Willem Fermont, afkomstig uit een ‘moeilijke familie’, is paleontoloog en kunstenaar. Zijn dromen, soms vier per nacht, verwerkte hij zijn privémuseum. STAN VAN HERPEN zocht hem op. “Als ik ergens een verhaal in zie, ben ik niet meer te houden.”

Soms wint de mens het van de interviewer. Je biedt eerst een tijdje dapper weerstand, keert telkens weer terug naar de hoofdthema’s, houdt de geïnterviewde kordaat bij de les. Maar op een zeker moment laat je de rode draad lopen; niet uit vermoeidheid of gemakzucht, maar omdat je meewil met de bespiegelingen over de onzin van tijd, de wetenschappelijke onderbouwing van droomonderzoek, de verhandeling over het ontstaan van causaliteit in het licht van de evolutietheorie.

Het helpt ook niet dat Willem Fermont en zijn vrouw Josje zulke aardige mensen zijn. “En zo aardig is-ie nou ook weer niet”, corrigeert Josje Fermont met een gespeeld vileine glimlach. “Willem kan aardig uit zijn slof schieten, vooral als hij vindt dat er onrecht in het spel is.”
Misschien voel je instinctief aan dat je niet anders kunt dan meedeinen op de kronkelende woordenstroom van de man tegenover je. Het is ook zoveel, het leven van Willem Fermont (Roermond, 1947). Zijn Wikipedia-pagina is geschreven in het Roermonds, voor een leek alleen te volgen als je het hardop leest, zijn levensloop past niet in een lemma. Een greep: Willem Fermont was/is paleontoloog, amateurhistoricus, kunstenaar, aardoliespecialist, museumdirecteur, leraar aardrijkskunde, hoofdconservator van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, steenkooldeskundige, droomanalist, filosoof, muzikant, B&B-uitbater. En hij is een Fermont.
Josje: “Willem heeft een open geest, is slim, nieuwsgierig en heeft het geluk dat hij veel kan, ook met zijn handen. Toen we deze boerderij 35 jaar geleden kochten, was het een ruïne. Willem heeft het helemaal zelf herbouwd, ik gaf de stenen aan.”

“Als een tipje van de sluier wordt opgelicht en ik zie een verhaal verschijnen, ben ik niet meer te houden.”

