WIDO SMEETS – Dorine de Vos en Rosie Stapel hebben zich helemaal uitgeleefd bij het ontwerpen van het nieuwe Lumière-restaurant in Maastricht. Hun inrichting getuigt van een ongewone manier van werken. “De tegelzetter stuurde ons elke morgen een appje met een foto.”
“Wat vind je van dat rode kettinkje, Vos? Hangt het goed zo, of moet het strakker?”
“Dat hoeft niet hoor.”
“Nou, ietsje strakker mag wel, vind ik.”
Het is kort voor de opening van de nieuwe Lumière Cinema aan het Bassin, een binnenhaventje in het Maastrichtse Sphinx-kwartier. Ontwerpster Dorine de Vos is even de stad in om schoolbordkrijt te kopen bij de Hema. Ze komt terug met enkele bossen bloemen en twee vintage lampen met zwarte metalen kapjes, gekocht op de Markt. “Bij een heel onaangename man”, zegt ze, “maar dat moet je maar niet opschrijven.”
Een van de lampen is bedoeld voor boven het buffet in het nieuwe Lumiére-restaurant, ondergebracht in de enorme hal waar ruim een eeuw de stroom werd opgewekt van keramiekfabrikant Sphinx. Collega-ontwerpster Rosie Stapel heeft, wachtend op de terugkeer van De Vos, aan de entree een sigaretje gerookt. Eenmaal terug boven, het restaurant zit op de eerste verdieping, zegt ze: “Trouwens, Vos, heb je gezien dat er duivenpoep zit op de m van Lumière?” De Vos: “Da’s niet erg, Roos. Dat brengt vrede, en geluk.” Samen lopen ze op en neer langs de bar, op zoek naar de beste plek voor het lampje. “Kijk nou toch”, zegt De Vos, die het snoer in handen heeft, “het schakelaartje is van bakeliet!”
Het duo werd laatst opgevoerd als Roos en de Vos Interiors BV, daar hebben ze toen hard om moeten lachen.
“Dan moeten we ook nog een internetsite nemen, Vos”, zegt Roos, quasi serieus.
“En saggerijnig kijken op foto’s”, antwoordt De Vos met haar jolige Rotterdamse tongval. Met iets dichtgeknepen ogen, mondhoeken naar beneden, kijkt ze wazig de ruimte in.
“Oh ja, Vos, zoals die twee van Studio Job”, zegt Roos.
Vos, dat is ontwerpster Dorine de Vos (69), vooral bekend door de inrichting van Hotel New York in Rotterdam. Eerder had ze al haar eigen café-restaurant Schlemmer in Den Haag aangekleed. Ooit was ze twee jaar directeur van Filmhuis Den Haag, dus ze kent het metier.
Dat geldt ook voor Roos, oftewel Rosie Stapel (44). Na een opleiding tot meubelmaakster deed ze Rietveld Academie, sindsdien verdient ze haar brood als art director bij theater en film en is ze filmmaakster. Haar documentaire Portrait of a Garden was begin dit jaar te zien op de Berlinale, het filmfestival van Berlijn.
Samen zijn ze het ontwerpersduo Roos en de Vos, twee harde werkers die elke beslissing, hoe klein ook, samen nemen. Dat gaat heel organische, zegt Roos. “Misschien”, zegt Vos, “omdat we vinden dat je jezelf niet altijd zo serieus moet nemen.”
Anderhalf jaar geleden werden ze gevraagd om het interieur van het nieuwe Lumière-restaurant te ontwerpen. Vos: “Mijn eerste reactie was: ‘Oh nee, niet wéér het interieur van een restaurant. En Maastricht, dat is me te ver weg’.”
Toen kwam de twijfel.
Roos: “We besloten het af te laten hangen van de horeca, en lieten Jeroen Roording, de uitbater van het Lumière-restaurant, naar Rotterdam komen. In de stromende regen hebben we toen diverse cafés en restaurants bezocht. Om te kijken of we van dezelfde dingen hielden.”
