Droomreizen

‘Deze zomer gaat het ervan komen…’

‘Das Glück ist dort wo man nicht ist…’ Niets zo herkenbaar als het steeds weer uitstellen van de droomreis naar Oezbekistan, de Sierra Morena, Bhutan, Spitsbergen, Thebe, Dublin, Alice Springs, of gewoon de zolder. Negen Zuiderlucht-medewerkers in een romantische bui over die ene plek. “Ik ben niet contactgestoord: ik praat regelmatig met andere mensen over mijn wens ze een tijdje niet te zien.”

Posso tastare…?
Oezbekistan. Het zit de laatste jaren vaak in mijn hoofd. En waarom? Niet vanwege de ongerepte natuur, niet omdat het bier er zo goedkoop is, niet omdat de steden zo aantrekkelijk zijn. Nee, omdat het verhaal wil dat je er de vrouwen ongegeneerd en vrijelijk kunt betasten. Weelderige Rubensvrouwen, beetje wild maar zeer gastvrij. Tenminste als het verhaal klopt, want ik ken deze waarheid alleen uit mijn dromen.
Ik zie mij door de straten en stegen van Oezbekistan slenteren, achteloos mijn handen bewegend over welvingen van steeds weer andere vrouwelijke lijven. Als een vis in het water voel ik me erbij, als paljas onder de paljassen. Als Silvio Berlusconi, die bij zijn eerste bezoek aan het door de grote aardbeving getroffen L’Aquila lachend tegen een vrouwelijke hulpverleenster zegt: ‘Posso tastare la signora?’ (‘Mag ik mevrouw betasten?’).
Mijn droom is niet correct. Schandelijk bijna. Het is de droom van iemand die te lang onder de Sicilianen verkeert, de droom van een mannetje dat thuis bij moeder de vrouw niets te zeggen heeft en daarom in grootse fantasieën vlucht. De droom van een loser. Schaamte over deze droom is de enige reden waarom ik nooit naar Oezbekistan ben afgereisd.
Maar het is wel een lekkere droom. Sorry dames.
PIETER BEEK

Zolder
Nog maar een paar jaar geleden verklaarde ik andere ouders voor gek: wie verplaatst nu zijn huishouden tien kilometer verderop, voor drie weken vakantie. Als je toch gaat kamperen, en je tijdelijke bestaan van de grond af opzet, doe je dat in Frankrijk, Tsjechië of Noorwegen. Maar Baarn? Het is in een zucht te fietsen, vanuit onze woonplaats Hilversum.
Vorig jaar hebben we het voor het eerst gedaan. Een vouwwagen drie weken opgezet op een voormalige camping van Staatsbosbeheer. Geen zwembad, dus ook geen angst voor verdwaalde, verdronken kinderen. Veel bosjes voor kleine ontdekkingen. Simpel. Basaal. Geen file, geen routekaart. Een vergeten tas zo opgehaald. Een mobiele telefoon met nauwelijks bereik. Binnen een half uur weer thuis.
Zo kon die andere prachtige plek in plakjes meeverhuizen. De zolder. Stapels boeken wachten er tot ze eindelijk hun inhoud mogen prijsgeven. Tijdschriften, kranten, knipsels, recensies, verhalen. Ze zijn even door mijn hand gegaan, koppen zijn gesneld. Ze prikkelden de nieuwsgierigheid. Vroegen om gelezen te worden. Ooit. Tijdens een rustige avond, een stille vakantie. Stapels papieren tijd. Toekomstige tijd waarvan ik vanzelfsprekend denk dat die mij is gegeven.
Deze vakantie hoop ik er weer iets af te scheuren. Oude kranten mee naar Baarn, artikelen, boeken. Dertig trappen scheiden mij van die zolder met dierbaar papier. Dertig minuten fietsen van de mooiste plek op aarde waar die papieren tijd zich levend leest.
ANNETTE EMBRECHTS

Don Quichot
De beste remedie tegen hinderlijke Wanderlust is het lezen van De Vernuftige Edelman Don Quichot Van La Mancha. Vierhonderd jaar geleden geschreven, maar even modern, gelaagd en sprankelend als De Kapellekensbaan van Boon. Waarom een bezoek brengen aan Alpen, Taag of Schwarzwald als je in het spoor van De Ridder met het Droeve Gelaat – wreker van smaad, rechtzetter van onrecht, beschermer van maagden en winnaar van veldslagen – kunt verwijlen in de landouwen van Montiel, de baronieën van Utrique en de hoogvlakte van de Sierra Morena?
Zelfs een kampeersafari door de Ethiopische wierookbossen kan niet opboksen tegen deze avonturenroman van een krankzinnige dolende ridder en zijn schildknaap, gelardeerd met verhalen over de Misplaatst Nieuwsgierige, de kluizenaar op de Kale Rots en de Gekwelde Gezelschapsdame, en doorspekt met cultuurkritische aforismen als ‘De fout ligt niet bij de massa die om onzin vraagt, maar bij diegenen die niets anders weten te brengen’ en ‘Er is geen boek zo slecht of het heeft iets goeds’.
Pierre Kemp vroeg zich ooit af waarom zovelen naar de andere kant van de wereld reizen als ze hun eigen achtertuin niet eens kennen. Welnu, neem een klapstoel, lees de historiën van Don Quichot en laat het binnenste van je ziel beroeren.
FONS GERAETS

