In zijn tijd was de Maastrichtse cellist Joseph Hollman (1852-1926) wereldberoemd. George Vogelaar en Emile Hollman schreven er een boek over. Meer bepaald over hun zoektocht naar een Stradivarius aan het keizerlijk hof in Japan. EMILE HOLLMAN, ver familielid van de cellist en ZOUT-medewerker, beschrijft hoe het in zijn werk ging.
Zeg, is dat familie van jou?, vroeg oud-collega George Vogelaar terwijl hij op de bronzen buste van cellist Joseph Hollman in het Maastrichtse stadhuis wees. Het was 2008 en we stonden met een pils in de hand op het feestje waar de stad had aangekondigd Culturele Hoofdstad van Europa te willen worden.
Die vraag was niet nieuw voor me. Als je maar lang genoeg afdaalt in de familiestamboom, kom je op de splitsing waar sommige Hollmannen wijnhandelaren werden, en andere Hollmannen wijndrinkers. Ik behoor tot de laatste categorie.
Elke keer als ik iets over de cellist Joseph Hollman tegenkwam, stopte ik dat braaf in een mapje. Het leek me aardig om daarmee iets te doen na mijn pensioen. Bovendien vond ik het journalistiek niet erg aantrekkelijk om te schrijven over een grootheid met dezelfde naam, als lezer zou dat alleen maar argwaan wekken. Maar dat was dus buiten Vogelaar, oud-hoofdredacteur van Dagblad De Limburger, gerekend.
Hij moet een ongelofelijke idioot zijn geweest, sprak hij. Nu was mijn aandacht volledig gewekt.
Hoe bedoel je George?
Nou, ik las in een straatnamenboekje van Maastricht dat hij zijn peperdure Stradivarius-cello aan de keizer van Japan cadeau heeft gedaan. Dan ben je toch niet goed snik.
Het verhaal over die cello kende ik. Het wordt aangehaald in elke publicatie die je over Joseph Hollman leest. Sterker nog, ik had een vriendin, op reis in Japan, eens gevraagd te informeren waar die Stradivarius was gebleven.
Enfin, George wilde er een film over maken, en we besloten samen op te trekken. En kijk, zestien jaar later is er al een boek.
Joseph Hollman was in zijn tijd wereldberoemd – als componist, maar vooral als musicus. Zijn talent was al op jonge leeftijd onmiskenbaar, zijn ouders besloten dat te respecteren. En dus vertrok hij op zijn veertiende naar het Conservatorium in Brussel waar hij vier jaar later met het nodige eerbetoon afzwaaide. Dankzij een toelage van Koning Willem III kon hij door naar het Conservatorium in Parijs, waar hij niet alleen de Luikse violist Eugène Ysaÿe ontmoette, maar ook componist Camille Saint-Saëns die de twee een poos onder zijn hoede nam. Voor de koninklijke toelage moest Hollman af en toe spelen op paleis Het Loo, bijvoorbeeld met Franz Lizst die hem een referentie voor de eeuwigheid meegaf: ‘Als Hollman de cello bespeelt, bewoont zijn ziel de strijkstok.’
Hollman, geroemd om zijn fabuleuze techniek en zijn volle geluid, bleef zijn hele leven lang in Parijs wonen en toerde van daaruit naar Rusland, door Europa, Zuid-Amerika, de Verenigde Staten en Japan. Saint-Saëns droeg zijn Tweede Celloconcert aan hem op en hij werd als solist beroemd door het lyrische Le Cygne uit het Carnival des Animaux van Saint-Saëns en Kol Nidrei van Max Bruch.
Als je maar lang genoeg onderzoek doet naar het leven van een cellist, vallen je uiteindelijk wel een paar dingen op. Als er bijvoorbeeld fouten staan in een oerbron, worden die vaak decennialang klakkeloos overgenomen. Zo is Hollman nooit in China geweest, al wordt dat overal gemeld. En dat hij in 1923 een Stradivarius zou hebben geschonken aan kroonprins Hirohito, drie jaar later keizer van Japan, blijkt ook niet helemaal te kloppen. Het staat niettemin in elke publicatie.
