In mijn achtertuin strekt een grauwe nevel zich uit tot voorbij de brandweerkazerne. Het okergeel gebladerte van de rij eiken aan de Bergweg houdt zich nog krampachtig vast aan de breed uitwaaierende takken, maar zal na enkele dagen nachtvorst, wat regen en een flinke bries straks ook breeduit de berm en het achterliggende veld bedekken.
Een prachtig moment om niets te doen. Gewoon zitten en kijken.
Als na een poosje het zicht verdwaalt in herinneringen, pak ik een bundel van Gerrit Kouwenaar van het schap. Helder maar grijzer (gedichten 1978-1996) is een van mijn favorieten. Het lezen van zijn werk gaat bij mij altijd in fases; na enkele stukken zit ik vol.
Bij het woord ‘engelvlees’ blijf ik hangen.
Zo meteen neem ik je weer mee, Laika. Rits mijn jas tot aan mijn kin en trek een warme muts over mijn oren tot mijn wenkbrauwen bijkans verdwijnen.
Taal plakt aan mijn gehemelte.