Met een oplage van 20.000 is Zuiderlucht vanaf nu het grootste cultuurblad van Nederland. Dit is een beknopte versie van de inleiding die oprichter en hoofdredacteur WIDO SMEETS hield bij de lancering van het ‘cultuurblad voor de zuidelijke Nederlanden’ in Usine in Eindhoven op 20 april. ‘Waarom lijken de dingen zo vluchtig? En weerloos? Alsof we de waarde ervan niet meer zien.’

De afgelopen maanden maakten we als Zuiderlucht een soort tournee door het Brabantse land. Om ons voor te stellen, en om kennis te maken met mensen in het gebied dat vanaf nu mede ons werkterrein is.

We waren in Helmond, Oss, Breda, Tilburg, Den Bosch, in tal van plaatsen er tussenin, en, uiteraard, in Eindhoven. Daar spraken we met een marketeer die ons vertelde hoe goed die stad is georganiseerd. De horeca, de detailhandel, als je met de vertegenwoordiger van een branche spreekt, spreek je met iedereen. Wel zo prettig als je iets voor elkaar wil krijgen.

Eigenlijk, zei de marketeer, is er maar één sector die niet is georganiseerd is. Een sector waar ze elkaar voortdurend in de haren vliegen. Hij liet een stilte vallen, en we wisten waarom. Die sector is de cultuursector. Nergens worden de verscheidenheid en de tegenstellingen zo breed uitgedragen als in de cultuursector. Nergens lijken de tegenstellingen zo groot, nergens lijkt de urgentie van samenwerking zo klein.

Een schrale troost: het is een herkenbaar beeld, en minder Brabants dan menigeen denkt. Elders in de cultuursector is het namelijk niet veel beter. Een paar jaar geleden heb ik er een column over geschreven. Als er ergens een expositie opent, is er geen kip uit de theaterwereld. Speelt er een symfonieorkest, is de beeldende kunst afwezig. Bij een literaire avond ontmoet je nooit een modeontwerper. Gaat het over architectuur, zijn er alleen… architecten.

En ’s avonds, na een dag ploeteren om het moede hoofd boven water te houden, ontmoeten ze elkaar in café De schouderklop. Elke groep heeft zijn eigen Schouderklop, uiteraard. Eentje voor de beeldend kunstenaars, eentje voor de theatermensen, eentje voor de muzikanten, eentje voor de ontwerpers, et cetera. Samen in hun eigen zuil.

Misschien komt het omdat ik zo’n mafkees ben die van beeldende kunst houdt, van theater, van muziek, van boeken, van architectuur, van design, van fotografie niet te vergeten, van te veel om op te noemen, dat ik van die verkokering he-le-maal niets begrijp. In de kunsten, zo heb ik altijd gedacht, is onder de streep iedereen met hetzelfde bezig. Met verbeelding. De één wat vluchtiger, de ander wat duurzamer, allemaal verliezen we ons in het creëren of het faciliteren van een nieuwe, aan de verbeelding ontsproten werkelijkheid die, omdat ze zo anders is dan de barre en boze werkelijkheid die ons omringt, zo verrekte interessant, spannend, leerzaam en nog veel meer kan zijn…

Het is een eigenschap van de kunsten die de marketeer in Eindhoven niet eens noemde. Hij had het over de praktische kwaliteiten van de kunsten, noem het de instrumentele kwaliteiten. Hij had het over de snelle internationalisering van Eindhoven, over de tienduizenden expats uit vooral Angelsaksische en Aziatische landen die er wonen en in hun vrije tijd cultuur willen snuiven, maar niet weten waar naar toe. Hij had het over het niet zo internationaal georiënteerde cultuuraanbod in de regio, over de toeristen die amper weet hebben van dat aanbod, over de twee miljoen Brabanders voor wie , zei hij, hetzelfde geldt.

Tegelijkertijd vertelde hij over de uniciteit van Eindhoven: dat er maar twee steden in de wereld (Helsinki en San Francisco) zijn waar de unieke combinatie van technologie en verbeelding, van high tech en design, zo dicht bij elkaar liggen als in Eindhoven. Het punt dat hij wilde maken: de regio Eindhoven is wereldtop op het gebied van innoveren en creëren, maar er is nog steeds geen designmuseum. Nederland heeft er, sinds kort, twee: in Den Bosch en Kerkrade.

