Ik zit op yogales. Dat verbaast u niet, welke vrouwelijke dertiger zit niet op yoga – of Pilates? In dit tijdperk van extreem individualisme zijn we razend druk om ons persoonlijk te ontwikkelen, en lopen intussen met de kudde mee.

Vorige week nodigde mijn yogadocente haar schaapjes uit voor een brunch. Na twee uur jala neti, pranajama en asanas druppelen we één voor één haar keuken binnen met een tupperware of cakevorm in handen. Volgens het principe van de auberge espagnole hebben we allemaal iets te eten meegenomen. 

Er volgt een kwartiertje voorbereidingen waarin we proberen de behulpzaamste versie van onszelf te zijn. “Zal ik je een lepeltje geven voor de tahin-dressing?” Niemand gaat als eerste zitten, of durft aan het buffet te beginnen. We staan elkaar met zijn allen in de weg en zijn reuze aardig voor elkaar. “Wie wil er een extra kussentje op zijn stoel?” 

Tijdens het eten vliegen de vragensalvo’s over tafel. “Wie heeft deze héérlijke pompoenen-quiche gemaakt?” Sandrine meldt zich: “Die is van mij. Echt een gewéldig vegan recept, zonder eieren.” Ook van de appeltaart wil men de herkomst weten, en welk soort meel er is gebruikt. “Amandel-, rijst- en boekweitmeel”, legt Amélie uit. Ze heeft, kortom, een glutenvrije taart gemaakt. Wat ze er niet bij hoeft te zeggen, dat snapt iedereen.

Iemand wijst op een grote weckpot met beige inhoud. “En wat is dit?”

Nu mag ik.

Het kortste antwoord luidt: “Appelmoes.” Maar als kuddebewuste vrouw uit Luik heb ik voor vanmiddag een andere versie klaarstaan: “Compote de pommes, met appels uit eigen tuin. Zonder suiker, ik heb alleen een kaneelstokje en wat anijs mee laten sudderen. Voor degenen die het ietsjes zoeter lusten” – ik wijs naar een tweede, kleinere weckpot – “heb ik vegan vanillesaus meegenomen”. 

Mijn yogacollega’s knikken, de pitch is gelukt.

De tafelgesprekken worden gevarieerder, we lachen, en discussiëren. Ik kijk rond en bedenk hoe bijzonder ik het vind dat we met zijn allen zoveel moeite hebben gedaan om iets lekkers en gezonds mee te brengen. Naast me hoor ik Sandrine zeggen: “De klimaatmars in Brussel, ik had écht willen gaan, maar met alle andere dingen dit weekend… lukt me dat gewoon niet.” 

Niemand aan tafel, zo blijkt, lukt het om te gaan. Zelf heb ik het niet eens overwogen, maar dat zeg ik niet. 

Als je je voor het klimaat wil inzetten, zijn er meer manieren dan te gaan demonstreren, probeer ik mezelf even later te overtuigen. Vallen samen yoga doen en met respect voor elk denkbare dieetwens koken ook onder de juiste klimaatattitude? Loop ik wel in de juiste kuddes als ik echt wil dat de aarde over twintig, vijftig en duizend jaar nog steeds leefbaar is?

Ik las een interview met de Vlaamse schrijver Stefan Hertmans over zijn nieuwe boek Verschuivingen. Aan de hand van drie grote thema’s – klimaat, migratie en de ineenstorting van de neoliberale wereldorde – schetst hij een somber beeld van ons tijdperk, aldus de samenvatting. Hermans zelf formuleert het anders: hij is bezorgd. En bezorgdheid is volgens hem, net als hoop, een activistische houding. “Het is een keuze, niet iets wat je toevallig hebt of niet hebt.” 

Ja, laat ik maar eens beginnen bij echte bezorgdheid. Een op feiten en behoeften gebaseerde bezorgdheid. Dan kunnen we op andere momenten besparen op onze overbezorgdheid en het cultiveren van ons politiek correcte zelfbeeld. 

Ik kijk nog eens rond. Zit er überhaupt een vegan of glutenvrij etende persoon tussen? Het politiek correcte eten stond op tafel, maar niemand had erom gevraagd.