Superlatieven te over wanneer het over de Vlaams-Japanse pianist Alex Koo gaat. In Etudes voor piano zoekt hij de grenzen op tussen klassiek en jazz. ‘Sinds ik meer communiceer met mijn publiek’, zegt hij tegen EMILE HOLLMAN, ‘luisteren mensen anders.’

Als kind van een jaar of zes begon Alex Koo Derudder al een beetje te componeren in de muziekles, dingetjes uitproberen op de piano. ‘Ook als ik voor de klassieke muziek had gekozen, was ik gaan componeren.’

In zijn eerste week op het Conservatorium in Den Haag had Koo, hij was achttien, al een band samengesteld en vier stukken gecomponeerd die ze samen konden spelen. ‘In de jazz is het bijna een must om zelf te componeren.’ Daarna trok hij naar Amsterdam, Kopenhagen en New York, om zich uiteindelijk in Brussel te vestigen met zijn vrouw, de Spaanse zangeres Lorena Del Mar Hernández. 

Japans was de eerste taal die Alex Koo Derudder (Waregem, 1990) sprak, vertelt hij op deze zondagochtend in Victor Bozar Café in Brussel. ‘Met mijn moeder spreek ik Japans, met mijn vader Nederlands, daar kan ik me beter in uitdrukken. Ik voel me eerder Belg dan Japanner, al weet ik hoe het is om het buitenbeentje te zijn in de klas. We aten vaak Japans, bij ons thuis hingen andere schilderijen aan de muur dan bij mijn vriendjes. We hadden een Japanse badkamer met een groot diep bad dat mijn moeder speciaal had laten bouwen.’

Hij groeide op met westerse klassieke muziek. ‘Japanners hebben een sterke culturele identiteit, maar in de muziek is dat toch minder. Wat wel hoort bij de Japanse identiteit is hard werken als ze ergens iets van talent ontdekken; proberen de beste te zijn, die druk is er altijd.’ 

Aanvankelijk leek hij bestemd om een voorbeeldige concertpianist te worden, ‘maar dan was ik geëindigd in een zenuwinzinking. Op de een of andere manier zou ik toch creërend aan de slag zijn gegaan. Ik denk niet dat ik het zou volhouden om uitsluitend andermans werk te interpreteren.’

Koo won snel prijzen (onder andere op het Prinses Christina Concours), vergaarde lovende kritieken (Applebluesseagreen werd in 2019 in de VS door Downbeat Jazz Magazine tot een van de beste albums van het jaar uitgeroepen), speelde samen met jazz-grootheden als Mark Turner, Ralph Alessi en Craig Taborn. Een ‘virtuoos’ zou hij zijn en een ‘avonturier’, te groot ook voor België; Koo zelf blijft de bescheidenheid zelve.

Alex Koo: ‘Als iemand mij blind hoort spelen en mij herkent aan mijn stijl, al speel ik een jazz standard, is het doel bereikt.’ foto Johan Jacobs

Wat maakt het verschil? ‘In de klassieke muziek bereid je je voor op een repertoire dat je heel goed oefent en eventueel verder probeert te ontwikkelen. Als jazzmuzikant werk je aan je improvisatievocabulaire. Ik ben voor negentig procent van de tijd bezig met het ontwikkelen van mijn persoonlijk idioom. Waar dan misschien composities uit voortkomen.’

Het is moeilijk uit te leggen, verontschuldigt hij zich. ‘Je probeert niet om de stukken beter te spelen, maar om jezelf groter en groter te maken. Je bent constant ideeën, ritmes en harmonieën aan het verkennen en aan het toepassen in je eigen composities. Je probeert ze zo onder de knie te krijgen dat ze onderdeel worden van je taal.’

Die noten letterlijk in de vingers krijgen, daar gaat het om. Zodat hij ze kan spelen zonder na te denken. ‘Daar zit voor mij ook het verschil tussen een jazzmuzikant die ik echt aanbid en een jazzmuzikant van wie ik denk: leuk. Leuk is een leuke compositie en een leuk bandje. Dat is niet genoeg. Ik moet horen dat de noten niet bedacht zijn maar fysiek geïnternaliseerd. Als je dát hoort is voor mij het niveau van goddelijkheid bereikt; dat is wat ik ook zelf probeer te bereiken. Als iemand mij blind hoort spelen en mijn spel herkent aan mijn stijl, al speel ik een jazz standard, is het doel bereikt. Jozef Dumoulin of Bo van der Werf hebben dat niveau. Keith Jarrett hoeft maar drie noten te spelen en je weet het.’

Momenteel is Alex Koo op tournee met Etudes voor piano, waarin hij de grens opzoekt tussen klassiek en jazz; hij zal delen van bestaande composities afwisselen met improvisatie. ‘Mooi om daar een balans in te zoeken. Soms speel ik de eerste twintig seconden van een bepaalde etude, dan twaalf minuten heel abstract, en dan weer twintig seconden volgens de compositie. Hele concerten alleen maar improviseren kan leuk zijn, maar dan ben je zo met het hier en nu bezig dat je jezelf moet forceren om iets interessants te doen in het moment. Je loopt het gevaar dat je al improviserend toch bepaalde gewoonten herhaalt.’

Veel van Koo’s composities zijn op ideeën en waarnemingen gebaseerd. ‘Een van mijn stukken gaat over de jacht van de potvis. Een fenomenaal beest dat in het donker, op grote diepte, jaagt op reusachtige inktvissen. Eerst gebruikt hij sonar om ze te kunnen zien, daarna verlamt hij er zijn prooi mee. Helder, donker, de bron, de weerkaatsing; dat probeer ik allemaal in een compositie te steken. En dat verhaal vertel ik voordat ik ga spelen aan mijn publiek, dat is belangrijk. Kunst moet meer zijn dan entertainment. Kunst moet zorgen voor discussie en communicatie, maar wel met een duidelijke boodschap. Daar zijn jazzmuzikanten soms niet zo goed in. Die gaan ervan uit dat het publiek moeiteloos die hele boog van begin naar einde mee kunnen maken, en dat het publiek de emotionele bagage heeft om de eindervaring op dezelfde manier te voelen als wij. Sinds ik meer communiceer met mijn publiek, luisteren mensen anders.’

alexkoomusic.com