Zijn werk wordt alom geprezen. Al blijven voorspelde doorbraken uit, en laten musea het links liggen. Volgend jaar wordt Raymond Barion 80, hij werkt gestaag door. ‘Ik schilder ook voor twee soorten publiek: mensen die leuke kleurtjes willen, en mensen die veel verder kunnen gaan.’ Een Nederlandse kunstenaar in Antwerpen van rond de 80, nog steeds actief, hij schilder grote doeken. Als ik even rondvraag, denk ik, kom ik Raymond Barion, want zo heet hij, vast wel op het spoor. ...
Zo gemakkelijk gaat het niet. De een komt zijn naam bekend voor. De ander herinnert zich een solotentoonstelling in Extra City. In 2014! Pas via zijn Amsterdamse galerie Upstream Gallery komen we met elkaar in contact. Raymond Barion wordt volgend jaar 80. Hij is van 10946, geboren in Valkenburg aan de Geul. Als kind was hij veel buiten. ‘We zaten in de bossen, of we dwaalden door de grotten met van lege groenteblikjes gemaakte lampjes. Daar stopten we een kaarsje in en hingen er een stalen draadje aan.’ Aanvankelijk wilde hij leraar worden. Tot hij in 1964 voor het eerst op vakantie ging, met een vriend, met de trein naar Florence. Drie weken lang dwaalde hij door de stad. ‘Dan liep ik van de Piazzale Michelangelo, net buiten de stad met zicht op de Duomo, naar beneden, het centrum in. En daar, in de Galleria delle Academia, zag ik de David van Michelangelo. En even verderop Perseus van Cellini. Dat maakte zo’n indruk. Raymond Barion: ‘Ik wil in alle vrijheid kunst kunnen maken: als je niet weet hoe je rond moet komen, gaat dat niet.’ foto’s Marleen Daniëls Het leraarschap ging de prullenbak in. ‘Later ben ik wel les gaan geven. Maar eerst deed ik toelatingsexamen voor de postacademische opleiding Beeldhouwkunst, hier, in Antwerpen. Ik had kleine figuurtjes bij me, die ik thuis in brons had gegoten. Ik had vroeger in de tuin een paar oventjes gebouwd met een stofzuigertje. Om het brons te smelten. Ik had geweldig geluk dat ik werd aangenomen. Als proef moest ik een levensgroot beeld boetseren, een naaktmodel. Maar ik denk dat ik mocht beginnen door de kleine bronzen.’ De weg naar het kunstenaarschap ging niet vanzelf. ‘In mijn atelier was het in de winter berenkoud. Het kacheltje dat er stond kreeg de boel pas tegen het einde van de middag een beetje warm, en dan ging ik alweer naar huis. Dus ik moest iets anders bedenken.’ Dat ‘anders’ werd een studie kunstgeschiedenis te doen waardoor hij kon lesgeven, als docent hedendaagse kunst op de kunstacademie St. Joost in Breda. ‘Ik hoefde me geen zorgen te maken over een inkomen. Ik wil graag in alle vrijheid kunst kunnen maken; als je niet weet hoe je rond moet komen, gaat dat niet.’ We zitten thuis aan zijn eettafel, met rechts van me Hotel, een doek van 1.60 bij 2 meter. Het is bijlange niet zijn grootste, sommige schilderijen meten 3 bij 4. Het valt me lastig om mijn ogen van zijn werk te houden. Alles eraan hypnotiseert. Uw kleurengebruik lijkt van een andere tijd, en ook weer niet. ‘Ik koos voor een artificieel futuristisch palet, in acryl. Ik gebruik zogezegd een verschoven palet. Zoals Mondriaan, maar dan in violet, turquoise. En ik wilde mat. Daarom ging ik ook sprayen, het mocht absoluut niet glimmen. Ik vind glimmende schilderijen vreselijk.’ Op de achtergrond klinkt een espressomachine, daarna een stofzuiger. Even later voegt Raymonds vrouw Grazyna zich bij ons. Ze bekijkt me vrolijk als ik haar complimenteer met de serieuze renovatie van de begane grond in hun woning. U bent net zo’n uomo universale als de renaissance-helden die u in Florence zag. Cellini was beeldhouwer, edelsmid, schrijver en musicus. Michelangelo kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter. U bent beeldhouwer, schilder, techneut, docent. ‘Zoals Cellini zijn Perseus heeft gegoten, dat is echt fascinerend. En zij schilderden hun marmeren en bronzen ook nog eens levensecht, in kleur, met fantastische details. Ik ben maar een maquettebouwer.’ En landschapsschilder, zoals u zichzelf ooit noemde. ‘Ik schilder graag een element, ín een landschap. Tegenwoordig gaan gebouwen geen relatie meer aan met hun omgeving, alles is al volgebouwd. Landschap is weggerommeld. Buiten Vicenza, in Italië, zie je te midden van een prachtig landschap dat ding van Palladio. Een juweel.’ En waar zijn de uomini universali? ‘Aldo Rossi, de Italiaanse architect, was er een. Hij heeft het Bonnefantenmuseum ontworpen, met de monumentale centrale trap. En de Vuurtoren in Breda. Hij kon schitterend tekenen. Het zijn eigenlijk schilderwerken. En Rem Koolhaas. Hij was eerst schrijver en tekenaar, en werd pas op latere leeftijd architect.’ Opnieuw architecten. ‘Het is ook niet zo dat je als schilder meer kunt zeggen dan als architect. De werken van Zaha Hadid worden gemaakt met een computer, een duivelse machine die álles kan. Ze heeft het Havenhuis in Antwerpen niet verbouwd, maar er een technisch ding laten boven zweven. Een grandioze oplossing.’ Kan uw werk uit een computer komen? ‘Ik heb er een tijdje mee geëxperimenteerd, maar het werd niks. Er bestaan nu gigantische plottermachines met alle kleuren erin. Die zouden mijn werk best kunnen maken. Maar zo heb ik ook willen schilderen.’ Hoe bedoelt u? ‘Bij Van Gogh zie je altijd de hand die de streek zet. Ik wilde dat je naar iets vernuftigs keek. Niet meer naar de maker. Ik wilde de schilderkunst weghalen. ‘I want to be a machine’, ik citeer nu even Andy Warhol, is wat ik probeerde.’ ‘Glimmende schilderijen vind ik vreselijk’ Daarom ook dat u in isometrisch perspectief schildert, alsof het in 3D is? ‘Ik schilder ook naar echt perspectief, maar dan krijg je ander werk. Dan krijg je iets mét tijdsgevoel. Bij isometrie staat de tijd stil. Alles begint opnieuw, en alles blijft gelijk.’ Vanwaar die grote doeken? ‘Nou, in deze kamer ga je niet van die kleine niks-schilderijtjes ophangen. En door die gekke nis die hier zit, kon ik iets maken dat er precies tussen kon. Ik kijk er elke dag naar. En dan zie ik dit landschap, met dat gebouw.’ Het is hermetisch. Met die lift aan de buitenkant, zo ontoegankelijk. ‘Ik denk dat de Derde Wereld zo naar ons kijkt: vreemd, flitsend, ontoegankelijk. Zo ziet New York er overigens nog steeds uit. Tegenwoordig staat Dubai vol met spektakelarchitectuur, en ook in Afrika schieten de wolkenkrabbers, winkelcentra en hotels omhoog. Allemaal met dezelfde hermetiek. Je kunt erin, maar ziet niet hoe.’ Hoe kijkt u naar New York? ‘Ik kwam in 1980 voor het eerst in New York, en vond het prachtig. Het ís prachtig. Als je het goed bekijkt bestaat de hele grid van Manhattan uit blokjes. Elk eilandje, elk gebouw heeft een eigen identiteit. Rem Koolhaas beschreef het goed, in zijn boek Delirious New York.’ Hij wijst naar het Perzisch tapijt op de parketvloer. ‘Het centrum van zo’n kleed symboliseert de eeuwigheid, daar staat de tijd stil. De randen eromheen zijn de tijd. Dat voelde ik ook zo, als kind; ik gebruikte de rand om met autootjes rond dat centrum te rijden, en dat was dan een groot gebouw, dat stilstaat. Als je dit als grondplan ziet, en je maakt een opbouw en trekt dan de omtrek van de figuren omhoog, dán heb je architectuur. Als je op 5th Avenue loopt en je ziet in één keer Rockefeller Center staan, is dat eigenlijk een driedimensionale pers.’ Leest u de kritieken op uw werk nog wel eens? ‘Nooit, maar toevallig heb ik dat gisteren wel gedaan. Omdat jij kwam. Eigenlijk zijn alle kritieken euforisch. Ik kreeg er de tranen van in mijn ogen, echt waar.’ Toch zien we uw werk niet in musea. Is dat niet gek? ‘Wist je dat Mozarts Die Zauberflöte bedoeld was voor twee totaal verschillende soorten publiek? De ene groep was de vrijmetselaarsloge waartoe hij zelf behoorde. Voor de rest was het een sprookjesspel. Die twee groepen, die elkaar niet kennen en niets van elkaar weten, kunnen toch van hetzelfde genieten. Omdat ze het anders interpreteren. Ik schilder ook voor twee soorten publiek: mensen die leuke kleurtjes willen, en mensen die veel verder kunnen gaan. Ambachtslui, technici, kunstkenners.’ U noemt uzelf een randfiguur. ‘Dat bedoelde ik natuurlijk ironisch. Ik heb Hotel gemaakt toen ‘het wilde schilderen’ helemaal in was. En schilderijen moesten toen ook zo ruiken: wild en naar olieverf. Ik wilde juist heel steriel werken. Het was een statement.’ Wat was dat statement? ‘Dat de wereld allang niet meer zo is zoals de wilde schilders dat willen’. Intussen zijn er weer landschapsschilders die buiten gaan werken, action painting in de buitenlucht. Met olieverf. ‘Ja. Maar ik niet.’ Werken van Raymond Barion in zijn woning in Antwerpen
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!