De schouwburgzaal heeft niet het alleenrecht op voorstellingen. Theater op locatie wint terrein. Makers houden van de extra mogelijkheden. Publiek komt af op de belevenis. “Eerst en vooral moet het spelen op locatie functioneel zijn.” Door Paul van der Steen
Soms zoekt een theater het noodgedwongen buiten de deur. De schouwburg van cultuurhuis de Warande in Turnhout wordt twee jaar lang verbouwd. Pas in september 2018 gaan de deuren weer open. “We proberen de mensen op allerlei manieren toch wat te bieden, bijvoorbeeld door georganiseerde bustochten naar grote zaalproducties in Tilburg, Eindhoven en Antwerpen”, vertelt theater- en dansprogrammeur Bert Heylen. “Maar ook met voorstellingen op locatie.”
Die zorgden voor zoveel enthousiasme dat de Warande structureel meer naar buiten zal blijven gaan. Het festival WinterWarm in natuurgebied de Hoge Rielen bij Kasterlee krijgt eind januari, begin februari een tweede editie. “Zelfs de boer met zijn weide tegenover de Hoge Rielen komt een kijkje nemen, terwijl hij anders nooit naar het theater gaat. Locaties voegen, als het goed is, ook extra lagen toe. In juni danst Rosas bijvoorbeeld een voorstelling in een douaneloods op de Belgisch-Nederlandse grens. Een bekende of onbekende plek krijgt een verhaal. Mensen gaan op een andere manier naar hun omgeving kijken.”
Ook cultuurcentrum C-Mine ontdekte de kracht van theater op locatie mede uit noodzaak, vertelt directeur Veerle van Bun. Voor die instelling was het voor de oplevering van de huidige behuizing in gebouwen van de oude mijn van Winterslag zeven jaar geleden even behelpen. “Het begon echt uit noodzaak, maar we zijn het blijven doen. We willen verhalen over de stad en de regio brengen, op plekken die zelf ook al iets vertellen. Bij voorbeeld in voormalige logementshuizen of ten tijde van de dreigende sluiting van de Fordfabrieken in een voormalige Fordgarage. Soms liggen die thema’s sociaal of zelfs politiek gevoelig, maar je merkt op de locaties ook de betrokkenheid van de mensen. Of van de kinderen, bijvoorbeeld toen we een circusvoorstelling neerzetten in een Genkse wijk. Het geldt ook als een van onze beleidslijnen: de stad is ons podium.”
Iets oostelijker, in Sittard-Geleen, zijn veel van de plaatselijke kunstinstellingen, waaronder de schouwburg, opgegaan in het cultuurbedrijf De Domijnen. “Theater op locatie past bij onze filosofie”, zegt Mikos Pieters, hoofd podium. “Wij beschouwen een podium niet als een plek maar als een functie. Voorstellingen kunnen plaatsvinden op een traditionele plaats als een schouwburg maar zeker ook daarbuiten. Getrouw aan Shakespeares adagium All the world’s a stage.”
Het jaarlijkse Barockfestival zoekt de kerken in Sittard en omgeving op. Het museum van de Domijnen biedt een serie concerten. Geleen On Stage heeft locatietheater als belangrijkste uithangbord en neemt het publiek mee naar een brouwerij, een manege en het voormalige gemeentehuis van Geleen. Pieters: “Ook onze stadsintendanten Servé Hermans en Michel Sluysmans (Toneelgroep Maastricht) en ons huisgezelschap Het Laagland proberen andere ruimtes dan alleen de schouwburg.”
Het Parktheater in Eindhoven rekent als enige ook een deel van de producties in eigen huis tot de voorstellingen op locatie. Twee van de drie zalen, zowel de Philipszaal als de kleinere Kameleon, zijn over de volle lengte en breedte voorzien van alle mogelijke techniek. Programmeur Mons de Goede: “We kunnen er toneelbruggen omhoog en omlaag laten komen. Uit het niets een autobus laten verschijnen. We hebben hier bijvoorbeeld 3500 mensen binnen gehad met zeventien voorstellingen van Lampenmakers van Het Zuidelijk Toneel. Dat was een stuk speciaal voor ons gemaakt over de geschiedenis van Philips. Maar we willen ook nationaal en Europees de samenwerking gaan zoeken met theaters met mogelijkheden als de onze, zodat er meer van dit soort voorstellingen komen.”
