Psalm 119, de langste psalm uit de bijbel, geldt als de ultieme verklanking van het Musica Sacra-thema De vreugde der wet. De vertolking daarvan door Heinrich Schütz, die honderd jaar voor Bach werd geboren, moet de apotheose van het festival worden. “Zo’n psalm in zijn geheel toonzetten, is bijna cru.”
Dirigent en organist Klaas Stok neemt pauze in zijn oefenhok, de enorme Sint Walburgiskerk (11e eeuw) in Zutphen. Sinds 2005 is hij hier stadsorganist en bespeler van het fameuze Henryck Bader-orgel uit 1640, een van Nederlands best bewaarde renaissanceorgels. Maar Stok geniet vooral bekendheid als dirigent: hij is koorleider van het Nederlands Kamerkoor en artistiek leider van de koren Consensus Vocalis en Capella Isalana. Tijdens Musica Sacra dirigeert hij de Schwanengesang van Heinrich Schütz (1585-1672).
Op zijn graf in de Dresdner Frauenkirche staat dat deze Heinrich Schütz de meest uitmuntende musicus van zijn tijd was. Die kan Monteverdi in zijn zak steken. Vlak voor zijn dood, 86 jaar oud, voltooide Schütz Schwanengesang, zijn muzikaal testament waarop hij met grote letters Finis schreef. Het was de muziek bij Psalm 119, met 176 strofen de langste uit de bijbel, waarin uitvoerig wordt stilgestaan bij het belang van Gods wet ofwel het woord van God.
Toen duidelijk werd dat De vreugde der wet het thema van Musica Sacra 2011 zou worden, stond meteen vast dat de Schütz’ Schwanengesang op het programma zou staan. Voor de vertolking werd Capella Amsterdam aangezocht, die Klaas Stok benaderde als dirigent omdat hij vertrouwd is met het repertoire uit die tijd. Stol: “De vroege barokmuziek behoort tot het repertoire dat ik graag uitvoer. Ook als organist. Helaas heeft Schütz niets voor orgel geschreven, maar des te meer vocale muziek, waarbij de Schwanengesang absoluut een hoogtepunt is. Ik heb delen ervan uitgevoerd zoals het Magnificat. Maar het is me nog nooit gelukt om de complete cyclus te doen. Zo’n psalm compleet te toonzetten is bijna cru, ik ken geen andere componist die dat heeft gedaan. Ik begeleid veel kerkdiensten maar de complete psalm 119 wordt daarin nooit gezongen, veel te lang, teveel coupletten.”
Het muzikale testament van Schütz heeft een opmerkelijk leven achter de rug. Hij deed het cadeau aan keurvorst Johann Georg von Saksen maar er zijn geen aanwijzingen dat het vervolgens werd uitgevoerd. De partituren raakten spoorloos en pas in 1900 doken zes van de negen stemboeken weer op aan de Poolse grens. In 1930 werd de vermiste orgelpartij aangetroffen in een Keuls antiquariaat en gekocht door de schrijver Stefan Zweig. Na de Tweede Wereldoorlog bleven de stemboeken opnieuw onvindbaar, tot ze in 1975 in een bibliotheek in Dresden opdoken. Maar nog altijd ontbraken de sopraan- en tenorpartijen die pas eind jaren zeventig werden gereconstrueerd. Voor zover men dat kan nagaan, beleefde de complete cyclus in 1981 zijn première tijdens de Dresdner Musikfestspiele. In 1985 maakte het Hilliard Ensemble Hannover de eerste cd-opname, die Stok meteen uit zijn kast trok ter beluistering.
“De Schwanengesang is een groots en meespelend werk waar vele facetten van zijn scheppingskracht tot uiting komen”, verzekert Klaas Stok. “Als ik zo’n stuk ga bestuderen, begin ik altijd met de tekst. In zijn tijd was retoriek uitermate belangrijk, alles draaide om de zeggingskracht van het woord. Ook in deze psalmmotetten zijn de woorden de drijvende kracht achter de noten. In het begin van zijn carrière gaf Schütz naar voorbeeld van zijn leermeester Gabrieli in 1619 zijn Psalmen Davids uit. Dat heeft hij toen vrij klassiek gedaan, dus twee koren tegenover elkaar die in dialoog zijn en de tekst vrij eenvormig, merendeels homofoon declameren. Later oriënteerde hij zich meer op de nieuwe stijl van Monteverdi die vertrok vanuit de betekenis van het woord, waarbij de solostemmen belangrijk werden. In de Schwanengesang integreerde hij beide stijlen. Dat wil ik ook laten klinken: de grootsheid en de dialoog in de meerkorigheid maar dan vanuit de tekst met zijn grote declamatorische zeggingskracht.”
Stok gelooft niet dat het nodig is dat een uitvoerder gelovig hoeft te zijn. “Hij moet wel gevoel hebben voor het idee dat je deel uitmaakt van een grote geheel. Dat de wereld niet plat, niet alleen maar verticaal is. Dat is wat die meerkorige religieuze muziek sterk oproept: dat er een universum van betekenis boven je hangt. En dat die betekenis tot klinken komt in de muziek. De noten zijn daarbij de drager van de tekst. Het maakt je dienstbaar aan iets wat groter is dan jezelf. Als je je daarvoor kunt openstellen, kun je de muziek uitvoeren zoals Schütz het heeft bedoeld.”
Schuilt er veel vreugde in de Schwanengesang? “Absoluut, al was het maar de musiceervreugde. Bij Schütz staan de woorden centraal dus boosheid en vreugde hoor je meteen terug. Achter de Schwanengesang heeft hij extra uitroeptekens gezet door er een lofpsalm (psalm 100) en het Magnificat, de lofzang op Maria, aan toe te voegen. Dus ja, als je het hebt over De vreugde der wet dan sprankelt dat er wel vanaf.”
De Schwanengesang van Heinrich Schütz door Capella Amsterdam o.l.v. Klaas Stok is het slotconcert van Musica Sacra op 18 september om 20 uur.