“Reinaert De Ridder of Elsschot De Vos”, vroeg biograaf Vic van de Reijt zich af terwijl hij zich in het leven van Willem Elsschot verdiepte. Wie was de zakenman die achter de schrijver schuilging? Volgens hem moet Elsschot opnieuw voor arbeiders worden verklaard. Hij was een gewiekste zakenman, luidt het, maar zijn hart klopte links.
‘Ge weet nooit méér over hem dan wat hij u wil wijsmaken’, zei Louis Paul Boon over zijn collega Willem Elsschot. De schrijver van Kaas, Lijmen en Het Been, liet nooit het achterste van zijn tong zien. Ook in openhartige interviews zette hij zijn gehoor graag op een dwaalspoor.
Zijn oeuvre heeft Elsschot altijd beschreven als een ‘dagboek’. Hoeveel autobiografie zit er dan wel in zijn boeken? Herken je hem, de zakenman Alfons De Ridder, in de figuur van Laarmans? Vertelt hij, weliswaar met minzame grimmigheid, over eigen ervaringen in het zakenleven? Was hij eigenlijk zelf die muizerige klerk die Hollandse kaas aan de man bracht? Was, met andere woorden, Kaas – zoals veel van zijn boeken – een sleutelroman over zijn eigen gesjoemel? Had hij het in Villa des Roses over zijn vele liefdesaffaires? Schreef hij politiek geïnspireerde boeken? Liet hij zijn personages, waarin hij zichzelf verschool, optreden in een stichtend links verhaal over gerechtigheid? Of zijn veel van die interpretaties bewezen onzin?
Zijn biograaf en ‘propagandist’ Vic van de Reijt heeft in elk geval de stelligste indruk dat, juist omwille van zulke verzonnen verhalen en flinterdunne verklaringen, “Elsschot tegenwoordig opnieuw voor arbeiders moet worden verklaard”. Elsschot schreeuwt zelden iets uit, hij schopt de mensen in elk geval niet, zoals Boon, “tot ze een geweten hebben”. Hij is cynischer. De schrijver, die goed geld verdiende, was “een revolutionair in maatkostuum”, een Multatuliaan die met verzen en proza tegen de gevestigde orde ten strijde trok. Hij verborg zich achter zijn schrijverspseudoniem, zoals hij thuis maar ook in de kroeg zich achter zijn krant verschool.
Ook voor zijn fanatieke bewonderaars, die hem een van de grootste Vlaamse schrijvers noemen, is de zakenman Alfons De Ridder een min of meer schimmige figuur gebleven. Hij had een korte, zakelijke maar scherpe stijl van schrijven, een toon die vermoedelijk in onze tijd wat ‘belegen’ klinkt. Maar wie ooit wil schrijven, leert het vak nergens beter dan bij Elsschot. Niet dat het voor hem zo gemakkelijk was. Letterkundige arbeid, zei hij in een van zijn interviews, was voor hem zeker geen verpozing, “veeleer een marteling waaraan ik mij helaas af en toe niet kan onttrekken”. Het schrijven was voor Elsschot “net malaria, als een driedaagse koorts die een mens periodiek overvalt”.
Dat maakt de auteur, “die zo geroemd wordt om zijn vlotheid en toegankelijkheid”, schrijft Eric Rinckhout in Dwaalspoor – Op zoek naar de waarheid achter Het Dwaallicht van Willem Elsschot, “eigenlijk een moeilijke weerbarstige schrijver”. Zullen we wel ooit de schrijver kennen en weten wat dat voor een man was? Hij is als de vos Reinaert die ons steeds weer ontglipt. Biograaf Van de Reijt noemt hem “Reinaert De Ridder of Elsschot De Vos”. De fascinatie voor de persoon van De Ridder, “is een constante in de Elsschot-literatuur”. Al na de eerste ontmoeting, zegt Van de Reijt, typeert Menno ter Braak hem als “een bijzonder merkwaardige kerel, van uiterlijk een gewone slimme handelsman; en het gekke is, dat hij bij nadere kennismaking ook werkelijk uitgeslapen blijkt in dat vak”. In 1937 al schrijft Jan Greshoff dat zich om zijn persoon “een legende” heeft gevormd.
Het hele oeuvre, vindt literatuuronderzoeker Matthijs de Ridder (geen familie), is politiek geladen. Hij heeft in zijn essay Aan Borms – Willem Elsschot, een politiek schrijver diens werk geanalyseerd. Er wringt volgens hem iets in de manier waarop de schrijver als Vlaamse Nescio is gecanoniseerd. Het door Nederlandse critici doelbewust losweken van Elsschot van de al te politiek gekleurde Vlaamse letteren maakte van hem die universele schrijver die zich niet bemoeide met Vlaamse verzuchtingen. Herlezen van het oeuvre leverde evenwel nieuwe inzichten op. Je kunt in de spiegelbeeldige figuren van zijn boeken en in hun ‘gekostumeerde guerrilla’ een verhaal zien van de meedogenloze zakenman en belgicist Boorman én de openlijke flamingant Laarmans. Meer nog: Elsschot vocht niet alleen tegen de Belgische staat, maar geloofde ook nog eens in “een overwaaiende Russische lente”. Hij bestreed het Kapitaal. Zijn strijdbare flamingantisme en zijn romantische communisme “waren in essentie identiek aan elkaar”.