Wereld
Er is een opmerkelijk verhuisbericht in de bus gevallen. Niet omdat dit gewikkeld is een Tibetaanse katha, een witte zijden sjaal. Niet omdat het bericht is verpakt in een cd-hoesje of omdat de liedjes op de cd uit alle hoeken van de wereld zijn geplukt. Niet omdat het een gedicht bevat over het kijken naar de sterren die je langzaam oplichten.
Het verhuisbericht gaat niet vergezeld van een adreswijziging.
De verhuizer vertrekt, maar zonder vaste bestemming. Hij behoudt alleen een emailadres. De achterkant van het cd-hoesje toont de kaart van de wereld. Daar woont hij vanaf nu. Je kunt hem bezoeken waar je maar wil. In Bhutan, in China, in Nepal, in India, in Europa.
Ooit troffen we elkaar na enige omzwervingen verderop in de wereld. Twee reizigers die elkaar grijnzend omhelsden, een potje pingpong speelden, een biertje dronken en de dag erna weer hun weg kozen. Het pad van een reiziger kruis je, je deelt het niet.
‘Home is where the heart is’, vermeldt het verhuisbericht. ‘Dat kan overal ter wereld zijn, dat is bij jou!’
Doet me denken aan een wijsje uit de korte-broekentijd: Blijf zitten waar je zit en verroer je niet, hou je adem in en stik niet!
EMILE HOLLMAN

Het noorden
In mijn diepste dromen is de medemens weg. Verlaten toendra’s, ruisende motregen in een berkenbos, bladstille meren, de schemering die nooit lijkt op te houden… Als ik mijn ogen dicht doe, kom ik in het noorden terecht – of in het hele verre zuiden natuurlijk.
Nee, ik heb het niet graag koud, ik houd niet van muggen. Ik ben ook niet contactgestoord: ik praat regelmatig met andere mensen over mijn wens ze een tijdje niet te zien. Toch droom ik van IJsland, Groenland, Spitsbergen. Het is mij niet snel te woest en te ledig.
Op geen van die plekken ben ik ooit geweest. Verder dan Midden-Zweden en Zuid-Finland heb ik het niet gebracht. Na een dag of wat genieten van de stilte krijg ik zelfs daar al een onbedwingbare behoefte dorpskerkjes af te struinen, cultuur te zoeken in het zwijgzame land. Ik raak diep onder de indruk van een lokale schilder die ik elders niet eens zou hebben opgemerkt. Schaf onverhoeds een bossen-en-meren-etsje aan dat in kwaliteit de derde generatie Haagse School nauwelijks te boven komt, maar eenmaal thuis mijn verlangen naar het noorden op het juiste peil houdt.
Dromen is goed.
DUNCAN LIEFFERINK

Pubers
Weggemoffeld in mijn portemonnee zit een lijstje met zelf opgevoerde wereldwonderen. “Geef eens even ons lijstje”, pufte mijn 15-jarige dochter na een tocht door Petra, verscholen in de roze rotsen van Jordanië, “deze kunnen we strepen”. “En ik heb aanvullingen”, vond mijn 13-jarige zoon, ondertussen de waterfles leegkiepend in zijn Indiana Joneshoed.
“Bij de Chinese Muur zal ik gelijk noteren dat die het best te zien is vanaf de maan”, bedacht puber 15 bloedserieus. “Dan vermeld ook maar dat als ik Rome niet gezien heb voor Nieuwjaar, ik harder gil dan alle keukenmeiden bij elkaar”, stelde nummer 13 grijn zend, waarna hij de met water gevulde hoed op zijn hoofd zette.
Het is een camouflagelijstje. Ontstaan vanuit het plan dat als ik het mooiste van de wereld onder hun handbereik breng, ze wellicht de neiging onderdrukken in een bus met dronken vrienden richting Costa Brava te stappen. Vooralsnog werkt het.
“Misschien is alles wel gezichtsbedrog”, werd er deze week gefilosofeerd tijdens onze dagelijkse avondgang langs de Maas. “Wat als tijd niet bestaat, en alleen maar houvast is? Dan lopen we nu in Thebe langs de graven van de farao’s”.
De onzichtbare vallei werd werkelijkheid voordat het vliegtuig ons ernaartoe kan brengen deze zomer. De mooist denkbare plek voor mij is die naast een puber, en gewoon iedere dag bereikbaar.
PASCALLE MANSVELDERS