Willem: “Ik vind zoveel dingen spannend, hopeloos. Mijn zoon Niels is net zo. Of het er iets mee te maken heeft weet ik niet, maar hij heeft een oog voor vreemde, afwijkende dingen, net als ik. Ik kan moeilijk weerstand bieden aan invloeden van buiten, ik word snel meegezogen in het kielzog van de verwondering.”
Aanvankelijk wijst niks erop dat Willem Fermont een zigzaggend leven zou gaan leiden, als een “wild meanderende rivier”, zoals hij het omschrijft. Zijn schamele bedje staat in de chic klinkende Koningin Regentesselaan, een eenvoudige straat in achterstandsbuurt het Veld in Roermond, nog steeds geen topwijk. Vader werkt in de papierfabriek, op fietsafstand van thuis, moeder doet het huishouden. Er zijn zeven kinderen, het is armoe troef. En dan is er nog die achternaam, Fermont, in Roermond synoniem voor families waar weinig aan deugt. Door Joost Seelen zo mooi verbeeld in zijn documentaire Roermondse Adel, met Willem als een van de hoofdpersonen. Willem over zijn familie: “Het gezag wordt door ons niet snel aanvaard.”
De jonge Willem leest veel, de hele parochiebibliotheek gaat door zijn handen. Hij houdt van dwalen, struinen, over de hei en tussen de immense balen gebruikt papier in de fabriek. Bevangen door leesvraat verslindt hij elke letter op elk stuk papier dat uit de balen steekt. Daar ergens moet het – de creativiteit, de verbeelding – begonnen zijn, vermoedt hij. Op de dag dat hij het ouderlijk huis verlaat om in Utrecht geologie te gaan studeren, kijkt de hele buurt hem na. Met zijn fiets aan de hand en niet meer dan een koffertje op de bagagedrager loopt hij de straat uit. Iemand van “over het spoor”, die het Veld verlaat op zoek naar geluk elders, dat gebeurt niet vaak.
Als er een tegelwijsheid van toepassing is op Willem Fermont, dan deze, gepikt van een ansichtkaart: ‘Til een voet op en zet hem voor de ander. Als je in beweging komt, ontstaat de weg vanzelf’. Hij baant zijn levenspad met de wetenschap, geologie, de oprit naar de kunst komt later. Mede onder invloed van Josje, die hij leert kennen als ze studeert aan de Academie voor Beeld en Expressie in Utrecht. Willem komt er al snel achter dat kunst en wetenschap voor hem de twee zijden zijn van dezelfde januskop. “Het onderscheid is dwaas. Wetenschap en kunst putten beiden uit dezelfde bron, die van de verbazing. Wetenschap zonder verbazing is geen wetenschap, kunst zonder kennis is geen kunst.”
De thema’s tijd en bewustzijn spelen sinds de samenkomst van kunst en wetenschap een belangrijke rol in zijn werk, zowel rationeel als creatief. Als paleontoloog is hij zich altijd al erg bewust geweest van de factor tijd, hij raakte er naar eigen zeggen door gedeformeerd. “Dat heb ik opgelost door de tijd af te schaffen.” In theorie althans. Al jaren onderzoekt hij het concept tijd, als exact wetenschapper, vanuit filosofisch oogpunt en met zijn kunstwerken. “Veel mensen vinden het nog steeds raar om te horen, maar er is een wereld waarin tijd geen rol speelt. In de hoofdwet van de kwantummechanica komt tijd bijvoorbeeld niet voor. Tijd hangt vast aan waarnemingen. Zonder een waarneming bestaat tijd niet. Alleen omdat we een geheugen hebben, kunnen we tijd beleven.”
In 2006 maakt Willem het kunstwerk Einsteins jaarringen: uit de enorme stam van een omgewaaide populier construeert hij een nieuwe boom, die als het ware binnenste buiten is gekeerd. De jaarringen van de boom groeien naar binnen in plaats van naar buiten, de boom wordt jonger naarmate hij ouder wordt. “Tijd bestaat niet als fysieke grootheid. Dit concept benadert de werkelijkheid veel beter.”
Bij de expositie van Einsteins Jaarringen, in 2010 in het dorpje Buggenum, kunnen voorbijgangers een enquêteformulier invullen. De te kiezen opties: 1. Tijd bestaat, 2. Tijd is een illusie, 3. Willem Fermont is getikt. De conclusie die hij uit de resultaten trekt: “In Buggenum denken minder mensen dat ik getikt ben dan in Roermond. Dat zegt niets. Buggenum is veel kleiner dan Roermond. Statistieken liegen altijd. Zoals ook de statisticus weet die verdronk in een rivier van gemiddeld een meter diep.”

Hun eeuwenoude carréboerderij is baas over de driesprong onderaan de heuvel, in het gehucht Grijzegrubben, bij Nuth, in Zuid-Limburg. Ook het huis – werkplaats, “denkzolder”, woonkamer, keuken, tuin, schuur – biedt veel en dient mede als fysieke uiting van het volle hoofd. Willem Fermont verzamelt oude naaimachines, snijbonensnijders, oude aandelen, gehaktmachines, glasdia’s, watermeters en gasontladingslampen. De lijst is niet volledig. Het is het oog van de paleontoloog, dat tussen al die stenen net die ene fossiel ziet. En van elke steen het verhaal erachter wil weten. Hij liep bij toeval tegen zijn eerste Singer-naaimachine aan, dook in de historie, vond meer naaimachines, waarna het verhaal van Singer zich ontvouwde als een machtige metafoor voor de opkomst van de industriële samenleving. “Als een tipje van de sluier wordt opgelicht en ik zie een verhaal verschijnen, ben ik niet meer te houden.”

