De hang naar traditie is vaak sterker dan de traditie zelf
Wanneer Stefano mij de dagelijkse cappuccino met croissant voorzet, vraag ik hem wat hij vond van de ‘partita’. De vorige ochtend had hij met armen en benen verteld over de kansen van het Italiaanse team, ten opzicht van rivalen als Brazilië, Argentinië, Duitsland, Engeland (vreemd genoeg) en Olanda natuurlijk. Hard genoeg, zodat ik het hoorde.
Vandaag is hij minder breedsprakig. Italiaanse voetballers zijn lui, zegt hij, ze proberen als vanouds op de meest efficiënte wijze de punten te pakken, ze hebben niet eens gezweet. Basta! Ik denk aan de gutsende lijven die ik zag op tv, hun in de Braziliaanse hitte gebeeldhouwde koppen. Ik opper dat het verlies tegen Costa Rica (goed team trouwens) een kwestie van te weinig kwaliteit was. En van een gebrek aan ideeën. Vroeger waren Italianen technisch vaardige voetballers. Niets van over. Tactisch vernuft? Zelfs Pirlo komt niet verder dan wat ‘stiffies’ in de middencirkel.
Stefano knikt, geeft me gelijk. Winnaars, en daar hoor ik, als Nederlander, voor hem ook (nog) bij, spreek je niet tegen. Zeker niet als ze elke ochtend op je terras zitten.
Costa Rica-Italië was de tweede WK-wedstrijd die ik van begin tot einde heb gezien. Dat is toeval. Tegen zessen wip ik bij de fietsenmaker binnen. “Net op tijd”, zegt hij grijnzend. Hoezo? Je bent toch open tot half acht? Vandaag niet, zegt hij, en wijst met de afstandsbediening naar de tv in de hoek van de werkplaats. Ik zie een rij met zingende voetballers.
Tien minuten later schuif ik aan in een tjokvolle bar aan het meer. De circa veertig bezoekers krijgen vooral in de tweede helft in de gaten dat Costa Rica (waar ligt dat eigenlijk precies?) hun nationale trots voor schut zet. De Azzurri hebben geen schijn van kans. Tegen achten sjokken de bar-tifosi zwijgend naar buiten. De een om een sigaret te roken, de ander om minutenlang zwijgend naar het meer te kijken. De meesten gaan naar huis. Er is niet eens discussie. Supermario bakte er op zijn verschillend gekleurde schoentjes weer niets van, voor Pirlo ging het allemaal veel te snel.
In het dorp is het megascherm bij het theater dan al opgerold. Voor andere wedstrijden is hier geen interesse. Mensen sjouwen met hooibalen, men maakt zich op voor de palio. Naar Italiaanse traditie kruipen de verklede bewoners dan op paarden, schuiven aan in boten of rollen een kaas de heuvel af.
Hier in het dorp hebben ze zowaar een dubbele palio. Eerst een handboogwedstrijd, daarna de palio delle torri: drie teams, vertegenwoordigers van de drie wijken, rennen met een houten schild door het dorp. De eerst aankomende wint. Zoals altijd wanneer ik mensen in uniform zie, krijg ik de slappe lach. Zeker nadat ik een poster zie die suggereert dat we hier van doen hebben met een middeleeuwse traditie. De werkelijkheid is dat deze palio voor het eerst werd gehouden in 2012. De hang naar traditie is vaak sterker dan de traditie zelf.
In de kranten in Stefano’s bar lees ik alvast een opsomming van de voorgaande keren dat Italië voortijdig werd uitgeschakeld op een WK. Hysterie en fatalisme hebben vergelijkbare genen. Intussen maakt Giuseppe van het restaurant zich op om naar een bijeenkomst van sommeliers te gaan, bespreekt de oude Gigi met de kapitein van de carabinieri wanneer ze weer een dagje de bergen in gaan, op zoek naar funghi porcini, en staat mijn buurman in de volle zon het dak te repareren.
De Mondiale? De schouders gaan omhoog. Er komt nog één kans, tegen Uruguay. Zo lang blijven de tricolores nog uit de vensters hangen.
WIDO SMEETS