Vos: “Om succes te hebben met zo’n restaurant moeten alle dingen kloppen. Het bier, het eten en het personeel zijn zaken die wij als ontwerpers niet in de hand hebben, dat is best lastig. We vinden dat een inrichting organisch tot stand moet komen, samen met de mensen die er moeten werken. Maar zo’n restaurant moet natuurlijk niet vol komen te hangen met filmposters. Daar bemoeien we ons dan mee, net zoals art directors in een film. We hebben voortdurend overlegd, ook met David Deprez en Nico Haenen van Lumière. In zo’n proces bewaakt iedereen zijn grenzen, die moeten vloeiend in elkaar overgaan.”
Na de Rotterdamse kroegentocht besloten Roos en de Vos ja te zeggen tegen Maastricht. Om in alle rust te kunnen ontwerpen, huurden ze voor twee weken een huisje in het Heuvelland. Vos: “In dat huisje vond ik een boekje met Parijse cafés. Op een van de foto’s daarin zag ik een klein stukje vloer van Brasserie Lipp, aan de Boulevard Saint Germain. Zoiets wilden we hier ook. Op het laatste moment hebben we toen nog kunnen regelen dat een deel van de vloer niet alleen uit beton, maar ook uit hout en tegels moest bestaan.”
Roos: “Toen de tegelzetter met de vloer begon, zaten wij in Rotterdam. Dat was lastig. Hij stuurde ons elke morgen een appje met een foto, om te laten zien hoe het was geworden. Dat was belangrijk omdat er een onregelmatigheid in het patroon van die tegels zit.”
Vos: “Door zo met zijn allen aan zo’n inrichting te werken, komt er energie vrij. Dat klinkt zweefkezerig, maar ’t is wel zo. Het is een soort middeleeuws Gesamtwerk geworden. Iedereen draagt zijn steentje bij.”
Roos: “Misschien moeten we ons met al die meewerkende locals wel Roos en de Vos en Co noemen.”
De inrichting van het restaurant heeft twee inspiratiebronnen: film en Sphinx. Vos: “Het restaurant in de elektriciteitscentrale is het enige deel dat nog echt industrieel uitziet.” Roos: “Het gebouw dicteert ons, meer dan dat wij hier ons ei komen leggen.”
Vandaar dat het duo de laatste zes weken voor de opening bijna permanent in Maastricht waren. Lange dagen maakten ze, soms van zes uur ’s morgens tot elf uur ‘s avonds. Roos: “Dan is het wel gek als de bouwvakkers om vier uur beginnen op te ruimen.”
In hun basisontwerp hadden ze de hal, die een nokhoogte heeft van veertien meter, ingedeeld in zeven scenes, elk met een eigen sfeer, die stukje bij beetje tot stand kwam. Het spannendste was het uitpakken van de meubels, half september. Vos: “Je hebt ze zelf uitgekozen, maar het is toch altijd afwachten hoe ze in de ruimte staan.”
Voor de decoratie zijn ze maanden van tevoren begonnen met het verzamelen van Sphinx-attributen, vaak op braderieën en bric-à-brac-markten, die her en der in de hal een plekje hebben gekregen. Wat het Luiere-restaurant uniek maakt, is de belichting, rechtstreeks afkomstig uit de filmwereld.
Roos: “In een film is de belichting allesbepalend. Licht moet gelaagd zijn, zodat het lijkt alsof acteurs geen rimpels hebben. Als je wat tegenlicht gebruikt, komen de bezoekers los van de achtergrond. Dan zijn het net acteurs.”
Vos: “Een restaurant is een theater.”
Een van de zeven sferen is die van het Parijse café. Vos: “Dat kunnen jullie toch wel hebben, in een zuidelijke stad als Maastrich?” Roos: “We wilden niet zo’n totaal doorgestyled restaurant, daar zijn er al zo veel van. Als je daar binnenkomt, denk je: ‘Aaaaarrrgggh, wat doe ik hier?’ Vandaar dat we gekozen hebben voor de klassieke café-stoelen van Thonet.”
