Toen pianist Bart van Oort in 1994 John Field ontdekte, kon hij niet vermoeden dat hij dertig jaar later over een bibliotheek met ruim 600 nocturnes zou beschikken. JACQUELINE OSKAMP sprak met hem. ‘In een nocturne is expressie zowel het doel als het middel.’
In de cd-box met de pianostukken van Chopin die drogisterijketen Kruidvat in 1999 op de markt bracht, en waarvan er een miljoen over de toonbank gingen, zat een cd met Chopin-nocturnes van Bart van Oort. Zo raakte de pianist in de ban van het genre waarvan John Field (1782-1837) de grondlegger is. Field maakte school omdat de Italiaanse componist, pianist en pianobouwer Muzio Clementi, die in Londen een pianozaak had, de jonge musicus meenam op een Europese tournee.
‘John Field stond bekend als een dromerige jongen die best aardig piano speelde,’ vertelt Bart van Oort (Utrecht, 1959) over de Ierse componist. ‘Overal waar hij kwam waren mensen ongelooflijk enthousiast over zijn stukjes: dat dromerige en expressieve. De eerste keer dat hij in Parijs speelde, veroorzaakte hij een sensatie. Niemand had ooit zoiets gehoord. Hij is in Wenen geweest, in Duitsland, in Polen – daar maakte hij diepe indruk op Chopin, die juist in die tijd student was en onmiddellijk nocturnes ging schrijven.’
De nocturne is een typisch 19de-eeuws fenomeen. Toch bestond de naam al in de 18de eeuw, legt Van Oort uit. ‘Adellijke families hadden vaak een musicus in dienst, die ’s avonds naar het boudoir van de dame des huizes werd gestuurd. In de voorkamer (niet de feitelijke slaapkamer) werd gepraat, geborduurd, geacteerd, gedeclameerd én gemusiceerd – rustgevende muziek die paste bij het late tijdstip.’
Field opende vervolgens de deur naar een deel van de romantiek dat als zodanig nog niet bestond: muziek die honderd procent over expressie gaat. In een nocturne is expressie zowel het doel als het middel. Van Oort: ‘Een sonate van Mozart of Beethoven, en zelfs van Schubert of Brahms, is allereerst een structureel bouwwerk met harmonische ontwikkelingen en intellectuele implicaties. De nocturne heeft daarentegen een simpele ABA-vorm, zoals een volkslied, waarbij de tweede A gevarieerd werd. De pianist werd geacht die variaties zelf te verzinnen. Vandaag de dag gebeurt dat niet veel, maar ik maak wel mijn eigen variaties. Mijn ideeën komen voort uit improvisaties, die ik daarna helemaal uitschrijf. Ik weet dat Chopin het ook zo deed.’

Je speelt nooit twee Bart van Oort: ‘Chopin schreef de versieringen uit in de kantlijn.’ foto Annelies van der Vegt
Een improvisatie uitschrijven was zelfs voor de Poolse meester geen sinecure. ‘Er is een fantastisch verhaal van de schrijfster George Sand over Chopin, haar minnaar. Op Mallorca zat zij op een mooie zomeravond met gasten in de tuin een glas wijn te drinken, terwijl hij op de eerste verdieping achter het open raam zat te improviseren. Dat waren bijna altijd nocturnes, letterlijk avondmuziek. Het gezelschap in de tuin zat te zwijmelen. Maar voor de componist begon het toen pas: wekenlang was hij – soms tot zijn grote frustratie – bezig om die noten op papier te krijgen. Hij was de muziek heus niet vergeten, maar het opschrijven van iets wat intuïtief ontstaat, is niet eenvoudig. Het moet met de juiste noten, de juiste harmonieën, de juiste ritmes, de juiste maatsoort, de juiste zinsbouw en de juiste structuren worden genoteerd. Dat is de reden dat Chopin door veel musicologen ‘de grootste polyfonist sinds Bach’ wordt genoemd: zijn muziek is volledig doorwrocht.’
Van Oort had het geluk dat tijdens zijn voorbereiding van de Kruidvat-cd net een nieuwe Wiener Urtext met de nocturnes van Chopin verscheen, met voor het eerst uitgeschreven improvisaties die musicologen hadden gevonden in de partituren van Chopins leerlingen. ‘Die konden over het algemeen niet improviseren zoals Chopin zelf, dus hij schreef de versieringen uit in de kantlijn. Buitengewoon boeiend. Ik heb die gebruikt en daar het mijne aan toegevoegd. We weten dat Chopin nooit twee keer hetzelfde speelde.’
Ook al behoren de nocturnes van Chopin tot het hoogtepunt van het genre, ze vormen maar het topje van de ijsberg, ontdekte Bart van Oort die al in het pre-internettijdperk stad en land had afgereisd op zoek naar onbekende nocturnes. Via via kreeg hij allerlei stukken toegespeeld, bijvoorbeeld via een Poolse fortepiano-studente wier broer in Warschau op de gesloten afdeling van een bibliotheek werkte en toegang had tot ‘bergen repertoire’ dat niemand kende. ‘Hij kwam in 2000 met Ignacy Dobrzynski op de proppen. Die componist is nu cultureel erfgoed in Polen, maar was toen volslagen onbekend.’ Sinds Van Oort twee jaar geleden in Oslo werd aangesteld als hoogleraar fortepiano, houdt hij zich bezig met de Scandinavische nocturne, die hij tot in IJsland aan toe aantreft. Een nieuwe cd, The Nordic Nocturnes, is in de maak.
Elk land drukte een eigen, nationaal stempel op de nocturne en in de loop van de negentiende eeuw vond in elk land eveneens een chronologische ontwikkeling plaats, van post-Field naar post-romantiek. Toch is er een constante, meent Van Oort: ‘Melancholie is de overheersende uitdrukking. Daaronder zitten weer veel verschillende affecten, zoals droefheid, behorend bij de toonsoort g klein; melancholie zelf, die hoort bij e klein; het pathetische c klein; het tragische f klein… daar komt geen einde aan. De componisten concurreerden met elkaar in het vinden van nieuwe affecten, nieuwe manieren om rust en verinnerlijking uit te drukken.’
In de nocturne van de Franse componist Léon Boëllmann trof hij een affect aan dat hij nooit eerder had gehoord. ‘Je zou het broeierigheid kunnen noemen. Het is misschien wel de ultieme uitdrukking van het Franse fin de siècle, les feuilles mortes, de dode bladeren, waar Fauré vervolgens mee aan de haal ging. Als Boëllmann niet op 35-jarige leeftijd was gestorven, had hij een van de allergrootsten kunnen worden. Zijn enige nocturne is een meesterwerk van uitdrukking en eenvoud.’
Boëllmann maakt deel uit van het ‘Franse’ programma dat Bart van Oort tijdens het door hem samengestelde nocturne-festival in AMUZ in Antwerpen zal spelen en dat hij daarna wil opnemen voor de maar liefst tien cd’s tellende nocturne-box die nu op stapel staat. Of het nachtstuk hem ooit gaat vervelen? ‘Er zijn duizend manieren om expressie voor het voetlicht te brengen en de nocturne kent ze allemaal.’
Pianonocturnes in prime time met pianist Bart van Oort. Van 13.2 t/m 16.2 in AMUZ Antwerpen. amuz.be