‘Een unieke sportvrouw’, jubelde de commentator na de Olympische marathonoverwinning van Sifan Hassan in Parijs. ‘Net als alle andere medaillewinnaars in Team NL’, haastte hij zich erbij te zeggen.
Want stel je voor dat iemand uit die kudde van unieke atleten zich tekortgedaan voelde. Of, nog erger, iemand uit het gevolg van dat unieke exemplaar, iemand die goed thuis is op de socials. Ai!
Hoeveel unieke mensen moeten er voorbij komen hollen of fietsen of zwemmen voordat iemand in de gaten krijgt dat het eigenlijk reuze meevalt, met die uniciteit? Dat het een buzz-woord is, in de mond bezworen van journalisten die een transitie tot cheerleader hebben ondergaan.
We werden er tijdens deze unieke sportzomer al te vaak mee opgezadeld, maar het streven naar uniciteit komt niet uit de lucht vallen. Overal is competitie en rivaliteit, het beklemtonen van verschillen is ons dagelijks brood.
Uniek zijn is een verdienmodel, in de sport net zo goed als in de kunsten; ook daar worden mensen geacht in vervoering te raken door de geleverde prestaties. Zorgvuldig voorbereid verwachtingsmanagement, waarbij het publiek naar de overtreffende trap wordt geleid. Een musical wordt een spektakelmusical, een collectie doet er pas toe als die ‘van internationale allure’ is. Hetgeen zoiets betekent als: alleen in het buitenland zijn er collecties die net zo uniek zijn als deze.
Goed, beter, best – alleen het beste is goed genoeg. Het streven naar excellentie werd ooit uitgedragen door een minister van cultuur die een hoedje opzette wanneer hij ergens een camera vermoedde; hij maakte naam als minister van feesten en partijen. Begonnen als linkse columnist bekeerde hij zich tot De Telegraaf, werd kabinetsformateur en kandidaat-premier. Tot hij beschuldigd werd van fraude. In de wetenschap, nog zo’n sector waar excellentie tot norm is verheven.
De menselijke drang tot competitie, tot in het oneindige uitvergroot.
Het valt niet mee die wedstrijd tussen appels en peren los te laten wanneer je in het theater zit, op de festivalweide staat of door het museum schuifelt; de cultuurwereld heeft de artistieke contemplatie ingeruild voor betekenisloos gejubel over uniciteit en ’internationale allure’. Terwijl de lat alsmaar hoger gaat, wordt de gulzigheid van het publiek naar nieuwe superlatieven gevoed door nog meer schijnwerper te richten op de goddelijke status van de artiest. Kan het nog verbazing wekken dat ook bij de geniale, unieke alleskunners zo het laatste restje nuchtere bescheidenheid is weggeblazen?
De plekken waar de hoogmis der artistieke excellentie wordt opgedragen, doen er nog een schepje bovenop met het verspreiden van (pers)berichten waarin meer superlatieven staan dan lidwoorden. Ze sturen een koor van culturele cheerleaders door het land, van Maastricht tot Den Helder, van Groningen tot Antwerpen, er is geen houden aan.
In die sfeer, van opgeklopte ego’s tot door AI bereidwillig aangereikt applaus, is megalomanie de standaard. Net als machtsmisbruik, ploertigheid en het doelbewust beschadigen van personen. ‘Dit is de Champions League, weet je wel.’
Ploerten heb je overal, ook op de Olympus van de geniale halfgoden. Bij sommigen is het een aangeboren afwijking; medische behandeling is op haar plaats. Bij anderen zien we dat ze door de goddelijke verering door het leven gaan als totploertgemaakten. Door de staande ovaties, de uit alle ankers losgetrokken media-aandacht en de als vanzelfsprekend beschouwde subsidies hebben ze een zelfbeeld ontwikkeld dat niet meer terug te draaien is. Something is rotten in the state of Denmark.
WIDO SMEETS