Colin H. van Eeckhout toerde door de VS, bracht een nieuw album uit met broeder Dieleman en won met zijn band Amenra een prijs voor de soundtrack van de Belgische filmhit Skunk – waarin hij zelf een hoofdrol speelt. LEON VERDONSCHOT ving hem op. ‘Hashtag dit en hashtag dat. Laat maar.’

Beneden wacht een uitverkochte grote zaal van de Maastrichtse Muziekgieterij, boven in de kleedkamer vertelt Colin H. van Eeckhout hoe hij het zelfs voor zijn doen extreem drukke jaar 2024 is doorgekomen: ‘In survivalmode. Een tunnelvisie.’

Helaas was er dit jaar ‘niet veel marge om rekening te houden met hoe de mensen rond mij zich voelden.’ Met stress kan hij slecht omgaan: ‘Van een drukke agenda krijg ik al op voorhand stress. Als je lang voordien je agenda helemaal vol stampt, besef je eigenlijk niet goed wat je aan het doen bent.’

Op papier lijken ze zeer verschillend, de Vlaamse poëet van de postmetal en de Zeeuwse broeder Dieleman. Maar behalve hun liefde voor taal delen ze ook een fascinatie voor rituelen, een zoektocht naar zingeving en de keuze voor rouw als centraal thema. 

Sober Maal heet het album van hun project De Mannen Broeders. Op de hoes zien we een foto van Vlaamse vluchtelingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog hun toevlucht hadden gezocht in de Doopsgezinde Kerk in Middelburg – de plek waar De Mannen Broeders tijdens de lockdowns van 2022 het album opnamen. Toch verscheen het album pas afgelopen najaar. Van Eeckhout: ‘Het is gek om van je eigen plaat te zeggen, maar we hadden allebei het gevoel dat we iets speciaals hadden gedocumenteerd, dat we zijn eigen moment wilden gunnen.’

Colin H. van Eeckhout: ‘Uiteindelijk vertel je steeds hetzelfde verhaal. Alleen met een ander wapenarsenaal.’ foto Philip Driessen

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? 

‘Toen ik een interview las waarin hij praatte over zijn muziek heb ik hem gemaild, en gezegd dat ik het heel mooi vond hoe hij dat doet, de donkerte omarmen. Zo vaak tref je niet iemand die vanuit een andere invalshoek hetzelfde verhaal vertelt, maar dan met een ander referentiekader en in een andere muziekstijl. Toen we allebei op een Belgisch festival speelden en elkaar troffen, bleek het ook op menselijk vlak te klikken en wisten we: ooit moeten we iets samen doen.’ 

Die kerk is heel bepalend voor het album. Je hoort haar. 

‘We waren daar zó welkom, we kregen gewoon de sleutels. Een warm gevoel van vertrouwen. Geen vraag of ik wel gedoopt ben, of welk religieus schrijfsel ik volg. En eenmaal in die kerk vielen alle puzzelstukken in elkaar. De foto van de Belgische vluchtelingen, die uiteindelijk de hoes is geworden. In zekere zin voelden wij ons in die periode, waarin we niet konden optreden, ook vluchtelingen die er liefde en gastvrijheid vonden. Onze talen vielen ook in elkaar: het Zeeuw-Vlaams en het West-Vlaams delen veel woorden. En zo probeerden we in de duisternis van die tijd enigszins een verhaal van liefde vorm te geven. Samen, als de getroebleerde, psychisch geïsoleerde zielen die we allemaal uiteindelijk zijn, elk op onze eigen manier. Zonder een lange voorgeschiedenis samen zorgde dat voor een broederschapsgevoel. Dat was mooi om te mogen ervaren na een periode van isolement.’

Van Eeckhouts postmetalband Amenra heeft een bijzondere manier van werken: alle leden hebben zijprojecten. Experimenteren doen ze daar. ‘De eerste jaren hadden we schrik van elkaars projecten. Angst dat goede ideeën naar die projecten zouden gaan. Maar na een tijd hebben we ingezien dat de ideeën voor Amenra toch wel blijven komen. Ook omdat niet één iemand de songwriter is in de band. Dat switcht. Wie op dat moment veel te vertellen heeft, neemt het voortouw, en de rest kan volgen. Je moet jezelf ook even opzij kunnen duwen, anderen het voordeel van de twijfel geven. Want iemand anders die het voortouw neemt, dat betekent ook een andere manier van spelen. Dan worden er noten gebruikt die misschien minder in je palet zitten. Er zijn bands die echt kunnen switchen van stijl, zoals bijvoorbeeld Radiohead en Portishead dat hebben gedaan. Wij hebben ervoor gekozen om dat niet te doen.’

