Wido Smeets en Leon Verdonschot wisselen van gedachten over voorkeuren en ontwikkelingen in de popmuziek. In alweer de veertigste aflevering van deze rubriek. “Het is een beetje als kijken wie de langste lul heeft.”

Alvin Lee is dood. Of hij daarboven de groeten wilde doen aan Jimi, was een van de eerste reacties op YouTube. Enfin. Wanneer u dit leest, is zijn sterfdag alweer een maand of wat geleden. U en ik zijn Alvin Lee alweer vergeten. We herinnerden ons Alvin Lee als gitarist van Ten Years After die doorbrak tijdens het legendarische popfestival Woodstock in 1969. Dat festival is inmiddels zó legendarisch dat echt iedereen die er speelde, doorbrak. Een aantal van hen zijn we daarna weer snel vergeten – zoals Alvin Lee dus, en zijn Ten Years After.

Op Woodstock plaatste Alvin Lee zich in de eredivisie van de gitaarneuroten. Zijn solo in I’m Going Home bevestigt dat hij een van de snelste gitaristen van zijn generatie was. Of dat wat betekent? Nee. Het is een beetje als kijken wie de langste lul heeft. I’m Going Home is een nummer van niks, eigenlijk is het niet eens een nummer, maar een sample – of een potpourri, zoals we dat toen nog noemden – van echte klassiekers als Blue Suede Shoes en het onvolprezen Shake Baby Shake van Champion Jack Dupree. Ze werden er onder de watervlugge vingers van Alvin Lee niet beter op.

Het zal op deze plek misschien al eerder opgevallen, ik heb niets met meestergitaristen. De gitaar is het instrument dat de popmuziek emancipeerde (of was het andersom?), maar je kunt het ook overdrijven. Bij de meeste gitaarsolo’s moet ik altijd denken aan Elvis Costello die eens zei dat hij altijd had gemeend dat de minutenlange gitaarsolo’s van Neil Young ironisch bedoeld waren. Als dát nog geen ironie is…

Iemand zei ooit dat Tom Verlaine de enige gitarist in de popmuziek was die solo’s speelt met een begin en een einde. En dat hij tijdens zo’n solo precies weet hoe ver hij was. Het lijkt me overdreven, maar luister naar Words From the Front en je hoort dat een solo bij Verlaine (weet iemand waar hij uithangt trouwens?) in elk geval een muzikale functie heeft. En wie wat nerveus wordt van zijn zang kan altijd nog terecht bij Richard Thompson. Maakt niet uit welke plaat.

WIDO SMEETS

Niets ergers bij concerten dan de gitaarsolo. Nou ja, dat is niet helemaal waar. De drumsolo. Er bestaat niets ergers. Praktisch is het soms wel: je moet altijd wel een keer naar de wc tijdens een concert.

Toch zijn er gitaarsoli die ik ook live niet zou willen missen. Die in Comfortably Numb van Pink Floyd. Die van Nils Lofgren op de huidige tournee van Springsteen in Because the Night. En die van Mark Knopfler in Sultans of Swing. Dat Elvis Costello daar niet van houdt, kan ik me goed voorstellen: elke minuut die hij naar een gitarist moet luisteren is een minuut waarin hij zichzelf niet kan horen.

Vorige maand speelde een band in Roermond met een gitarist die ook niet bepaald spuugt op een lange solo: Vernon Reid, van Living Colour. Ze speelden er hun klassieke debuutplaat Vivid integraal. Ik was, net als volgens mij de rest van de volle ECI Cultuurfabriek, tegelijk nieuwsgierig en gespannen wat het verstrijken van de jaren met Living Colour had gedaan.

Het mooist denkbare, zo bleek: milder in uitstraling, maar niet in gedrag. Ze speelden alsof ze nog iets te bewijzen hadden, maar keken of ze vooral blij waren ze dat op een zondagavond in Roermond nog steeds een zaal vullen, ruim twee decennia na de Grammy, de hits en het voorprogramma van de Stones.

Hoe gedistingeerd de inmiddels grijze, nog steeds fenomenale zanger Corey Glover er ook uit zag, ik kon mijn ogen niet van gitarist Reid houden. Hij is van het kaliber ‘meestergitarist’, met alle risico’s van dien. In hun jonge jaren had hij iets militants. Hij was een bewonderaar van Malcolm X, de overtreffende trap van een angry young man blijft een angry black young man. Nu stond hij met een grote grijns op het podium. En ja, hij soleerde. Totdat tegen het eind van de set de band het podium afliep, en alleen de drummer bleef zitten. Jawel: de drumsolo.

Niemand ging pissen, iedereen joelde na afloop. Soms gun je een band alles. Zelfs een drumsolo.

LEON VERDONSCHOT