Dat ons onderzoek zo lang duurde, had te maken met onjuiste informatie en gebrek aan informatie. Dat Hirohito geen Stradivarius kocht maar een Guarnerí, ook een leuk hebbedingetje trouwens, kregen we snel helder. Maar een Amerikaanse bron meldde dat de Stradivarius van de naar Amerika gevluchte Hongaarse cellist Janos Scholz (de leermeester van cello-fenomeen Yo-Yo Ma) aan Hollman zou hebben toebehoord. En dat dit instrument in 1993 zou zijn geveild bij Christie’s waarna het werd verkocht aan een Duitse industrieel. Om daarna nooit meer boven water te komen.
Met de eerste uitvoering van Le Sacre du Printemps in 1913, werd de moderne muziek geboren. Hollman en Saint-Saëns bleven achter in de oude wereld, de nieuwe was voor Stravinsky, Debussy en consorten
Jan en alleman vielen we ermee lastig, hier leek onze speurtocht te stranden. Anderzijds ontbrak het ons aan bronnen die zouden kunnen staven dat Joseph Hollman bij de première van Stravinsky’s Le Sacre du Printemps was, juni 1913 in Parijs. Op die dag werd officieus de moderne muziek geboren, Hollman en Saint-Saëns bleven achter in de oude wereld, de nieuwe wereld was voor Stravinsky, Debussy en consorten.
Was hij erbij? Een vraagteken is niet goed genoeg. Bovendien konden we de cellist niet goed volgen in de Eerste Wereldoorlog; twee tekenen van leven in deze historische periode is te mager voor een biografie.
Zo kreeg het boek een andere wending. Het werd een speurtocht naar een Stradivarius, evengoed te lezen als biografie. Ook wel zo prettig om vaart aan zo’n verhaal te geven – waarom zou iemand überhaupt een boek over een honderd jaar dode, vergeten cellist gaan lezen?
Hoewel onze speurtocht soms jaren alleen maar pruttelde – eigenlijk zaten we te wachten tot de Stradivarius zou opduiken – bleven we aanhouden. En zoals dat gaat, stortte met een simpel mailtje ons hele bouwwerk in elkaar, maar reconstrueerden we uit de puinhoop het werkelijke verhaal. Het was de Canadese cellist Cameron Crozman, we hadden hem eerder ontmoet omdat hij op een cello van Hollman had gespeeld, die het vuurtje aanstak. In Minneapolis was hij de Stradivarius tegengekomen die wij zochten, hij had er zelfs op gespeeld en wilde hem kopen, maar kon zich dat niet veroorloven. Bovendien bleek de cello geen Stradivarius te zijn, al stond het in de papieren, maar een Spaanse cello, een zogenaamde Contreras. Zwendel dus.
Nog één keer probeerden we de puzzel te leggen, en nu paste die wel. Van zijn ouders kreeg Joseph Hollman ooit een Guarnerí-cello cadeau waar hij 53 jaar op speelde. Zijn vrienden noemden deze cello Madame Hollman – Joseph bleef altijd vrijgezel. Dit instrument behoorde ooit toe aan Damianus van Hoensbroeck (1724-1793), de voorlaatste bisschop van het eerste bisdom Roermond, en werd overal weggezet als Stradivarius.
Het was, kortom, déze cello die uiteindelijk aan het Japanse hof terecht kwam en die in 1924 zou sneuvelen bij de grote aardbeving in Tokyo. Tragisch. Intussen ligt Joseph al bijna honderd jaar op de begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht wereldberoemd te wezen. Met dit boek kun je hem nog eens opzoeken. Op de film is het nog even wachten.
Emile Hollman en George Vogelaar, De Stradivarius van de keizer. Opzoek naar de cello van Joseph Hollman (1852-1926). Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2024.