Virginia Woolf zorgde voor ophef met haar romanpersonages. Toen journalist Charlie Porter haar werk herlas, leidde dat tot een expositie en een boek. VEERLE WINDELS las het en ging kijken. ‘De heren experimenteerden met damesgarderobe, de vrouwen speelden met androgynie.’
De legendarische Bloomsbury Group omvat een brede schare artiesten van begin vorige eeuw, zoals schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) en haar zus, de kunstenares Vanessa Bell, schrijver Lytton Strachey, econoom John Maynard Keynes, auteur E.M.Forster en schilder Duncan Grant die geregeld bij elkaar over de vloer kwamen om te debatteren over de wereld.
Ze hadden lak aan de heersende laatvictoriaanse moraal en deden er alles aan om voor zichzelf een ander leven uit te stippelen. Daar hoorde vrije liefde bij, maar evengoed een afzetten tegen de gangbare vestimentaire voorschriften. Die combinatie boeide journalist Charlie Porter dusdanig dat hij een expositie en een boek, Bring no Clothes, wijdde aan de kledinggewoontes van de groep.
De titel Bring no Clothes verwijst naar een zinnetje uit een brief die Virginia Woolf in 1920 schreef aan de dichter T.S. Eliot. Hij zou twee jaar later The Waste Land publiceren, zij vijf jaar later pas Mrs. Dalloway, haar grote doorbraak. ‘We hopen dat je zaterdag naar Monk’s House kan komen’, schreef ze, en gaf instructies voor de trein. Dat ze iemand zou sturen om hem op te halen. ‘Please bring no clothes: we live in a state of the greatest simplicity.’
Vandaag zouden dat woorden zijn die we interpreteren als: kom zoals je bent. Maar in die tijd zat er veel meer achter die luttele frase. Wat mannen en vrouwen ’s ochtends aantrokken, was verschillend van de outfit waarin ze ’s avonds bij het diner hun opwachting maakten. Heren droegen dan een rokkostuum, dames een aan de taille ingesnoerde jurk, voorzien van een korset, veelal ook van een glorieus decolleté. Niet zo dus in huize Bloomsbury waar de regels een nieuwe invulling kregen. Als in: geen regels.
In zijn goed gedocumenteerde boek linkt Porter de kleerkast van de Bloomsbury groep aan hun algehele state of mind. Virginia gooit haar korset af omdat ze niet alleen komaf wil maken met de gedragsregels van haar tijd, maar ook een nieuw leven wil beginnen. Dat zit zo. Samen met haar zus Vanessa groeit ze op in South Kensington, Londen. Tijdens het dagelijkse theekransje moeten de zussen vooral zwijgen. Een serieuze opleiding genieten zit er niet in, maar gelukkig mogen ze van hun vader boeken lezen en krijgen ze lessen Grieks en Latijn – wat redelijk uitzonderlijk was voor meisjes in die tijd.
In huize Bloomsbury kregen regels een nieuwe invulling kregen. Als in: geen regels
Hun moeder sterft jong, hun vader rouwt en laat hen aan hun lot over in het immense huis. Daar wonen ook twee van zijn zonen uit een vorig huwelijk; één van hen, George, vergrijpt zich graag en vaak aan zijn halfzus Virginia, vandaar dat de zussen op jonge leeftijd de wijk nemen naar Bloomsbury. Volgens Porter is de manier waarop Virginia zich van dan af kleedt een breuk met het verleden.
Volgens Porter zet elk individu binnen de groep zich op een andere manier af tegen de gevestigde moraal. Veel aandacht gaat daarbij naar Virginia en haar zus Vanessa, maar ook Duncan Grant, E.M.Forster en Keynes krijgen ettelijke pagina’s. Dat hij hun garderobe kent, is niet het resultaat van opzoekingswerk in een archief van een of ander modemuseum. Er zijn immers nauwelijks kledingstukken van de Bloomsbury group bewaard gebleven, behalve een sjaal, enkele jurken en een vest. Hij moet het doen met foto’s of kunstwerken uit hun tijd. Wat verbazing opwekt: na de dood van Vanessa in 1961 besliste haar housekeeper Higgens kleren en wat huisraad in de fik te steken in de tuin, niet beseffend hoeveel designers zich decennia later zouden laven aan de groep en hun looks.