Ik moest onmiddellijk denken aan de mooie column die Joost Heijthuijsen schreef in het laatste nummer van cultuurmagazine Mest, een ode aan al die mooie ideeën en initiatieven in de kunstwereld die de laatste jaren zijn gesneuveld. Er is geen sector die zo’n track record heeft opgedaan met het ter ziele dragen van goede initiatieven als de cultuursector.

De vraag is waaróm er zo weinig beklijft. Waarom lijken de dingen zo vluchtig? En weerloos? Alsof we de waarde ervan niet meer zien. Misschien hoort het een teken van deze tijd. Komt het door de instant-maatschappij waarin we leven. Alles moet hier. En nu. Morgen kan het weg. Dan is er weer iets nieuws om te omhelzen.

Of is het slechts ons zicht dat wordt beperkt – door datzelfde hijgerige hier-en-nu denken? Ik neig naar dat laatste. Naar het mechanisme dat de dingen komen en weer gaan, dat ze moeten verdwijnen, om ruimte te bieden aan nieuwe initiatieven. Mijn stelling is dat een goed idee nooit verdwijnt. Soms is er een andere benadering nodig, een nieuwe invulling. Om het sterker te maken, en toekomstbestendiger.

Tegen die achtergrond zie ik de entree van Zuiderlucht in Noord-Brabant, amper drie maanden nadat Mest ter ziele ging. Volgens mij is dat niets om over te doemdenken, is het juist een teken van vitaliteit en toekomstgericht denken. Een teken ook dat er in de cultuursector, ondanks alle tegenstellingen, knetterhard en met veel bezieling wordt gewerkt om de mensen te blijven voeden met de kracht van de verbeelding. Een bewijs van de overtuiging dat het werk van kunstenaars en makers gezien mag worden, nee, dat het gezien móet worden. In heel Zuid-Nederland, van Bergen op Zoom tot Venlo, van Waalwijk tot Heerlen. Door internationals, door toeristen en, niet in de laatste plaats, door de mensen die er aj jaren wonen en werken.

Zuiderlucht is een blad, eigenlijk een platform, dat zich ten doel heeft gesteld de kracht van de verbeelding zichtbaar te maken. We doen dat niet vrijblijvend. We leven in een tijd waarin engagement met de kunsten meer dan ooit noodzakelijk is. Namens de kunstenaars willen we het onzichtbare zichtbaar maken, en het onvoelbare voelbaar. We zijn de bemiddelaars, we geven de boodschap van de kunsten door aan het publiek.

Dat publiek, geen misverstand daarover, kan ons niet groot genoeg zijn. ZL is geen vakblad, maar een publieksblad. We zijn beschikbaar op papier én op tal van digitale podia. Hóe we de mensen bereiken, is bij ons geen thema. Het gaat erom dát we ze bereiken. Als het publiek wil dat we het nieuws per postduif bezorgen, doen we het per postduif.

Zoals bekend is ZL een gratis blad, het is de basis van ons succes. Nu we ook Noord-Brabant gaan bedienen gaat de papieren oplage omhoog naar 20.000, het aantal digitale lezers klimt naar 10.000. In oplage en frequentie is Zuiderlucht nu het grootste cultuurblad van Nederland, maar bovenal het gevolg van een uniek commitment tussen de culturele sector, de ZL-makers en het publiek. Ons motto toen we begonnen – ‘De markt bepaalt of we bestaansrecht hebben’ – is na tien jaar nog onverkort geldig. Het is de kracht van deze ‘Zuiderlucht-triangel’ die bepaalt hoe succesvol dit blad in de toekomst zal zijn, hoe spraakmakend de journalistieke inhoud, hoe inzichtelijk de culturele agenda.

De in het begin van dit stuk aangestipte, bijna spreekwoordelijke verdeeldheid in de culturele sector gaan we bij ZL niet oplossen. In virtuele zin echter hebben we meer dan ooit de ambitie om de kunsten en de liefhebbers, de makers en het publiek, bij elkaar te brengen en te houden, en ze te blijven verrassen met nieuwe perspectieven, onverwachte opinies en verfrissende beschrijvingen van onze bevindingen, binnen én buiten de zuidelijke Nederlanden.

En oh ja, wij komen dus niet in café De schouderklop. Wij zijn van Zuiderlucht. Wat anders?

WIDO SMEETS