Een gebruiksaanwijzing
Het voornemen was al oud, maar als het erop aankwam stelde ik het telkens weer uit. Ik wist dat het niet eenvoudig zou worden. Ik stond er alleen voor, de angst dat ik ergens onderweg zou moeten afhaken heeft dat gehate uitstellen zeker in de hand gewerkt. Een probleem was ook dat ik niet wist hoe lang mijn expeditie ging duren. Aan de verhalen van mensen die me waren voorgegaan had ik niets. Wel had ik me verzekerd van de nodige gidsen, hoogstnoodzakelijk voor de levensgevaarlijke gebieden waar ik doorheen zou trekken.
In de vroege zomer van 1982 stond mijn besluit vast: nu moest het gebeuren. Ik had zeven weken vrij, een lege agenda, alle verplichtingen afgezegd. Zelfdiscipline en ontvankelijkheid, daar kwam het op aan.
Ik heb het gered. Het was een van de beslissende reizen in mijn leven. Nog diezelfde zomer, honderd jaar na zijn geboorte en zestig jaar na het verschijnen van Ulysses, werd James Joyce heilig verklaard. Meer mensen dan ooit bezochten het pelgrimsoord Dublin om daar in het spoor van Leopold Bloom processiegewijs door de straten te trekken – een gruwelijke vergissing.
Al jaren bereid ik me voor op een even vermetele odyssee. Deze zomer gaat het ervan komen: Het leven een gebruiksaanwijzing.
CYRILLE OFFERMANS

Biggles
Onlangs sprak ik een Kosovaarse die een documentaire had gemaakt over gevluchte landgenoten die naar huis terugkeerden. Ze hadden er jaren van gedroomd.
Zo’n reis naar mijn verleden, met of op zoek naar de hoofdrolspelers van toen, zou ik ook wel willen maken. Een saaie docu, in vergelijking met de hare? Daar mocht ik blij om zijn, zei ze, en lachte twee oneindig lijkende rijen tanden bloot. Kosovo is voor niemand een droombestemming. Vluchtelingen gaan niet terug naar een plek, maar naar een tijd.
Droombestemmingen zijn aan mij niet besteed. De tijdmachine van professor Barabas wel, die is vele malen interessanter dan een cruise langs de Noordpool of een expeditie naar de K2, ondanks het perspectief dat daar een eigentijdse Biggles uit de hemel neerdaalt als je in de shit zit.
Laatst werd ik wakker in een vreemd bed naast een enorme kast boeken. Helaas zonder exemplaar van Bruce Chatwin, meesterlijk reiziger door zijn eigen verzinsels. In een roodgekaft boek bladerde ik naar een handgetekend kaartje uit de 16e eeuw. In het midden ervan stond Alice Springs, reisbestemming van velen, centrum en periferie tegelijk.
De kans dat ik er ooit kom, is nihil.
Het was trouwens een droom, dat van dat bed, die kast en het wakker worden.
WIDO SMEETS

Boeveneiland
Veel van mijn vrienden zijn in Australië geweest. Als ze dan terugkwamen, hadden ze het een paar weken lang alleen nog maar over Australië en al die verhalen leidden tot dezelfde conclusie: als het niet zo ver weg zou zijn, gingen ze er wonen. Want Australië is ruig en mooi tegelijk. Een boeveneiland, waar de wegen nooit ophouden, de natuur nooit verveelt en de barbecues nooit doven.
Ik wilde er dit jaar dan eindelijk naar toe, net al vorig jaar en het jaar ervoor. Het gaat weer niet gebeuren. De reden is ieder jaar een andere, maar dit jaar heet-ie Bruce Springsteen. Die komt naar Europa deze zomer, en ik ga achter hem aan door het zuiden ervan. Er bestaan geen opzwepender avonden dan die waarop Springsteen speelt voor Zuid-Europeanen. Die juichen niet, die huilen. En overdag ga ik dan, terwijl de stoom nog uit mijn oren slaat, schrijven aan mijn volgende boek. Dat eiland ginder wacht wel. Misschien gaat Bruce er volgend jaar toeren, dan lukt het vast.
LEON VERDONSCHOT