Stijn Huijts, directeur Bonnefantenmuseum Maastricht, en Dingeman Kuilman, directeur Stedelijk Museum Breda, denken in deze wisselcolumn schrijvend na over beeldende kunsten en andere zaken.

Sinds de uitbraak van de Covid-19 pandemie hebben we ze opnieuw leren tellen, onze zegeningen. Van de ene op de andere dag was niets meer vanzelfsprekend: gezondheid, sociale contacten, werk, inkomen, reizen, horeca, festivals, theaters, musea, een simpele handdruk of een vriendschappelijke omhelzing.

Tijdens de sluiting van het museum, van half maart tot 1 juni heb ik me vaak afgevraagd hoe het zou zijn als het museum zijn deuren zou mogen openen voor publiek. Zou dat publiek überhaupt weer durven komen, of zou men angstvallig achter de geraniums in quarantaine blijven zitten? Hartverwarmend was het dan ook om te merken hoe gretig de bezoekers waren om vanaf 1 juni weer het museum te bezoeken, zij het in een anderhalve meter setting en met verplichte reservering vooraf. Kennelijk was de honger naar betekenisvolle esthetische, culturele, intellectuele en educatieve ervaringen sterker dan de angst voor een onzichtbaar virus en had ons publiek veel vertrouwen in de maatregelen die het museum had genomen om veilig bezoek mogelijk te maken. Dat die maatregelen in de praktijk niet al te ingrijpend hoefden te zijn, heeft alles te maken met de ruime opzet van ons museumgebouw, dat dit jaar zijn vijfentwintigste verjaardag viert. 

Natuurlijk kunnen we minder bezoekers ontvangen dan normaal en hebben we veel evenementen en verhuringen moeten schrappen, waardoor het museum veel inkomsten misloopt, maar het feit dat we op het moment waarop ik dit schrijf nog steeds open zijn voor publiek voelt als een groot voorrecht, zeker als ik dat vergelijk met de collega’s die in de podiumkunsten werken. Voor veel bezoekers is de kwaliteit van het museumbezoek er zelfs op vooruit gegaan, niet alleen omdat er in het anderhalve meter museum veel meer rust en ruimte is om alles te bekijken, maar vooral ook omdat het besef dat tijdens een pandemie niets meer vanzelfsprekend is ertoe bijdraagt dat de kunstervaring intenser dan ooit wordt beleefd. Laten we dus vooral onze zegeningen tellen en hopen dat dit besef ook als de corona-crisis voorbij is in ons bewustzijn zal blijven resoneren.

STIJN HUIJTS