Al sinds ik in Berlijn woon lokt het. Het Umland waar de stad ophoudt en het groen begint en dan nog verder landinwaarts, het oosten van Duitsland en Europa in. Net over de grens met Tsjechië begint het Riesengebirge. Caspar David Friedrich zwierf er rond en maakte er thuis schilderijen van. Ooit geziene landschappen vergeestelijkte hij in verf. Friedrich kwam oorspronkelijk uit Greifswald, aan de Ostsee, waar hij de zee als voorbeeld had, en zijn blik zich op de einder kon oefenen. Hij woonde ook een aantal jaar in Dresden. Ook daar liep hij rond, langs de rivier, in de velden rond de stad. Daar is het vlakker en groener, als je althans op zijn schilderijen afgaat. En in Dresden zelf hangt een aantal van zijn doeken. Ze werden een paar jaar geleden nog gered voor het water, toen de Elbe buiten zijn oevers trad. Het worden er steeds meer: de plekken rond de stad waar een verhaal aan kleeft, waar een kunstenaar iets vond, waar het begin van een kunstwerk ligt. Ik zou ze graag eens opzoeken en deze zomer moet het ervan komen. Op een mooie dag huur ik een auto, spullen achterin en losfahren. Het Umland verkennen, de cirkel rondom Berlijn vergroten. Eén afspraak heb ik al gemaakt. Met een schilder, die een uurtje buiten de stad woont. “Als u langskomt,” zei hij, “neemt u dan wat tijd mee. Want het is hier prachtig; het ziet eruit als Holland tweehonderd jaar geleden.”
JURRIAAN BENSCHOP

Alle dagen zuipen

Je hebt mensen die de Grote Vakantie gebruiken voor rust en overpeinzing. Aan mij is die zomerse onthaasting niet besteed. De voorkeur van sociaal-antropoloog Hylland Eriksen – “Ik verdiep me liever een half jaar in één dialoog van Plato dan in diezelfde tijd vijftig boeken te lezen” – is mij te snobistisch. Lang leve de informatierevolutie. En de zomer is een ideaal moment om alle low en high culture op mijn lijstje Wegens Tijdgebrek Niet Aan Toe Gekomen in te halen. Zoals het:
uit het hoofd leren van de sonnetten van PC Hooft (Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij toe / Dewijl mijn lippen op haer lieve lipjes weiden)
bewijs leveren van de Grote Stelling van Fermat (xn + yn = zn)
beluisteren van de Kruidvatcollectie van Bach
in elkaar zetten van de met Sinterklaas ’67 gekregen Meccano Anniversary Set (643 onderdelen)
hinkelen van de 199 kilometer lange Maas-Swalm-Nette route
bekijken van de complete Heimat van Edgar Reitz (52 videobanden)
leren onderscheiden van de geluiden van de bosrietzanger, kramsvogel, boompieper, steenpatrijs, koperwiek, goudhaantje en de kuifmees
inbinden van alle jaargangen van Basta en Donald Duck
lezen van The Canterbury Tales, Essais, Don Quijote en Die Blendung in de oorspronkelijke taal.
Maar ik sluit niet uit dat het zal uitdraaien op alle dagen zuipen in café Jenze.
By the way: daar kun je prachtgesprekken voeren over het kentheoretisch solipsisme, het contextueel universalisme of de herkomst van paardenvlees in de schappen van Super de Boer.
FONS GERAETS