Vos: “We hebben ons laten inspireren door de plek, door wat er al was. Ook wij hebben bij eerdere ontwerpen van die tweedehands schoolstoelen gebruikt, nu wilden we weer echte caféstoelen. Ach weet je, na Thonet, Mart Stam, Prouvé en Grcic zijn alle stoelen wel zo’n beetje bedacht. Oh ja, Gispen mag er ook bij. Wat ik maar wil zeggen: het mag allemaal wel weer wat simpeler.”
Roos: “De meeste dingen zijn al bedacht. Dat geldt ook voor stoelen. Toch zijn we niet nostalgisch. Of vind jij van wel? Vos, zijn wij conservatief?”
Vos: “We houden van dingen die al bestaan.”
Roos: “Ik denk dat we houden van romantisch.”
Vos: “En van sociaal. En duurzaam.”
Roos: “Vernieuwing kun je niet veinzen. Vernieuwing is ontwikkeling die ontstaat wanneer je je ergens in verdiept.”
Vos: “Zo’n Thonet, die ergens in de negentiende eeuw in Wenen die heuvel opklimt om zijn stoelen naar graaf Von Metternich te brengen, hoe cool is dat?!”
Tussen de Thonet-stoelen in het restaurant staat één knalgeel Eames-kuipje. Roos: “We zagen het staan in een winkel hier om de hoek. Het is een nepper, hoor, maar in de horeca slijt origineel net zo hard als namaak.”
Is het mengen van stijlen typisch voor het eclecticisme van Roos en de Vos?
Vos: “Pfff, al die ontwerpers die het over eclecticisme hebben… Zo doet iedereen het thuis toch ook? Mijn ouders hadden vroeger één bank die steeds opnieuw werd bekleed. En soms kwam er één nieuw stoeltje bij. Er zijn mensen die hun hele inrichting bij Ikea kopen. Over eclectisch gesproken.”
We lopen nog even rond en staan stil bij de hergebruikte oude Sphinx-tegels in de kleuren blauw, groen en turquoise, bij de houten omranding van het podium die ze toch maar zwart hebben geverfd, bij de vele ruw afgekapte muren waarvan ze er op het laatste moment nog één hebben laten stuken: Roos en de Vos laten zich inspireren door het moment en de plaats. Hier, in Maastricht, op deze plek, moet hun interieur passen in al dat prachtige, industriële erfgoed in het Sphinx-kwartier. Vos: “Ik snap niet dat de stad zoveel geld en energie in dit pand steekt, en honderd meter verderop zo’n achterlijke Pathé-bioscoop neerzet. Gelukkig kun je die zonder al te veel moeite weer slopen. Maastricht zou wat zuiniger moet zijn met een gebied als dit.”
Niet gesloopt, maar gered
Filmhuis Lumière Cinema is sinds de verhuizing vorige maand ondergebracht in het voormalige ketelhuis/elektriciteitscentrale en de achterliggende hallen van keramiekfabrikant Sphinx, aan het Bassin in Maastricht.
De hallen zouden eerst worden gesloopt, maar konden toch worden gered. Restauratiearchitect Cor Bouwstra: “Het stalen stelsel ging in reparatie, om na de bouw van de filmzalen weer teruggeplaatst te worden.” Volgens Bouwstra is de staalconstructie volledig hersteld en de bakstenen vulling zo veel mogelijk overeenkomstig het oude metselwerk uitgevoerd.
Het nieuwe Lumière heeft zes filmzalen met in totaal 500 stoelen. Het door Roos en de Vos ontworpen restaurant is 300 vierkante meter groot en telt 140 stoelen. Blikvanger aan de buitenkant is het tachtig vierkante meter grote terras, pal aan het water. De totale kosten van de restauratie en de nieuwbouw: ruim acht miljoen euro. (bron: Lumière)