Er zijn dus mensen die dit fijn vinden, denk ik bij mezelf, terwijl ik me een weg door de eerste sneeuw baan. Om vijf uur donker? Gezellig! Kerstmislampjes in de bomen? Sfeervol! Die koude, snijdende wind? Ach, dan blijf je toch lekker binnen?

Ook in uw omgeving lopen ze waarschijnlijk rond. Herkenbaar aan de eeuwige glimlach waarmee ze de koude trotseren (of eigenlijk: genieten), aan de oorwarmers met kleine rendierhoorntjes (schattig!), en uitspraken als: ‘Elk seizoen heeft zo zijn charme.’

Ik ben niet een van hen. Deze maanden loop ik erbij als een Limburgse Marcel van Roosmalen. Alleen het vooruitzicht op een nieuw voorjaar verlicht mijn gemoed.

De ultieme verschrikking voor mijn soort mensen is natuurlijk de kerstmarkt. Ik heb ze gezien van Luik tot in Berlijn, in de sneeuw en in de regen, en met verschillende gradaties van alcohol in het bloed. Er moet toch íets zijn wat de mensen hier leuk aan vinden. Waarom zie ik het niet?

Toch blijf ik proberen. Ik geef dan wel af op de winterliefhebbers onder ons, het is toch ook een vorm van afgunst. Want ze hebben natuurlijk gelijk: je doet er niks aan. Daar het mooie van kunnen inzien moet toch heel fijn zijn. Zinvol bovendien: beter besteed je je tijd aan zaken die je wel ten goede kunt veranderen. Daarom zeg ik: leve de winter! En ik lach erbij als een boer met kiespijn.