Willem Fermont met zijn vrouw Josje.

Ergens tussen appeltaart en lunch – met zelfgebakken brood en jam van de kornoelje in hun tuin – vertelt Willem dat hij met verwondering kijkt naar zijn eigen verwondering. Waar komen al die ideeën in zijn hoofd vandaan? Hij gaat nadenken over de functie van het onderbewustzijn en richt zich op een belangrijke uiting daarvan: dromen. Twee jaar lang schrijft hij met de discipline van een monnik elke dag zijn dromen op, verslagen van soms wel drie à vier dromen per nacht. Serieus empirisch onderzoek dat leidt tot een droom-database met zo’n 700 verslagen. “Ik ben er op een gegeven moment mee gestopt, ik werd er toch een beetje koekoek van.”
De database is er, aan de analyse wordt gewerkt, de kunstenaar gaat er ook mee aan de haal. Op de zolder van de boerderij bevindt zich het kleinste museum van Nederland, Droommuseum Oneiron, met als centraal object iets wat nog het meeste wegheeft van een bushalte. Strak vormgegeven van buiten, een bonte collage van kokende, borrelende droom-expressies aan de binnenkant; de visuele sublimatie van zijn droomonderzoek.
Als geboren Fermont in het Roermondse Veld zit de allergie voor gezag en hoogmoed diep, al zijn hele leven. Onrecht veelt hij slecht, het activeert de vechtersbaas in hem, zij het altijd met woord en rede. “Ik zal nooit de eerste klap uitdelen.” Wanneer hij als wetenschapper en hoofdconservator zijn opwachting maakt tussen ministers, directeuren en wat al niet meer, speelt de allergie geregeld op. “Tussen zulke hotemetoten voelde ik me ongemakkelijk. Niet dat ik tegen ze opkeek, maar ‘hoogwaardigheidsbekleders’ denken soms een meerwaarde te kunnen ontlenen ten opzichte van hun medemens op basis van hun formele positie. Dat moet je niet doen bij mij, dan zou ik je het liefst meenemen naar ’t Veldje.”
Zulke passies komen meestal niet aan de oppervlakte, het gezicht oogt stoïcijns, Willem uit zich weloverwogen en rationeel. Hij praat veel, in dat Hemingway-hoofd broeit en borrelt het als oersoep.
Hij werkt momenteel aan twee artikelen over zijn droomonderzoek en over de perceptie van tijd, die waarschijnlijk gepubliceerd gaan worden in wetenschappelijke tijdschriften. In juni houdt hij een lezing over zijn onderzoek op een groot congres over dromen in Abdij Rolduc. Voor de duidelijkheid: het gaat hier om serieuze wetenschap, prestigieuze universiteiten als Harvard en Princeton zijn ook vertegenwoordigd. Maar hij relativeert zijn prestaties direct. “Als paleontoloog weet ik heel goed dat ik een volstrekt zinloos stofje ben, dat tussen twee onmetelijke perioden van tien miljard jaar even tachtig jaar mee mag doen.”
Hoe kan iemand die zich zo bewust is van zijn eigen betekenisloosheid toch de megalomane drang hebben om te scheppen? Willem: “Het komt allemaal voort uit verbazing, uit verwondering. Het determinisme van de natuur bestaat op metaniveau, daarbinnen is op microniveau veel mogelijk. Ik heb 25 jaar door een microscoop getuurd, ik zag zoveel bijzondere dingen die me ontroerden. Als piepklein onderdeeltje met een zeer beperkte levensduur mag ik heel even meedoen aan die ontzagwekkende context. Dan vind ik het helemaal niet gek om scheppingsdrang te hebben.”

Josje: ‘”Dat is het: het spelende kind in Willem verdwijnt niet op het moment dat hij zijn eigen nietigheid ervaart.”

Willem Fermont, Corpus Curiosum. Van 31 maart t/m 4 mei in Galerie Bont en Blauw in Heythuysen.
galeriebontenblauw.nl