Ze hebben allebei een semi-legaal verleden in de indertijd leegstaande fabrieken van de Electro Chemische Industrie in Roermond. Nu het complex aan een tweede leven begint als ECI-Cultuurfabriek, keren de broers Sebastiaan en Lucas Schlicher er terug. “Deze fabriek zegt: ‘This is the way to go’.”
”In 1993 was ik hier voor het laatst, denk ik”, zegt Sebastiaan Schlicher. “Het was een echte outsiderplek. Ik kwam hier vaak met potten verf om op de muren te schilderen.” Lucas Schlicher: “In de ECI was mijn eerste repetitieruimte, een klam hok waar ik vele uren heb doorgebracht. Je kwam er binnen via een grote schuifdeur aan de zijkant van het gebouw.” Hij probeert zich te oriënteren maar geeft het op. Het valt niet mee om in het gerenoveerde complex de weg naar vroeger te vinden.
Op verzoek van Zuiderlucht keerden de broers Sebastiaan (1975) en Lucas (1975) Schlicher naar hun geboortestad Roermond om in ECI Cultuurfabriek af te dalen in het gezamenlijk verleden. Hoewel hun ambitie hen ver uit elkaar dreef, hebben Sebastiaan, beeldend kunstenaar te Berlijn, en Lucas, muzikant en theatermaker in Tilburg, elkaar nooit uit het oog verloren. “Lucas kan mij het best vertalen”, zegt Sebastiaan. “Ik vraag altijd om zijn mening”, zegt Lucas.
Als broekenmannen confisqueerden ze de zolder van hun ouderlijk huis in de Roermondse volkswijk de Donderberg. Op een bankje voor wat sinds kort ECI Cultuurfabriek heet, takelen ze de ene na de andere anekdote uit het verleden. Sebastiaan: “Op zolder speelden we dat we een radiostation hadden, Radio Panda. Onze vader was computerprogrammeur voor een Amerikaans bedrijf en op die zolder stonden zijn spullen. Er was altijd genoeg papier, hij had de eerste Apple-computers, er was een kopieerapparaat en een doka. Die zolder was een soort ruimteschip met heel veel knoppen en metertjes.”
Lucas: “We namen er liedjes op en maakten het tijdschrift Komt dat Zien. We knipten moppen en foto’s en tekeningen uit andere bladen, ontwierpen een kaft en probeerden abonnementen te slijten in de buurt.” Sebastiaan: “Onze ouders hadden geen imagoprobleem, wij hoefden gelukkig niet op vioolles of naar het museum omdat het hoorde of zo. We hadden een mythische oom, Gerard Helwegen, een echte Roermondse outsider, waarover Lucas nu de theatervoorstelling By Familiar Light heeft gemaakt, en nog een andere oom die in bands speelde en ons meenam naar concerten. Die zijn achteraf van grote invloed geweest. ”
Lucas: “We mochten onze gang gaan. We kochten gitaren en een drumstel. Uiteindelijk hebben we die hele zolder afgebroken, de apparatuur kapot gemaakt of gebruikt voor eigen uitvindingen.” Sebastiaan: “Ik weet dat vader nogal pissed was over een fietsje dat we gepimpt hadden met chronometers die we van zijn apparatuur hadden afgebroken.” Lucas: “En die muggenverdrijver die hij zelf had gebouwd.” Sebastiaan, lachend: “Eigenlijk was hij een gestoorde uitvinder. Er was ook een ventilatortje om de soldeerbout mee af te koelen. Heb ik ooit kokosgel op gesmeerd en naast mijn bed gezet zodat er af en toe een heerlijk koud kokosluchtje voorbij kwam.” Lucas: “Dat ding heb ik nog aan gort geholpen.” Sebastiaan: “We kregen nooit straf.”
Met die soldeerbout wist Sebastiaan wel raad trouwens. Aan zijn hoogslaper hingen mannetjes van Playmobil aan een strop van wie hij de ogen had weggebrand. “Ik neig naar macabere dingen. Nog steeds, kijk naar mijn werk. Mijn moeder was bezorgd over de lugubere tekeningen die ik maakte. Later kon ik mijn lol op met schminken. Ik kreeg van een tante zo’n theatersetje waarmee je echte wonden en bulten kon maken en daar werd ik heel fanatiek in. Ik heb eens op de hand van een vriendje een wond gemaakt met stukjes satéprikkertjes erin en maden. Die viel flauw.”
Sebastiaan vertrok naar de kunstacademie, zijn gitaar bleef achter in Roermond. Toen hij terugkwam, bleek de vier jaar jongere Lucas zich het instrument eigen te hebben gemaakt. Sebastiaan: “Het ging hem een stuk beter af dan ik. Toen dacht ik: hou die gitaar maar.”