Zo boog Erdem Moralioglu zich voor zijn lente-zomercollectie 2022 over de kleerkast van Lady Ottoline Morell, een vriendin van het gezelschap die zich eerder als geldschieter aandiende. Modeontwerper Christopher Bailey was al fan toen hij nog collecties tekende voor Burberry. Maar ook Kim Jones kan maar niet genoeg krijgen van de Bloomsbury groep. Voor zijn Dior-herenmodeshow van lente/zomer 2023 stuurde hij zijn modellen de catwalk op in truien waarop artwork van Duncan Grant stond afgebeeld. Voor de presentatie van die show liet Jones zelfs een replica maken van Charleston House en defileerden de modellen één voor één langs het imaginaire gangpad in de tuin.
Naar eigen zeggen heeft Porters fascinatie niets te maken met de outfits die de leden van Bloomsbury droegen. Laat staan met mode. ‘Toch niet in de zin dat je er precieze kledingcombinaties uit kan distilleren of kleurenmixen kan bij bedenken. Kijk er de foto’s van Virginia Woolf op na en je ziet bloemetjesjurken tot op de enkel en wijde soepjurken zonder taille. Weg korset! >>
Virginia’s zus Vanessa hield van kimono’s en maakte haar kleren graag zelf. Ze had soms aan één veiligheidsspeld genoeg om een jurk bij elkaar te houden. Allemaal herstelden ze ook wel eens een jurk of een rok. De heren uit het gezelschap lieten binnen hun groepje graag een naakte schouder zien, zeker als ze op doek gezet werden door een bevriende kunstenaar. In de zomermaanden, wanneer niemand uit het veel preutsere Londen toekeek, wikkelden ze een lap stof rond de lenden. Zoals de heren experimenteerden met elementen uit de damesgarderobe speelden de vrouwen met androgynie. Porter: ‘Het gaat echt om meer dan één duidelijke look. Het draait veel meer rond de ideeën van de groep. Hun visie op leven en werk, op hoe je als man of als vrouw diende te functioneren in die laatvictoriaanse tijd. En hoe ze dat gedachtegoed vertaalden naar hun manier van kleden. Eigenwijs, soms radicaal, soms ook gewoon… slecht gekleed.’ Dat laatste zei Virginia Woolf zelf wel eens over haar garderobe.
Zodra Porter een voorbeeld geeft van een outfit of een mood, zet hij daar een foto naast die zijn interpretatie onderstreept. Soms een echt zwart-wit beeld, soms een afdruk van een schilderij van een van de Bloomsbury-leden. Daarbij voegt hij nieuwe inzichten toe aan de gangbare perceptie van de leden. Van E.M. Forster, de auteur van onder meer Howard’s End en A Passage to India, komen we te weten dat hij zich graag een herenpak aanmat om mensen de indruk te geven van een typische Britse gentleman, maar ook dat hij, zeker in zijn tijd in India, er niet voor terugdeinsde om folkloristisch ogende outfits aan te trekken en daar duidelijk plezier aan beleefde. Uit Porters woorden blijkt ook dat Forster er een dubbelleven op nahield: in Abinger leefde hij zuinig en heilig, in Londen was hij ‘a man on the scene.’ En die scène was absoluut homoseksueel.
Opvallend is dat de auteur, onder invloed van zijn onderzoek, ook zelf met naald en draad aan de slag gaat. Hij crocheteert een tapijtje met losse flarden stof die hij verknipt, iets wat binnen de Bloomsbury groep ook gebeurde. Al schrijvend lijkt Porter een van hen te worden.
Charlie Porter, Bring no clothes. Bloomsbury and the philosophy of fashion. Particular Books, 2023.