De Amerikaanse filmmaker Woody Allen is hard op weg naar zijn vijftigste film. Gebruikte hij jarenlang Manhattan als decor, tegenwoordig exporteert hij zijn komisch nihilisme naar Europa. Na Londen, Barcelona, Parijs en Rome gaat hij nu filmen in München. Levert die koerswijziging ook sterke films op? “Simpel idee, soepel uitgevoerd en duister filosofisch aan de randen. Allen kan het nog steeds.”

Voor het tweede jaar op rij vroeg een journalist tijdens het filmfestival van Cannes aan Woody Allen wanneer hij in Stockholm komt filmen. Woody Allen in Stockholm. De man die New York voor een hele generatie filmkijkers had veranderd van een criminele beerput in een spreekkamer voor relatieproblemen. Je moet een knop omzetten om de chroniqueur van grotestadsneuroses in de drooggelegde Zweedse hoofdstad aan de slag te zien.

“Ik zie mezelf wel drie maanden in Stockholm wonen”, antwoordde Allen toen die vraag vorig jaar voor het eerst langskwam in een rondetafelgesprek. Hij leek sarcastisch, maar was bloedserieus. Zoals hij ook in z’n films vaak serieuzer is dan mensen denken. Dit jaar antwoordde Allen op dezelfde vraag dat hij meteen op het vliegtuig naar Stockholm stapt als er iemand met een zak geld verschijnt. U betaalt, Woody levert. Voor steden is het exclusieve marketing en Woody Allen kan weer een film maken. En zo komt hij nog eens ergens.

Minder bekende Europese filmmakers kijken jaloers naar de Amerikaan die hier – terend op z’n reputatie – al zes jaar lang zakken met geld komt weghalen. Woody Allen is niet de enige trouwens. John Woo, een van Hong Kongs bekendste filmmakers, verklapte tijdens het filmfestival van Venetië aan een collega van Vrij Nederland dat hij genoeg heeft van Hong Kong en vanaf nu over de hele wereld een rijtje steden aan zal doen om er films te maken. Geen gek idee. Pakweg Zürich kan best een stoot spektakel gebruiken. Of Zagreb.

Na vier films in Londen te hebben gedraaid, één in Barcelona en één in Parijs is Woody Allen net klaar met het opnemen van The Bop Decameron in Rome. Als de berichten kloppen volgen hierna München en Rio de Janeiro, de stad die Allens zus en vaste producent Letty Aronson twee jaar terug zeventien miljoen dollar zou hebben geboden om er te komen filmen. Rio organiseert in 2016 de Olympische Spelen en probeert ijverig z’n imago op te poetsen. Dat is hard nodig, na de twee recente Tropa de Elite-films over ultrageweld en wijdverbreide corruptie in de stad. Vergeleken met de hel die daarin te zien is, lijken Allens existentialistische zelfkritiek en romantisch geharrewar onschuldige tafereeltjes.

Levert die trektocht langs Europese steden ook sterke films op, is dan de vraag. Want in de jaren zeventig en tachtig kon je nauwelijks een regisseur bedenken die meer vergroeid was met een stad dan Woody Allen met New York. Die navelstaarderige dialogen klonken alleen goed op Manhattan. Niet in Stockholm. Of München. Dacht men. Want nu de filmmaker met Midnight in Paris zijn bestverdienende film ooit heeft uitgebracht, die ook nog eens goed is ontvangen door de kritiek, bewijst Allen dat zijn komische nihilisme prima te exporteren is. “Woody Allen heeft z’n groove terug”, schreef de Britse krant The Guardian bij de première. Dat klonk drie jaar geleden wel anders toen een columnist van diezelfde krant schreef dat Allens carrière “een lijk is dat al jaren wacht om begraven te worden”.

Nu heeft Allen tussen 1995 en 2005 niet z’n beste films gemaakt, maar ze waren nog altijd beter dan wat het gros van Amerikaanse regisseurs ooit in elkaar heeft weten te knutselen. Hoe dan ook, met Matchpoint (2005) verscheen plotseling weer de maestro die we kenden van Annie Hall, Manhattan en Zelig.

Al die experts die de afgelopen tien jaar dachten dat Woody Allen z’n talent begon kwijt te raken, en die bij elke nieuwe film teleurgesteld waren omdat ze niet onbedaarlijk konden  lachen, hebben het nooit begrepen. Want Allen heeft nooit zomaar komedies gemaakt, ook al waren sommige films extreem grappig. Onder al die neurotische kolder schuilt een zwartgallig wereldbeeld waarin hebzucht vaak de enige motivatie van de personages is. De humor zit vaak in de personages die maar wat aan lopen te klungelen.

Matchpoint bevestigde, soepel verpakt als een relatiedrama dat zich afspeelt in de Londense high society, het kille wereldbeeld van de regisseur. Waarin mensen ten koste van alles voor eigen gewin gaan en altijd méér willen, desnoods kwaad willen. Het venijn zit er in dat we ons daar wel degelijk mee kunnen identificeren. Ook onder alle komisch vernis van Midnight in Paris schuilt zo’n chronische ontevredenheid. Allens alterego Gil is daarin zo ongelukkig in zijn eigen tijd dat hij ontsnapt naar een andere tijd. De mooie vrouw die hij daar ontmoet is weer zo ongelukkig dat zij naar een nog eerdere tijd terug wil. Het is ook nooit goed. Simpel idee, soepel uitgevoerd en duister filosofisch aan de randen. Allen kan het nog steeds.

Wat doet het er dan toe dat Scoop en Cassandra’s Dream wat minder waren? Ze gingen nog steeds over hebzucht. Dan weer over de zucht naar geld (Cassandra’s Dream), dan weer over de zucht naar seks (Vicky Christina Barcelona) en dan weer over de zucht naar roem, of jeugd (You Will Meet a Tall Dark Stranger). Woody Allen is in essentie een chroniqueur van hebzucht, niet van grotestadsneuroses. Een metropool als New York levert alleen meer confrontaties met de hebzucht van anderen op.

Woody Allen lijkt zich prima te vermaken op z’n Europese tournee. Hij zat er in Cannes lekker ontspannen bij en grinnikte af en toe dat het leven een belachelijk zinloze exercitie is. Zoals we van hem gewend zijn. “Het is kort, gewelddadig, eenzaam en beangstigend. En dan gaan we dood. En dan, over een tijdje, dooft de zon.” Woody Allen wordt dit jaar 76 en The Bop Decameron is z’n 47e film. Laat de Amerikaan lekker in Europa blijven filmen zodat hij hier ook z’n vijftigste film kan maken. Want, als ik even voor mezelf mag spreken, ik wil meer meer meer.