De Maastrichtse uitgever, schrijver, typograaf en drukker Charles Nypels (1895-1952) werd op 25-jarige leeftijd mede-eigenaar van de uitgeverij en drukkerij van zijn vader. Nypels, kenner en groot liefhebber van de Franse literatuur, maakt naam met bibliofiele Franse uitgaven van bijvoorbeeld Gerard de Nerval, maar ook van de gebroeders Pierre en Mathias Kemp, Joost van den Vondel en Frans Erens.

Onder invloed van de decadente Parijse schrijver Joris-Karl Huysmans en zijn roman Tegen de keer hangt Nypels voor de ramen van zijn etage aan de Grote Staat, door zijn vrienden ook wel ‘Het Vaticaan’ genoemd, zwarte veloursgordijnen. Onder de naam Bende van de Suisse komen er Maastrichtse kunstenaars samen als Henri Jonas, Edmond Bellefroid en Charles Vos.

Tussen 1929 en 1931 brengt Nypels een editie van Don Quichotte in vier delen uit. Voor de drukkerij, die inmiddels Leiter-Nypels heet, betekent de prachtige uitgave een financiële ramp. Nypels gebruikte letters van De Roos, houtsneden van Hermann Paul en monumentale titelpagina’s van hemzelf. Hij leeft in die tijd op grote voet en ontpopt zich als een mecenas voor jonge kunstenaars. Met zijn typografie weet hij internationaal de aandacht op zich te vestigen.

Met de import van duur papier uit landen als Japan graaft hij zijn eigen graf. In 1932 vertrekt hij noodgedwongen bij de uitgeverij om in Amsterdam en later in Utrecht voor zichzelf te beginnen. In het Drukkersweekblad wordt Nypels in 1948 geroemd voor zijn eruditie en grote fantasie, zijn moed en zijn hang naar het experimentele. Karakter en werk liepen parallel: excellente ideeën wisselde hij af met flagrante blunders. Zijn boek De heilige schrift kreeg in 1948 de prijs voor het beste niet-bibliofiele, wetenschappelijke boek. Veel van de vijftig beste boeken van dat jaar droegen zijn handtekening.

De ‘meesterdrukker’ en ‘kwikzilverachtige bohemien’, winnaar van de eerste staatsprijs voor typografie, overlijdt in 1952 in een sanatorium in Groesbeek.

Charles Nypels Lab

Het Charles Nypels Lab, Printing en Publishing, sluit aan bij een grote traditie van de Jan van Eyck Academie en wil dé drukwerkplaats van Nederland worden. De ambitie is dat kunstenaars, schrijvers, vormgevers, dichters, essayisten hier hun werk willen drukken. Apparatuur voor hoog- en doordruk, voor bewerking en afwerking stelt hen in staat te experimenteren en eigen publicaties te maken. De zeefdrukinstallaties maken het mogelijk om bijzondere, veelzijdige publicaties in oplage te maken. Tijdens de opening van de labs zal het eerste deel uit de Spiegelreeks van de Jan van Eyck verschijnen: een essay van beeldend kunstenaar en schrijver Maria Barnas.

‘Ik loop al een half jaar te fluiten’

De drukwerkplaats op de Jan van Eyck Academie werd vijftien jaar geleden ontmanteld omdat het indertijd niet paste in het profiel van de opleiding. Nu er met het Charles Nypels Lab een doorstart komt, is JVE-medewerker Jo Frenken een gelukkig mens. “We hebben gekozen voor technieken die relatief gemakkelijk zijn en die snel tot publicatie leiden”, zegt hij. Zeefdruk, klassieke boekdruk en de klassieke hout- en linosneden, gecombineerd met de nieuwste digitale technieken moeten schrijvers, dichters, kunstenaars en onderzoekers inspireren om hun teksten vorm te geven. Frenken: “Het nieuwe paradepaardje wordt de digitale stencildruk. Daarbij moet je denken aan de oude stencilmachine, maar dan volledig geautomatiseerd. We gaan de offsetmarkt tussen digi-print en offsetprint bedienen. De bedoeling is dat we de producten van A tot Z gaan afwerken.” Handbediende snijmachines en automatische vouwmachines, ze zijn weer terug op de Jan van Eyck. Voor technieken die te gespecialiseerde apparatuur vereisen of niet-milieuvriendelijk zijn, heeft de academie afspraken gemaakt met partners elders. Dichters, schrijvers of kunstenaars van buiten de academie kunnen in principe (tegen een reële vergoeding) gebruik gaan maken van de druklab, op voorwaarde dat ze mee-ontwerpen en mee-werken. “Ons is de laatste jaren als Jan van Eyck een zeker autisme nagedragen”, zegt Frenken, “maar dat heb ik nooit zo gevoeld. Nu gooien we de deuren weer open en zal ik fungeren als intermediair tussen kunstenaar en het publiek. De werkplaats is beter dan ooit is. Ik loop al een half jaar te fluiten.”