Soms staat een mens rechtop in bed om een foto te nemen van het plafond. Wondermooie nachtvlinder vloog binnen in de slaapkamer, groot, wit, met een rouwrand. Net of het een bijzondere avond was. Zo eentje met de allerlaatste warmte van 2024. Ik dacht meteen: Dit ga ik onthouden, romantiek van de winter die niet echt wil beginnen. Met één hand hield ik mijn pyjamabroek vast, met de andere klikte ik. Helaas identificeerde de app botweg: Buxusmot, invasieve soort. Alsof plaagdieren niet leuk kunnen zijn.

De buxusmot reisde 2006 van Azië naar Duitsland. Waarschijnlijk zaten er eitjes op de houten bekisting van een lading struiken uit China, Korea, die streken. Een jaar later fladderde een vlinder dankzij Schengen naar Nederland. In 2008 dook het beest in Zwitserland op. Inmiddels zit de buxusmot overal, tot in Turkije. Het bezoek in de slaapkamer was niks bijzonders. Ik kon het er niet mee eens zijn.

Tenslotte ben ik geen buxuskweker. De wanhoop is andermans wanhoop. De rupsen van de buxusmot zijn genadeloos. Ze eten het snoeisel uit zijn model. Alle welvingen, zorgvuldig in het blad geschoren, gaan eraan. De buxus wordt bruin en knisperig. Rooien is het enige wat helpt. Bijkomend zitten de rupsen van de buxusmot vol buxusgif. Niemand lust die rupsen. Het vogelrijk krijgt er buikpijn van. Alleen mezen schijnen er langzaamaan toch pap van te lusten. 

‘Kon het beest schijten, het scheet de beschaving scheef’

Eten en gegeten worden? Niks van het laatste. Buxusmotten doen het inheemse raderwerk stokken. Ja, ja, op het topje van de voedselpiramide zit een vlinder. Kon het beest schijten, het scheet de beschaving scheef. De app was duidelijk: het sneeuwwitje op de lamp was het koesteren niet waard. Maar ik wilde niet meppen. Zelfverzonnen poëzie hield me tegen. Ik knipte het licht uit en ging slapen. In het donker voelde ik de vlinder kriebelen in mijn nek. Oriëntatie kwijt wellicht. De geur van opwinding. ‘s Ochtends zat het gefrutsel suf op de vensterbank. Ik heb het voorzichtig buiten gezet, dat lieve plaagdier.

Waarom mag je plaagdieren niet leuk vinden? Het antwoord is hard. Invasieve exoten zijn een van de vijf oorzaken van de biodiversiteitscrisis op aarde. Had ik de parelmoeren vlinder op het plafond toch moeten doodslaan. Moet ik halsbandparkieten haten? Omdat de baas van een halve dierentuin in de jaren 70 in Brussel een volière openzette? Inmiddels zitten de beesten overal met hun groene lawaai. Ze bezetten alle boomholtes. Voor de inlandse specht is het vechten. De halsbandparkiet drijft de concurrentie op. Maar twee brutale vrienden in de roze kerselaar van de buren zien zitten, is een esthetisch plezier.

Overigens zijn er ook planten die voor onevenwicht zorgen. De Amerikaanse eik is een prachtige boom met goudlover in de nazomer en dikke gedrongen eikeltjes. Een Vlaamse gaai krijgt ze niet doorgeslikt. Grote bek heeft hij nochtans. Het is zo’n amusante gedachte dat zijn keel het niet aankan. Waarom moet alles ook op alles afgestemd zijn. Af en toe kan het heus geen kwaad om inheemse vogels onnozel te vinden en uitheemse soorten te koesteren. Ik ben zelf een plaagbeest.