Tijdens hun middelbare-schooljaren was de ECI een verlaten bouwval, de Azijnfabriek in de Zwartboekstraat een plek voor buitenbeentjes. Sebastiaan: “Het is mooi dat de ECI niet tegen de vlakte is gegaan, en dat het bij de restauratie het een beetje rauw is gelaten.” Lucas: “In plaats van strak en glad.” Sebastiaan: “Het komt over als een ambitieus project. En dat mag ook wel naast dat wanstaltige merkendorp en die truttige binnenstad.” Lucas, corrigeert: “Mooie, oude Jugendstil-binnenstad.” Sebastiaan: “Ik neem aan dat de ambitie die deze cultuurfabriek uitstraalt vooruitloopt op de realiteit. Deze fabriek zegt: ‘This is the way to go’.” Lucas: “Het zal allicht netter en comfortabeler zijn maar ik hoop dat het nieuwe poppodium dezelfde functie zal houden als de Azijnfabriek.” Sebastiaan: “Als je je een buitenstaander waande, voelde je je daar op je plek. Je mocht er blowen.” Lucas: “Het was tof, er waren vaak niet meer dan acht man. Je kon zelf cassettebandjes meebrengen en afspelen. Het was makkelijk om er op te treden.” Sebastiaan: “Die acht man barpersoneel waren geloof ik ook het bestuur en de directie. Ze hadden een eigen muzieksmaak en die draaiden ze. Later werd het wat netter en minder obscuur, was er behalve hardcorepunk ook mainstream muziek en techno.”
Lucas: “Ik speelde voor het eerst met een bandje in de Achterhoek. Een achterneef had een studiootje en had mij gevraagd opnamen voor een cd in te zingen. Toen viel dat gevoel van het kleine broertje van Sebastiaan zijn voor het eerst weg. Ik werd als muzikant gezien.”
Sebastiaan: “Lucas en ik putten uit dezelfde bron. Eigenlijk werk ik nog steeds zo als vroeger. Er ligt nooit een uitgewerkt plan aan ten grondslag. Ik kom al handelend tot mijn onderwerpen. Het uitgangspunt is: gewoon beginnen met dingen die mij fascineren, subcultuur en performance zijn terugkerende thema’s. Nu werken we samen in een band Amerikan Teenager die geen band is maar een fictief project. Ik ben geen muzikant, ik maak noise.”
Lachend: “Noise is gemakkelijker te maken dan te waarderen. Ik woonde in Londen en zocht naar een manier om mijn fascinatie voor muziek en mythologie te combineren met mijn liefde voor tekenen en beeld. Ik wilde iets doen met de romantiek die in de bandcultuur gecultiveerd wordt. Ik vroeg Lucas en andere jongens van zijn band Sofa te komen spelen. Om te zien of ik met hen een andere sfeer kon oproepen door muziek te combineren met mijn beeldend werk. Ze moesten meespelen met een track van Nirvana die ik had vertraagd tot een uur. Terwijl ik een occult ritueel uitvoerde, speelden zij met panty’s over hun hoofd in een met kaarsjes verlichte studio. Als je geen zin had om te spelen, kon je de camera pakken en filmen. Zo hebben we onze eerste video gemaakt, die we later hebben ondergebracht in het project Amerikan Teenager.”
Lucas speelde in talloze bands, maar heeft inmiddels het theater ontdekt. Hij tourde het afgelopen jaar met een voorstelling over zijn illustere oom Gerard. “Theater maken vind ik vele malen leuker dan in een band spelen. Sinds de middelbare school speelde ik in bands maar uiteindelijk wil iedereen een andere kant op. Ik hou van plekken en historie; leuk om verhalen van een plek te verbinden met muziek en theater.” Maar altijd is hij present in de videoproducties van zijn broer. Binnenkort roept hij zijn trawanten weer bijeen voor een nieuwe video. Sebastiaan: “We beginnen altijd met een rondje langs bouwmarkten en zo. René Pinger, de noise-expert van Amerikan Teenager zoekt kleren uit. We sluiten ons op in een studio en dan moet het ontstaan. Eerst is het intuïtief en vaag wat we doen, we halen rollen papier en potten verf, beschilderen die en behangen de studio ermee. We verkleden ons en maken muziek. Er ontstaat iets buitengewoons, een nieuwe werkelijkheid. Ooit maakten we een kerkhof in de tuin van de studio The Velvet Overlook in Tilburg met graven van dode rocksterren.” Lucas: “En levende, er was ook een graf van Neil Young.” Sebastiaan: “Opeens stonden we met zijn drieën te rammen op een drumstel, iemand liep rond met een draagbare totempaal die we gemaakt hadden, het was een sekte-achtige toestand. We moeten het hebben van een zekere concentratie. Deze track heb ik uiteindelijk verwerkt in een geluidskunstproject op het antwoordapparaat van Gallery French Riviera in Londen. Het werkt een beetje zoals vroeger op zolder.”