ton zijn als het ware in de Limburgse infrastructuur gepompt. Vrijwel alle opnames zijn hier gemaakt, Code M is een echt filmische productie met goede reclame voor de regio. Chateau Neercanne zit er wel vijf minuten in, als je dat omrekent naar mediawaarde zit je zo op een ton. Het lijkt wel alsof Limburg alleen uit chateaus, villa’s en weidse landschappen bestond, de film geeft een spectaculair beeld van het gebied. Binnen het genre, het is geen Dardenne-film hé, is hij goed gedraaid.”

Wat was de taak van de andere producent, Bijker Films?

“Bijker deed de contacten met de distributeur, en de internationale rechten. Die zijn terecht gekomen bij Sola Media, een Duitse sales agent uit het netwerk van Bijker. Dat zijn deals die je maakt op festivals zoals Cannes. Als je zo’n agent weet te overtuigen, stopt hij geld in de film, en verkoopt hij hem wereldwijd.”

De opbrengsten daar zijn voor hem?

“Grotendeels. Als producenten krijgen we een klein percentage, maar dat verwatert enorm. Het is immers zíjn netwerk.”

In de regel steekt een producent eerst eigen geld in een productie. Wanneer er een goed plan ligt, gaat hij praten met fondsen en investeerders. Ook met Code M kwam de financiering pas gaandeweg het traject definitief rond. Mislukt het, dan zijn de risico’s voor de producent.

In Code M zoekt opa Ber, gespeeld door Derek de Lint, een leven lang vergeefs naar het zwaard van D’Artagnan, die het ooit heeft beloofd aan een verre voorvader van Ber. Als deze ziek wordt, neemt zijn kleindochter de zoektocht over, met steun van twee vrienden. Gedrieën treden ze in de voetsporen van 17e eeuwse Musketiers. Maar ze blijken niet de enigen die op zoek zijn naar het zwaard.

Terwijl Code M wordt gelanceerd, is Stevens alweer bezig met nieuwe filmplannen. Eén daarvan heeft als werktitel Blaasmuziek. Zanger Gé Reinders, van de gelijknamige hit, treedt op als ambassadeur. Beoogde co-producent is Pieter Kuijpers (van films als Van God los, TBS en Tussen hemel en aarde). Stevens: “Van de week waren Pieter en ik bij instrumentenmaker Adams in Ittervoort, en bij Frank Vergoossen in Melick, uitgever van het blad Muziekwijzer, zijn zijn dan tips van Gé. En we waren bij gouverneur Theo Bovens, je begint zo’n project om draagvlak te creëren. Een film kun je pas vullen als je een goed pakket hebt. Je moet investeren in het idee, in het hele pakket. Op enig moment ga je polsen of het Nationaal Filmfonds meegaat in het verhaal.”

Dit wordt een speelfilm?

“Ja, wat mij betreft wordt het de opvolger van Code M in Limburg. Nee, geen jeugdfilm. Het wordt een Il Postino-achtige film die zich afspeelt in een kleine gemeenschap, net als de Zweedse As It Is in Heaven. Het moet een regionaal feel good drama worden.”

In dialect?

“Nee, dat heeft niet mijn voorkeur. Ik ben goed bevriend met Pieter Kuijpers, maar dat hij Hemel en aarde in dialect heeft gedraaid, heeft hem denk ik veel bezoekers gekost.”

Rundskop was ook in dialect, dat was een enorm succes

“Dat is een Vlaamse film. Binnen Nederland valt Limburgs altijd moeilijk, mensen nemen het maar half serieus, soms lijkt het wel een samenzwering. Vreemd genoeg heeft Fries dat minder. Het is een beetje huis-, tuin- en keukenfilosofie, misschien heeft de taal er wel niets mee te maken. Van God los was ook in het dialect, en die film liep ook goed. Maar ik weet van mijn Amsterdamse collega’s dat zo’n productie snel in een hoek wordt geplaatst, dus ik vind het link om een film in dialect te draaien. Een film als Glück auf!, daar zijn nog geen 20.000 mensen heen geweest. Dat is ook voor Nederlandse begrippen heel erg mager, terwijl het toch een goed gemaakte film is. Bij de harmonie voelt iedereen zich thuis, zowel Limburger als ‘import’, dat is de boodschap van Blaasmuziek. Met dialect sluit je vaak mensen uit die het niet spreken. Dat ervaar je ook bij een sportclub of in het café.”

Ben je tevreden met Code M als film?

“Het was behoorlijk spannend, als producent weet je toch niet hoe de film eruit komt te zien. Het is een sympathieke film geworden met veel vaart en een goede toon. Een Gouden Palm-winnaar is het niet, maar voor wat het moet zijn is Code M hartstikke goed gelukt.”

Op hoeveel bezoekers mikken jullie?

“Ik vind 100.000 een minimum, 200.00 of ergens ertussenin zou prachtig zijn. Oorlogsgeheimen kwam ook op 200.000 uit. De film die Dennis Bots daarvóór maakte, Achtse groepers huilen niet was een enorm succes, die haalde bijna 400.000 bezoekers. Maar je moet realistisch zijn, die films hadden als boektitel al een enorme populariteit. Als een titel niet al een bekende connectie heeft bij het publiek, moet je er dubbel hard voor knokken.”

Code M – the making of

Het idee voor Code M stamt uit augustus 2011. Een jaar later had Tijs van Marle het scenario klaar. Om de vaart erin te houden, werd hij door de producenten betaald, nog vóór ze met het project naar het filmfonds stapten. In de tussentijd maakten Elbe Stevens en Blijker Films als producenten hun rondje langs fondsen en investeerders.

Toen er zicht was op geld, begon het uitvoerende werk. Stevens: “Het duurt een maand of twee om cast en crew bij elkaar te zoeken. De regisseur heb je dan al. Dan moet je bepalen wanneer je gaat draaien, in Nederland zijn cameramensen moeilijk beschikbaar. Zo wisten we eind augustus 2014 pas dat we in oktober konden gaan draaien. Exact drie jaar nadat het idee was geboren, hadden we de film gefinancierd.”

In september startte de zoektocht naar geschikte locaties en onderdak voor de crew, en werden de decors gebouwd. Stevens: “De opnames duurden van oktober tot februari. Daarna kwam de post-productie: de montage, de visual effects, de filmmuziek, het posterontwerp. Vanaf juni is Code M in de bioscoop in. Dan is de marketing, de distributie, de video demand en de festival strategie al in gang gezet.”