De voorstellingen op locaties binnens- en buitenshuis trekken “een ander, jonger en avontuurlijker publiek”, merkt De Goede. “En al zijn de kaartjes meestal goedkoper en de producties zelf doorgaans juist duurder, we vinden het toch erg belangrijk om er serieus werk van te maken.”
Niet voor niets heeft De Goede niet programmeur maar ‘horizonhunkeraar’ op zijn visitekaartje staan. “Het meer traditionele theater zal altijd blijven bestaan, maar daarnaast zullen we als sector continu bezig moeten zijn met innovatie. Om publiek aan ons te blijven binden maar ook om concurrentie vanuit bijvoorbeeld de amusementsindustrie het hoofd te bieden.”
De Goede bespeurt bij jonge makers bovendien een toenemende behoefte aan spelen op locatie. Jackie Smeets van talentmakelaar VIA ZUID constateert hetzelfde: “Anders dan vorige generaties zijn ze niet meer zo erg gericht op het klassieke theater met zijn traditionele scheiding van zaal en podium en vaststaande afspraken. Deels is dat uit nood geboren. Ze hebben nu eenmaal vrij moeilijk toegang tot het reguliere circuit. Deels als heel bewuste keuze. Ze zoeken het op alle mogelijke manieren buiten de geijkte kaders: wat betreft thematiek, wat betreft samenwerking met andere kunstdisciplines en -uitingsvormen en dus ook wat betreft plek.”
In de praktijk blijkt theater buiten het theater nogal eens een lastige klus. Smeets: “Veel instellingen denken via bepaalde, ingesleten patronen. Een museum dat bijvoorbeeld theatermakers over de vloer krijgt, moet wennen aan een heel andere manier van werken. Het lijkt namelijk in weinig op het plaatsen of het ophangen van objecten. Mensen verwachten misschien nog wel een performance in de Jan van Eyck Academie in Maastricht, maar niet per se in het centrum van Roermond of ergens in een wijk. En wat vertel je en wat vertel je niet als je op dat soort plekken een tijdlang aan het opbouwen bent?”
Voor een orkest als de philharmonie zuidnederland spelen weer heel andere overwegingen. “Klassieke muziek is erg afhankelijk van een goede akoestiek”, vertelt artistiek programmeur Jos Roeden. “De eerste neiging is daarom om te kiezen voor de zekerheid van de concertzaal. Maar wij hebben de ambitie om hét orkest van Zuid-Nederland te zijn. Dat betekent dat behalve op de conventionele, ouderwetse manier concerten geven ook op andere manieren relevant proberen te zijn. Dat kan betekenen dat je, zoals onlangs, om halftwee ’s nachts met een deel van je musici gaat spelen op een dancefeest. Daar hebben twaalfhonderd studenten van genoten, jongeren die we anders nooit zouden hebben bereikt.”
Philharmonie zuidnederland wil liefst een paar keer per jaar een groots buitenevenement. “Zoals Opera op de Parade in Den Bosch en het live begeleiden van de filmklassieker West Side Story waarmee we vorig jaar zevenduizend toeschouwers trokken. Het mooiste is als het uitgroeit tot een traditie zoals het geval is bij het Bevrijdingsconcert op de Amerikaanse begraafsplaats in Margraten.”
Heylen, de programmeur van de Warande in Turnhout, sluit niet uit dat een deel van de mensen via voorstellingen op locatie ook de weg naar het reguliere theater weet te vinden. “Maar dat is voor ons geen doel op zich. Als cultuurhuis hopen we iedereen in onze regio minstens één keer per jaar en liefst meer te verleiden voor een van onze activiteiten. Waar en waarvoor is van minder belang. Ik heb geen last van bekeringsdrang.”
Gerhard Verfaillie, directeur van het cultuurcentrum Hasselt, vindt dat het ook “niet al te gek” moet worden. “Soms heb ik weleens het gevoel dat de slinger dreigt door te slaan, dat theater op locatie een doel op zich, een soort heilige graal, aan het worden is. Ik geloof ook niet in de mantra dat voorstellingen buiten de schouwburg per definitie meer en een ander publiek trekken. Dat hangt echt af van de plek. Die is de ene keer drempelverlagend en de andere keer drempelverhogend. Maar eerst en vooral moet het spelen op locatie functioneel zijn.”