Souperen met Voltaire

We hebben komende zomer een wijnmakershuisje gehuurd in de Vienne. Ik trek een beduimelde kaart van Frankrijk uit een lade om aan te wijzen waar het ligt. Wat een ontdekking! In het blauw van de Atlantische Oceaan heb ik twee duimreizen beschreven die ik maakte in 1985: 65 liften in onzinnige details genoteerd:
‘Valence-Marseille, Citroen BX, ♂, geslapen in parkje wijk La Rose.’
Ik was jong, alles was nieuw. Er ontging me hoegenaamd niets en ik heb nog zoveel paraat: een ontmoeting op het station van Toulouse, een nacht sous le pont d’Avignon, de geëmailleerde armband die ik kocht van een gozer uit Togo waarna zes uur lang geen auto meer stopte, totdat ik het ding in een berm flikkerde en ogenblikkelijk een lift kreeg. De Nederlandse blondine in de roomwitte 2CV die later mijn dagboek van lyrische eenzaamheid op de achterbank moet hebben gevonden. Ik kan nog precies aanwijzen waar ik langs de weg van schaamte door de grond ben gezakt.
Mijn leven kon destijds nog alle kanten op. De mogelijkheden werden uitvergroot toen ik ergens langs een péage het verhaal oppikte van de jongen die tot zijn ontsteltenis een lift kreeg van Mick Jagger, op weg naar diens privé-kasteeltje in de binnenlanden van Frankrijk.
Opeens schuilde in elke auto een avontuur. Een voor een gebaarden ze me in te stappen: Jody Foster, Jane Birkin, la Bardot. Hun kastelen werden de mijne. Mijn geheimen de hunne. En het ging nog verder. Ik soupeerde met Voltaire in Ferney en stapte bij Flaubert in de calèche naar Nohant waar George Sand ons verwachtte.
Kijk, hier ergens ligt het wijnmakershuisje. En zie je dit kasteel? Nohant! Ik heb er voor één nacht een kamer geboekt.
EMILE HOLLMAN

Zomerdromer

Geef mij gerust een zomer het hele jaar door. Genoeg dag en licht, tijd om gedachten in beelden te vangen. Hoe en waar ik dat ga doen deze zomer? Midden-Amerika?
Costa Rica misschien. Waar twee engelen wonen die ik recentelijk tegen het lijf ben gelopen en die hoognodig in een schilderij moeten worden vastgelegd. Mike, juist, van Michael, een Amerikaanse farmer uit North-Carolina, een Republikeinse engel – ja, ook die bestaan – die ‘s zomers naar beneden afzakt om er te wonen en werken. En dan Rafaelo, ook een aardse aartsengel, cowboy, paardenfluisteraar, te oud om de gekleurde reïncarnatie van Elvis te zijn, maar je zou er zo in geloven. Of het wordt Guatemala. Waarvoor ik een uitnodiging heb liggen om deze zomer de toekomstige presidentskandidaat Don Alfredo – nee, geen engel – te komen portretteren met zijn familie én zijn vermoorde zoon.
Maar waar ik ook zal zijn, er gaat gewerkt worden, hard gewerkt. Dus misschien blijf ik wel gewoon thuis om te schilderen aan al die doeken die nog af moeten voor die tentoonstelling in het najaar, hier in de buurt. Aan al die schilderijen waaraan al zoveel gedachten en momenten, als rondfladderende beelden in mijn hoofd, zijn besteed maar die nog steeds niet zijn geland. Noem mij gerust een dromer, een zomerdromer.
PASCALLE MANSVELDERS

Grand Tour

Er heerst altijd een bijzondere, feestelijke sfeer in een stad waar een biënnale plaatsvindt. Veel Internationale bezoekers (je komt doorgaans wel iemand tegen die je kent), natuurlijk veel tentoonstellingen, maar vooral leuke dingen die in de marges van zo’n evenement worden georganiseerd, zoals concerten, lezingen en openlucht filmvertoningen. Je kan zon en strand afwisselen met koele tentoonstellingsruimtes en ’s avonds staat er altijd wel wat te gebeuren.
Deze maanden wordt het allemaal nog mooier: om de tien jaar vallen namelijk vier verschillende kunstmanifestaties in dezelfde zomer – en nu dus ook in de zomer van 2007. Deze zomer kan je van de opening van de Biënnale van Venetië (11 juni t/m 21 november) naar Art Basel (13 t/m 17 juni), de 12e Documenta in Kassel (16 juni t/m 23 september) én Skulptur Projecte Münster (16 juni t/m 30 september) hoppen in één grote Europese biënnale tour. Alleen Art Basel loopt al in juni af dus die zal bij velen noodgedwongen moeten afvallen.
De vier biënnales hebben over de ‘Grand Tour’ zelfs een website opgezet (www.grandtour2007.com) die het allemaal nog eenvoudiger maakt. Je kan vluchten en hotels via hen boeken, maar dat is – financieel gezien – niet voor iedereen weggelegd. Dat hoeft de pret niet te drukken. Venetië heeft namelijk een heerlijke strandcamping (Camping Fusina) en met een Global Pass voor treinreizen in Europa kan je alles voor 250 euro bezoeken. Ik weet wat ik ga doen deze zomer: biënnalehoppen.
MAAIKE LAUWAERT

