Buiten suist een landschap, in kleurrijke rui. Ik zoek een plaats binnen, in een trein die de trein verving die een vervangende trein was.
Koffers botsen op elkaar. Zitplaatsnummers worden uitgewisseld als azen. We stapelen de vertragingen en beklimmen elkaars wanhoop. Onze duimen dansen op het schermpje: oorspronkelijke aankomst, verwachte aankomst, nieuwe aankomst.
Vertel me, hoe laat is het nou echt?
Bij elke vertraging liet ik iemand achter. Zoals met haar, vanochtend. Op kamer 355 zat ze in haar witte bed, robuust en broos, als een bot dat geluidloos verkruimelt tot gruis.
Rythmusstation staat er. Hier wordt dus getrommeld, grap ik wanneer we door de lange linoleum gangen wandelen. Onze angst past maar net in het krappe jasje van het woord.
Vertel me, wat is er met je hart?
Eergisteren met hem. We legden onze gekwelde gedachten te slapen in de heiden, grassen en mossen van het veen. Hoe iets onherroepelijks te laten zinken in de zwarte wateren?
‘Een mannetje!’, roept een vogelaarster fideel.
‘Die is van mij’, grap ik als we haar op de smalle vlonder passeren. Ik wijs naar de lange figuur achter mij. Onze mondhoeken bewegen niet.
Vertel me, mijn hart, is de Great Reset al geweest?
CHRISTIANE GRONENBERG