Met miljoenen volgers op Instagram beïnvloeden de kinderen van celebrities de koers van de grote modehuizen. Gelukkig, constateert ANNEKE VAN WOLFSWINKEL, zijn er nog kinderen van vlees en bloed bij wie kleding, laat staan haute couture, geen enkele rol speelt.
Ze is onontkoombaar in Hasselt dit voorjaar: de vijftienjarige Kate Moss met een verentooi op haar hoofd, het haar los, ogenschijnlijk naakt op een kralenkettinkje na. De uit 1990 stammende zwartwitfoto, gemaakt door Corinne Day voor het Britse maandblad The Face, duikt overal op om de mensen te wijzen op de dubbelexpositie Forever Young/Young Forever. Met haar brede lach, opkrullende neus vol sproetjes en van zonlicht en plezier toegeknepen ogen is het toen piepjonge model nog steeds de belichaming van een lichte, bruisende jeugd. Een beeld ook dat een diepe zucht oproept: zó jong te kunnen zijn, dat willen we allemaal wel, en het liefst voor eeuwig.
In de internationale modehuizen trekt die zucht al decennialang als een voortdurende tocht door de gangen. En zo lopen er talloze lijntjes tussen de begrippen ‘jeugd’ en ‘mode’. Het nieuws dat de HEMA de afdeling kinderkleding genderneutraal wil maken, de enorme invloed die social mediasterren als Selena Gomez (jong) of de kinderen van Beyoncé en Kim Kardashian (piepjong) hebben op modetrends, het verschijnsel dat vaders en moeders nagenoeg dezelfde kleding dragen als hun tienerkinderen: het is niet verwonderlijk dat een modemuseum in deze materie duikt. Om de trends in een historisch perspectief te plaatsen, maar ook in de hoop kinderen en jongeren binnen te krijgen. Want ook dit museum hunkert, ironisch of niet, naar de aandacht van die felbegeerde leeftijdsgroep.
Het verhaal begint op de zolder van het museum, waar kinderkleding wordt getoond uit de 18e en 19e eeuw. Korsetjes voor vijfjarige meisjes, witte jurkjes voor peutermeisjes en -jongens, crinolines voor moeder en dochter; door de eeuwen heen is ons beeld over hoe jongens en meisjes er uit horen te zien, nogal verschoven. De manier van presenteren mag weinig spectaculair zijn, het verhaal is nog zo actueel dat de vonken er vanaf vliegen.
Na de aankondiging van de HEMA dat de winkelketen het strikte onderscheid in meisjes- en jongenskleding gaat aanpassen, eind september 2017, brak er een kleine mediastorm los. Voorstanders juichten dat ze voortaan voor hun dochters eindelijk iets anders kunnen kopen dan knalroze T-shirts met hopeloos seksistische teksten (‘I’m too pretty to do my math’) en dat hun slanke zoons eindelijk die skinny jeans uit het meisjesrek aan kunne zonder dat afschrikwekkende roze labeltje. De jenners van GeenStijl kopten: ‘HEMAfrodieten willen een lullig kutvolk kweken’. Oftewel: HEMA, blijf af van ons oude vertrouwde onderscheid in jongensblauw en meisjesroze en stop liever een rookworst in die genderblender van jullie.
In zo’n discussieklimaat is een kalmerende geschiedenisles zoals hier in Hasselt altijd welkom. Het Modemuseum toont kinderkleding op uit de periode 1900-1950 in twee rijen tegenover elkaar. Links roze ensembles voor jongens. Rechts blauwe pakjes en jurkjes voor meisjes. Vooral in welgestelde katholieke kringen werd blauw een echte meisjeskleur gevonden, naar de kleur van de mantel van Maria. Roze was een krachtige, uitgesproken jongensachtige kleur waarin ook de oorlogsgod Mars zich hulde. Na 1950 kantelde dat beeld en werd blauw de kleur voor jongens en roze die voor meisjes. Jammer genoeg ontbreekt de uniseks-kinderkleding uit de jaren zestig. Het zou een mooie aanvulling zijn geweest, ook om te laten zien dat de trend van genderneutrale kinderkleding niet zo nieuwe is als GeenStijl wil doen voorkomen.