Besmettelijke ziekte

Sinds een jaar of drie jaar kon ik nooit langer dan een week op vakantie. Vóór die tijd konden we Sofietje, onze schapendoes, bij vrienden of familie onderbrengen, maar om diverse redenen ging dat niet meer. Aanvaardbare alternatieven waren er niet: een hondenvakantieadres kwam na één jammerlijke ervaring niet meer in aanmerking, mee op vakantie bleek niet te kunnen aangezien ze achterin de auto kotsmisselijk werd.
Maar nu is ze er niet meer en kan ik zo lang weg blijven als ik wil. Maar ik wil niet meer. Als ik de vertrekhallen op Schiphol zie, of de autowegen naar het zuiden, ben ik blij dat ik thuis mag blijven. Vakantie is een besmettelijke ziekte, een uiting van collectieve hysterie voor mensen die zich thuis vervelen en de illusie hebben dat elders niet te doen – een tragisch misverstand.
Ik ga op vakantie in mijn nieuwe boek in wording. Niets is heerlijker dan een beetje te grasduinen in de delen die klaar zijn, waar je hoogstens nog een komma weghaalt, een adjectief aanscherpt of een zinnetje omgooit. Aan niets is meer te zien hoeveel bloed, zweet en tranen het me heeft gekost om het zo, uitgekiend, op papier te krijgen.
Dat geeft zelfvertrouwen. En dat heb ik wel nodig ook, want er staan nog diverse zware expedities op het programma waarvan route noch bestemming bekend is, waaghalzerige, misschien zelfs overmoedige ondernemingen door terra incognita, uit te voeren zonder kaarten of kompas, om over zoiets belachelijks als een tomtom maar te zwijgen.
Niet uitgesloten dat ik op hondensporen stuit.
Een man wilde zijn hond verdrinken, nam hem mee in zijn roeiboot het meer op, gooide hem overboord, verloor daarbij zelf zijn evenwicht, viel in het water en zou zijn verdronken als zijn hond zich niet in zijn kleren had vastgebeten en hem zwemmend had meegesleurd naar de oever.
Sofietje herkent mijn geur uit duizenden. Ik ben niet bang. We komen er wel.
CYRILLE OFFERMANS

Schuldgevoelens

In deze drukke dagen van gesuggereerde klimaatverandering wordt ‘zomer’ een begrip dat doet denken aan vroeger. Aan de jaren dat de opwarming van de aarde – toegegeven, een briljant marketing concept – nog geen thema was. Maar het zomergevoel is ook anderszins een mind fuck. Welke zomer? Al prijsstuntend vlieg je de hele wereld over. Het is altijd wel ergens zomer.
Wat resteert is de mentale vlucht die hoort bij de zomer. Eenmaal op de plaats van bestemming biedt het hoofd weer ruimte aan herinneringen die de rest van het jaar geen kans maken. Je mijmert over verlaten kiezelstranden en overdreven aangelichte binnensteden met veel drank.
Dan volgt het schuldgevoel.
In een essay van Tijs Goldschmidt lees ik dat de Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen een terrasje pakken met zijn studenten als een ongepaste uitspatting beschouwde. Na zo’n orgie van drank en debat vluchtte hij weer snel in zijn boeken.
Tinbergens schuldgevoel was een belangrijke sleutel tot zijn succes. Frivoliteit was niet zijn ding. Als de latere Nobelprijswinnaar niet in het veld was, zat hij vanaf zonsopgang achter zijn schrijfmachine. Fluitend.
Dat herken ik. Op mijn vakantiebestemming bij het krieken van de dag achter mijn laptop, dan voel ik me even bevoorrecht als Tinbergen. In dat opzicht ben ik erg gesteld geraakt op mijn schuldgevoelens.
Later op de dag trek ik er op uit, er moet immers van alles worden gezien en beleefd. In een zomer waar het kunstcircus in de overdrive gaat, zal het ongetwijfeld neerkomen op te veel beelden en te weinig woorden. Zo raakt de rugzak met schuldgevoelens aardig gevuld en kan ik weer een jaartje vooruit. Tot de volgende zomer de zoveelste disbalans in mijn leven openbaart.
Ik kan niet wachten.
WIDO SMEETS