Essayist Cyrille Offermans meent dat je, op grond van al het intussen aangedragen biografische en literaire materiaal, net zo goed, ja zelfs eerder tot de conclusie zou kunnen komen “dat Elsschot juist geen politiek schrijver was”. Je kunt je zelfs afvragen of zijn boeken door ‘recontextualisering’ – wanneer je van Elsschots politieke intenties uitgaat – nu ineens geheel van karakter veranderen? De vorsers blijven speuren naar de drijfveer van de schrijver, naar zijn bedoelingen en zijn karakter. Telkens weer iets boven water komt, begrijpen we misschien iets meer van het werk en uiteindelijk ook van de schrijver.
Elsschot was op-en-top Antwerpenaar. Je kunt in het spoor van de schrijver door Antwerpen wandelen. In zijn boeken – zeker in Het Dwaallicht – is de stad een belangrijk personage. Je kunt dat boek, zijn laatste grote werk, lezen als “een wandeling in een boek, een boek in de vorm van een wandeling”. Elsschot, het Antwerpse literaire icoon, hoort bij die stad zoals Kafka bij Praag, Joyce bij Dublin, Sartre bij Parijs, Pessoa bij Lissabon of Svevo bij Triëst. Dit jaar precies vijftig jaar geleden (uiteindelijk een goede reden om hem met een tentoonstelling, nieuwe uitgaven en literaire manifestaties te herdenken) zakte Elsschot “nadat hij zijn brieven had gepost”, zoals Van de Reijt ironisch op, op straat in elkaar. Het ‘brieven posten’, terwijl zijn eten op tafel stond, had alles te maken met zijn cafébezoek en amoureuze uithuizigheid. Er werd thuis verder niet over gesproken; zijn vrouw Fine had met dat haast dagelijkse ritueel leren leven. Dat hij op straat was gevallen, maakte deel uit van zijn publieke optreden. Toen voorbijgangers hem naar huis brachten, waar hij die nacht nog de geest gaf, zei hij toen ze hem op de sofa legden min of meer laconiek: “Dank u, heren.”
Kennen we die De Ridder?
Veel bleef lang verborgen. Na veel bakkeleien, omdat de erven onderling over de bestemming van de nalatenschap verdeeld waren, ging het archief van Elsschot in zijn geheel naar het Letterenhuis in Antwerpen. Er kwam eindelijk een eind aan een jarenlange juridische en financiële strijd tussen familieleden van de schrijver over de zeggenschap over de nagelaten paperassen, brieven, foto’s en meer dan twintig ringmappen met zakelijke documenten. Elsschot was een succesvol reclamemaker, ‘zakelijk tot op het been’. Hij was, blijkt uit de archieven, helemaal geen Laarmans, zoals in Kaas, die nog geen bol kaas kon verkopen. Maar mislukt? Onverschillig? Hij was, volgens zijn biograaf, weliswaar een professionele zakenman, ‘maar zijn hart klopte links’.
Het Letterenhuis kon, met het verworven archief, eindelijk een belangwekkende tentoonstelling over de schrijver maken. Vroeger was dit, door gebrek aan authentieke stukken, onmogelijk. De expositie Dicht bij Elsschot, samengesteld door Wieneke ’t Hoen, toont aan de hand van kladhandschriften, typoscripten, drukproeven, brieven, foto’s, familiefilmpjes en zakelijke documenten “een nog onbekende Elsschot”. Je krijgt brieven te zien die hij als gewiekste publiciteitsagent schreef voor Snoeck’s almanakken. We kunnen het kasboek inkijken van het tijdschrift La Revue Continentale Illustrée, dat we kennen als het Wereldtijdschrift uit Lijmen, waarmee hij geld verdiende. Met zijn vriend Jules Valenpint maakte hij nummers vol met verhalen over bedrijven en instellingen. Ze verkochten die bladen in grote aantallen uitsluitend aan die bedrijven en instellingen. De schrijver was beter dan wie ook ervaren in de kunst van het ‘lijmen’.
Kennen we die Willem Elsschot, de man die brieven ging posten van vijf tot negen? De literatuur over hem, zegt Van de Reijt, bestaat voor een belangrijk deel uit een kritiekloze herhaling van telkens dezelfde anekdotes en mythen. Die moet je afstoffen, doorprikken en vooral niet cultiveren. Net als Hugo Claus, ook een meester in het zich verbergen, liet Elsschot zich nooit gemakkelijk kennen.
Kader:
Op zaterdag 12 en zondag 13 juni is in Schunck in Heerlen een Willem Elsschot Manifestatie met als sprekers Vic van de Reijt, Matthijs de Ridder, Eric Rinckhout, Wieneke ’t Hoen en Cyrille Offermans. (www.schunck.nl) Dicht bij Elsschot, tot en met 31/12 in het Letterenhuis, Antwerpen (www.letterenhuis.be). Elsschot in vertaling, van 3/7 t/m 31/7 in de Openbare Bibliotheek Rotterdam en van 3/9 t/m 31/10 in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Antwerpen. Ter gelegenheid van de manifestatie De stad van Elsschot 2007/2010 (volledig programma zie: www.destadvanelsschot.be) is Het Dwaallicht, de laatste roman van de schrijver, heruitgegeven met een stadswandeling van Eric Rinckhout. Bij de expositie in het Letterenhuis verscheen Dicht bij Elsschot, een nieuwe Elsschot-fotobiografie van Wieneke ’t Hoen. In het najaar publiceert Vic van de Reijt zijn langverwachte biografie, Elsschot – Leven & werken van Alfons De Ridder.
Foto’s:
Willem Elsschot met zijn vrouw in Antwerpen.
Elsschot op oudere leeftijd.
Het pseudoniem ‘Willem Elsschot’ (beroep: letterkundige) op De Ridders identiteitskaart.