Ook op de catwalks voor volwassenen zien we motieven uit de kinderkleding, met driedelige pakken van Walter van Beirendonck, gemaakt van bont bedrukte babykamerstofjes, en ensembles van Moschino en Gucci met prominente afbeeldingen van teddyberen, Sneeuwwitje en Bugs Bunny.
Één van de ook letterlijk jongste modetrends is om in te spelen op de gewoonte van iconische sterren als Beyoncé en de Kardashian-clan om hun kinderen (baby’s en peuters) te kleden in een kopie van hun eigen outfit. Modehuizen als Gucci en Givenchy hebben inmiddels een ‘mini-me’ collectie. Niet veel anders dan 18e eeuwse kinderen in gegoede kringen, die werden gekleed als kopieën van hun ouders. Toen was het een driedelig dinerkostuum voor vader en zoon, inmiddels zijn jeans en T-shirt een klassieke combinatie voor moeder en zoon. Alles is veranderd, en tegelijk is niets echt nieuw. Behalve de celebrity-peuters met miljoenen volgers op Instagram die de koers van de grote modehuizen beïnvloeden.
Het is goed om met die perfect gestileerde vierjarige modelletjes op het netvlies vanuit het Modemuseum het een paar honderd meter verderop gelegen Cultureel Centrum binnen te stappen. De beelden in het tweede deel van de dubbeltentoonstelling komen dan extra hard aan.
De kleine potloodtekeningen van Charlotte Beaudry beginnen al direct aan je te knagen: tientallen portretjes van jongeren, met die typische glazige en tegelijk zelfbewuste blik in hun ogen, starend naar hun mobieltje of in de camera. Overbekende beelden zoals je ze dagelijks ziet; in potlood weergegeven krijgen ze iets vervreemdends, iets eenzaams ook.
De fotoserie die Lionel Jusseret maakte over autisme, donkere beelden van kinderen met angstige ogen in verkrampte houdingen, staat nog verder af van de shiny, happy people uit de wereld van Instagram. Net als de reeks Where Children Sleep van James Mollison: portretten van kinderen met ernaast portetten van de plekken waar ze slapen. Een hooguit achtjarige Amerikaanse beauty queen, met op de vloer van haar prinsessenkamer een uitgebreide tiaracollectie, een jongen met een vuil gezicht en doffe ogen, met als slaapplek een oude matras op een grasveldje naast een afrastering, en alles wat ertussenin zit. De fotoreeks Majorettes van Isabelle Detournay snijdt door de ziel: meisjes die opgroeien in een grauwe, kansarme omgeving waar het twirlen met de baton en het paraderen in majorettekostuum de hoogst haalbare vorm van het tonen van jeugdige schoonheid is.
Als je je het ideaalbeeld van de eeuwige jeugd voorstelt als een perfect pakje boter, slaat zowat elke hier getoonde foto daar een welgemikte deuk in. Hier is jeugd geen ideaalbeeld om mode mee in de markt te zetten, dit is niet de wereld van de massamedia, de wereld van glitter en glamour, dit is die andere wereld – de echte. Ook deze kinderen zijn vaak vrolijk en mooi, maar ze laten ook de kwetsbaarheid van de jeugd zien, de onzekerheid over hun plek in de wereld, overgeleverd als ze zijn aan plaats en tijd en de volwassen levens van hun ouders.
Zoveel is duidelijk: elk ideaalbeeld is dubbelzinnig. De fotoserie La Famille die Alain Laboile maakte van zijn nogal onorthodox opgroeiende gezin met zes kinderen (veel buiten, vaak naakt, spelen met modder, roestige kruiwagens, katten en kikkers) toont een idylle van tomeloze energie en vrijheid – die in haar zonovergoten onbevangenheid verrassend verwant lijkt met de Kate Moss-foto uit de jaren negentig. Het dromerige en tegelijk rauwe karakter ervan maakt voelbaar hoe uitzonderlijk, vermoedelijk op autoriteiten en conventies bevochten, zo’n vrije kindertijd is.
De beelden die de meeste indruk maken zijn die van kinderen uit de ‘echte’ wereld. Kinderen van vlees en bloed, met hun dromen, angsten en verlangens, bij wie de kleding, laat staan haute couture, geen enkele rol speelt.
Forever Young / Young Forever. Van 10 februari t/m 2 september in Modemuseum Hasselt en Cultureel Centrum Hasselt.
modemuseumhasselt.be ccha.be