Ze is met de Flixbus gekomen omdat ze niet van autorijden houdt. Nu zit ze aan mijn keukentafel, ik span me in om mijn beste cappuccino ever te maken; ze is deeltijd barista met een half leven aan ervaring.
Terwijl de melk schuimt denk ik aan die keer dat ik met de Flixbus naar Parijs ging. Hoe het er meurde in de bus. Hoe opgelucht ik op de Quay de Bercy de buitenlucht omarmde. En hoe ik een uur later in het Louvre uitzicht had op 200 ruggen van dagjesmensen die, gestrekte arm boven het hoofd, hun smartphone op de Mona Lisa richtten.
Ze complimenteert me met mijn cappuccino en we gaan op pad. We rijden door het ondergesneeuwde Heuvelland. Ze vindt het prachtig, zegt dat ze altijd heeft gedacht dat Nederland plat is. Ik zeg dat ze die gedachte moet vasthouden, geen land platter dan Nederland.
Terug in de stad zoeken we een plek om te lunchen. Er loopt een orkest over straat, ze zegt dat ze altijd emotioneel wordt van marsmuziek, en vraagt wat er aan de hand is. Geen idee, antwoord ik. Is het een wijkfeest, oppert ze, met al die rood-geel-groen vlaggen aan de gevels?
Op de markt staat een podium. Iemand test de geluidsinstallatie. Het zal met carnaval hebben te maken, zeg ik als we ergens een tafeltje hebben gevonden. Door het raam zien we hoe een reus op wielen de Markt wordt opgeduwd. Ze vraagt welke mythische gestalte daar wordt verbeeld. Ik schud het hoofd. Ooit wist ik het, nu niet meer. Bij het toilet vertelt een man met een naamkaartje op zijn revers en een carnavalsmuts in de hand dat het Gigantius is, en dat zo meteen de nieuwe stadsprins wordt uitgeroepen.
Een dag later lees ik in de krant dat we getuige waren van de uitroeping van prins carnaval. Hij heet Stefan I. Tot de ontmaskering was hij verkleed als Fons Olterdissen, het is een eerbetoon aan een honderd jaar geleden geboren lokale held, een toneelschrijver. De leden van de raad van elf zijn verkleed als personage uit zijn stukken. Een paar honderd mensen klappen hun handen warm.
Je hebt trots, trotser, nog trotser en dan kom ik, zegt de prins als reactie op zijn uitverkiezing. We zijn halverwege onze avocadoburger als de Markt alweer leegloopt. Ook Gigantius zet hem in zijn achteruit.
Ze vraagt welke rol Gigantius in de stadshistorie speelt. Ik kijk om me heen, het restaurant is leeg, ook de man met de carnavalsmuts is er niet meer. We keuvelen nog wat over oude en nieuwe mythologieën, over The Lord of the Rings en Harry Potter, en bestellen een espresso.