Naar buiten

Laatst las ik een interview met een kunstenaar van wie ik nog nooit had gehoord. Een oudere man van rond de zestig die ooit les had gegeven op de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Hij sprak over zijn opvattingen betreffende kunst.
Nu staan kunstenaars erom bekend dat ze zich vaak miskend voelen. Deze man vormde daarop geen uitzondering. Hij wilde een rol in het geheel. Of liever nog, aan het begin staan van een belangrijke ontwikkeling. Hij wilde achteraf de waardering die hij indertijd had moeten hebben. De man deed zijn best om zichzelf niet te verliezen in razernij of gevoelens van frustratie.
Over een komende tentoonstelling zei hij: “Ik ben er niet voor gevraagd, maar als ze dat hadden gedaan, dan had ik best mee kunnen doen. Maar je moet niets meer verwachten. Op een gegeven moment moet je daarmee stoppen. ’t Kan mij niks schelen, hoor”.
Het is het voorbijgaan van de tijd, zijn zogenaamde onverschilligheid die me raakte. Alsof je in de tweede helft van je leven net zo flexibel bent als toen, op je twintigste. Toen je open stond voor nieuwe gebeurtenissen, uitkeek naar de zomer, naar nieuwe ontmoetingen en mensen. De toekomst onbevreesd tegemoet trad, met een houding van ‘laat maar komen’. Ik word beroemd. Ik laat me niet afschepen door misprijzende blikken of ontwijkende reacties. Ik laat me niet te neer slaan. Trek me niet terug in mijn holletje.
Nee, in de zomer kom ik naar buiten en laat mezelf zien.
MAAIKE VAN STOLK

Klassiekers

Normaal gesproken koop ik hoe meer het zomer wordt, des te meer nieuwe boeken. En cd’s. En dvd’s. Ik kijk nu achter me, naar mijn boekenkast. Hij puilt uit. Erbovenop liggen enorme stapels dvd’s. Minstens de helft van al die boeken, en dan rond ik het voor mezelf nog mild af, heb ik niet gelezen. Ruim een derde van al die dvd’s moet ik nog zien.
Deze zomer rond ik mijn boek over ex-junk en inmiddels directeur van een afkickkliniek Keith Bakker af. Ik heb nu nog een beeld van een tropisch eiland waar ik met mijn laptop op het strand zal zitten. Wanneer het er dadelijk echt op aan komt, zit ik uiteindelijk vast gewoon dag en nacht binnen in mijn werkkamer en hoor ik buiten het geroezemoes van de terrassen, vol met mensen die beter kunnen plannen.
Daarnaast ben ik een van de presentatoren van de Vara-zomertalkshow ‘Wat Heet!’ en sta ik in juli met Leon Giesen op ‘De Parade’ in Utrecht, met een gezamenlijke voorstelling over helden.
De tijd die overblijft, gebruik ik om al die pretentieus aangeschafte verzamelbanden met Russische bibliotheken, duizenden pagina’s aan geschiedenis van de westerse filosofie en uren aan filmhuisklassiekers eindelijk eens tot me te nemen.
Maar dat zei ik vorig jaar ook al.
LEON VERDONSCHOT