Leon Verdonschot en Wido Smeets corresponderen over hun bevindingen in de popmuziek.  Deze maand over prietpraat en teksten die tegelijkertijd banaal en literair zijn.  “Enne, jong?” – “Auch enne.”

Vorige maand gaf Jay-Z, de succesvolste rapper aller tijden, een interview aan de Nederlandse journalist Saul van Stapele. Jay-Z is de favoriete rapper van president Obama, heeft meer hitalbums gehad dan Elvis, is getrouwd met Beyonce, won tien Grammy Awards, heeft net zijn autobiografie geschreven en is naar verwachting over vijf jaar miljardair.

En toch heeft hij nog steeds de behoefte om in interviews als deze uit te leggen dat rap “niet gewoon maar wat stompzinnige prietpraat” is, maar poëzie van de straat. Ik kan me niet voorstellen dat er nog mensen zijn die ook maar enige affiniteit hebben met populaire cultuur, die nog denken dat hiphop stompzinnige prietpraat is. Of, ook hilarisch: vanzelf wel weer verdwijnt.

Laatst kwam ik bij het opruimen een vijf jaar oud exemplaar van het Amerikaans blad Interview tegen. Het was een bijzondere editie, waarin wereldsterren elkaar interviewen. Jay-Z interviewde Jon Bon Jovi. Ik was, hoewel groot liefhebber van zowel Bon Jovi als Jay-Z, het interview helemaal vergeten. Nu ik het teruglas snapte ik wel waarom. De openingsvraag van Jay-Z aan Jon Bon Jovi luidde: “So, what’s going on?” Hij krijgt het antwoord dat zo’n vraag verdient: “Oh man, what isn’t going on?”

Ik ben geboren en opgegroeid in Geleen. Daar gold precies deze dialoog in sommige cafés als een gesprek. Maar dan in het Geleens.

“Enne, jong?”

“Auch enne!”

Jay-Z, toch een bovengemiddeld sterke tekstschrijver, stelt vragen als “Vertel eens over het opnameproces van je albums?” en “Waar luister je op dit moment naar?” Hij heeft net zijn autobiografie geschreven. Ik had opeens aanmerkelijk minder zin die te lezen.

Het eeuwig misverstand van de universele kunstenaar: dat uitblinken in het een automatisch goed zijn in het ander betekent.

Als verteller staat Jay-Z aan de wereldtop, als luisteraar vraagt hij vooral naar stompzinnige prietpraat.

LEON VERDONSCHOT

Een van de grote kwalen van deze tijd, denk ik wel eens, heet ‘aandacht’. Beter gezegd: het  verslavingsgevaar dat er aan kleeft. In de luwte en de anonimiteit is het steeds beter toeven, want steeds leger. Iedereen wil aandacht. Permanent als het kan.  Zo willen politici, bestuurders, journalisten, architecten, muzikanten, wie niet, een boek schrijven tegenwoordig. Autobiografieën, essays, romans. Amai! De vraag of ze dat wel kunnen, de overweging dat boeken schrijven een vak is waar talent, verbeeldingskracht, studie, uithoudingsvermogen, zelfreflectie (samen te vatten in het begrip ‘bescheidenheid’) en nog tig andere eigenschappen voor nodig zijn, wordt maar zelden gesteld. In deze doorgedemocratiseerde tijden is het uitgeven van een boek een fluitje van een cent, met alle betreurenswaardige gevolgen van dien.

De opmerking dat rap “niet gewoon maar wat stompzinnige prietpraat is” hield me trouwens minder bezig dan de vraag of hier sprake is van een pleonasme. Of, met andere woorden, prietpraat altijd stompzinnig is? Ik heb besloten dat dat niet zo is, en zal proberen uit te leggen waarom.

In november was ik in Heerlen bij een (theater)concert van Tindersticks. Naast me zat een vriend die na drie liedjes, doelend op zanger Stuart Staples, zei: “Wat een aansteller.”. Hij had  een punt. Bij de over het podium kronkelende crooner Staples valt good old Bryan Ferry totaal in het niet. Na drie kwartier hield mijn vriend het voor gezien: “Ik zie je zo wel aan de bar.”

Dat was nadat songs als Can we Start Again en Peanuts hadden weerklonken en ik, door zijn slome dictie en de intrigerende tekstflarden, van literair tot banaal  (‘I know you love peanuts / so I love peanuts too’) helemaal in de ban was geraakt van die rare Staples die gedurende het concert amper interesse toonde in het publiek. Een aansteller, inderdaad, maar wat voor een! Na afloop kocht ik de cd Live in London – beter, want intenser dan Falling down a Mountain ! – en inmiddels, twee maanden verder, denk ik dat Tindersticks er als een van de weinigen in de popmuziek in 2010 in zijn geslaagd me te ontroeren.

WIDO SMEETS