In de rubriek ‘Chez Nous’ schrijven Christiane Gronenberg en Wido Smeets om de beurt over de dingen van het leven.

We hadden het over goede voornemens, de vriendin en ik. Ze is bezig met een januari challenge die haar moet aanzetten tot gezonder leven. Met succes, tot nu toe, ze voelt zich energieker dan voorheen. Ze kan het gebruiken, als alleenstaande moeder met drie kinderen en een volle baan. 

Zeker weet ik het niet, maar zo’n challenge, mits volgehouden, lijkt me ook een opstap naar een andere staat van zijn. Ook al is, zeker in het derde jaar na Corona, elk voornemen een hachelijke zaak.  

Ze heeft het erover dat ze dit jaar meer wil ondernemen. Vertel mij wat, ik doe niets liever. Ik smeer er mijn boterham mee, al varieert het beleg, al bijna drie jaar intussen, tussen weinig en niets.  

Of nieuw elan en een andere bestuurscultuur daar verandering in gaan brengen? Waar laat men een sloper een door hem afgebroken huis opnieuw opbouwen?

Het is afwachten, hoor ik waar ‘de situatie’ ter sprake komt. Een lotgenoot bij wie ook alles is stilgevallen, en niet eens door corona, wens ik een goed jaar toe – niet nadat ik zijn situatie heb omschreven als “gedoe, en niet per se in de goede richting”. 

“Is dat niet een definitie van het leven?”, reageert hij monter. Hij verwacht in 2023 weer vol gas te kunnen geven. “Nog een jaartje ballingschap, en dan weer voorwaarts!” 

Afwachten dus. Zonder het ons te realiseren, brengen we een groot deel van ons bestaan door met wachten. In De meteoriet en het middagdutje beschrijft Maarten Asscher hoe het wachten een onevenredig groot deel van ons leven opslokt. Hoe vaak in je leven sta je niet in een rij? Op een wachtlijst? Hoe vaak en hoe lang wachten we niet op een reactie na een voorstel, op de uitslag van een examen, op een bestelling?

Hoeveel boeken kunnen we wel niet lezen tijdens het wachten, in een rij, in een wachtkamer, bij de wasserette, in de carwash – ja, ook mensen die ‘geen tijd’ aanvoeren als reden waarom ze nooit een boek lezen. 

Wachten is geen fijne staat van zijn. In boeken en films is ons wachtende bestaan geen thema – het maakt de uitzonderingen des te interessanter. Neem het toneelstuk Wachten op Godot – het loont de moeite om de laatste twee letters even weg te denken. En is Once Upon a Time in the West in wezen niet een ode aan het geduldig wachten? 

Het valt allemaal in het niet bij het non-fictieve wachten waarin de pandemie ons heeft gestort. Maarten Asscher – in zijn fijnbesnaarde boek gaat het trouwens níet over corona –  omschrijft het wachtende bestaan als ‘het in de rij staan voor de eeuwigheid’. 

Het is de staat van zijn waarin de pandemie ons heeft gebracht. 

Wachten maakt een mens ongeduldig – toch zeker deze mens. Ongeduld is een Westerse  eigenschap. Onze voornemens gelden het hier en nu, alleen idioten geloven in een hiernamaals. 

Ik heb het geprobeerd, om de hele en halve, intelligente en domme lockdowns lijdzaam te ondergaan. Ik kan heel erg zen zijn, geloof me, maar nu even niet. 

Maar ik zit op een verkeerd spoor, hoor ik. Mijn ondernemende vriendin, die van de januari challenge, wijst me op een meditatie app. Waar ze zelf grote twijfels bij heeft, zo is ze ook wel weer. Liever zoekt ze het dichter bij, beter gezegd, ín huis. Ze heeft drie katten, waarvan er twee een slapend dan wel snorrend bestaan leiden. Ze laat me foto’s zien, genre Stilleven met kat. En filmpjes. “Let vooral op het geluid!” 

De ene kat snort, de andere trilt. Stil als een muis laat ik het over me komen. “Soms”, legt ze uit, “heb je geen meditatie nodig. Het luisteren en kijken naar die dieren is voldoende.” 

Even later, vanachter haar laptop: “Ik heb een fietsendrager besteld!”

Illustratie: Mathilde Martens