Hoe is het als bands dat wél doen?

‘Als ik fan ben van een band, ze een x-aantal platen hebben gemaakt die mij raken en dan opeens zo hard van stijl switchen dat ik ze kwijt ben, dan ervaar ik weer wat je doet tijdens die connectie; je eigent je een band een beetje toe. De band wordt een deel van je identiteit. Als dat verdwijnt, moet je een soort rouwproces door. Een heel kleintje wellicht, maar je bent wel degelijk iets kwijt. Er is iets van je afgenomen. Hoe cool zou het zijn als je als band iets betekent voor iemand en dat ook kunt blíjven betekenen.’

Amenra-optredens zijn ceremonies. De troost ligt achter de gitaarmuur

Het argument voor die verandering van stijl is meestal: ontwikkeling. 

‘We streven niet noodzakelijkerwijs naar ontwikkeling, als dat een ontwikkeling of evolutie is die van buiten is opgelegd. We beïnvloeden elkáár. Uiteindelijk vertel je steeds hetzelfde verhaal. Alleen met een ander wapenarsenaal.’

Vaak is gepoogd de intensiteit van optredens van Amenra in woorden te vatten. De conclusie mag inmiddels luiden dat die intensiteit letterlijk onbeschrijflijk is. Het meest veelzeggend is waarschijnlijk de stilte. Ook in Maastricht zijn 1100 mensen tijdens de verstilde momenten muisstil. Alsof ze allemaal moeten verwerken wat zojuist over ze heen is gewalst, en zich al schrap zetten voor de volgende golf. Amenra-optredens zijn ceremonies. De troost ligt achter de gitaarmuur.

Inmiddels staat de band ook op grote festivals, waar volledige overgave van het publiek geen vanzelfsprekendheid is, en entertainment een alsmaar grotere rol speelt. En Amenra is veel, maar geen entertainment. Dit jaar toerde de band twee keer door de VS. Ook daar liepen de zalen vol, al zijn het kleinere zalen dan in Europa. ‘Voor ons is toeren in de Verenigde Staten de ideale teambuilding. We zijn een zekere logistiek en luxe gewend, en op alle fronten moeten we inbinden. De grote tourbus van hier, met ieder ons eigen bedje en met onze keuken aan boord, maakt weer plaats voor tientallen uren kilometers vreten terwijl we ineen geplooid zitten. Om na vier uur slapen in een hotel aan te komen waar maar vier lampen hangen, waarvan er drie niet blijken te werken. Het is een beetje terug naar af, vijftien jaar terug in de tijd. En dat is juist cool. We zijn weer aangewezen op elkáár. Het is niet us against them, maar het lijkt er wel op.’ Al mag het komend jaar graag iets rustiger zijn. ‘Dat we weer tijd hebben voor een museum.’

Kun je nog naar kunst kíjken zonder meteen te denken aan kunst máken?  

‘Dat is heel moeilijk. Wat bij mij resoneert, is uiteindelijk het verhaal van de tristesse. De eenzaamheid. Het zoeken naar het ombuigen van donkerte naar licht. Ik zoek toch steeds naar de herkenning van die wereld, van die beeldspraak. Al kan dat in duizend verschillende genres, op verschillende manieren, in verschillende podiumkunsten. Maar dat zijn toch de werken die mij zullen raken. Waarbij het ook mogelijk is dat ík het er in zie, maar dat de maker het zo niet had bedoeld.’

In het voorjaar verschijnt nieuw werk van Amenra. Al is ‘nieuw’ bij de band een ingewikkelde term: Amenra laat werk soms lang liggen. ‘Een goed idee blijft een goed idee. Ook jaren later. Soms moet je een goed idee laten liggen, omdat het idee goed is, maar het moment niet. Dan waren de planeten gewoon nog niet aligned. Ik geloof daar wel in. In dat geduld. En het laten rijpen van ideeën.’

Zo weinig haast: het gaat rechtstreeks tegen de tijdgeest in. 

‘Ja. Hoe belangrijker snelheid en algoritmen worden, hoe verder mij dat wegduwt. Dat idee ook van overal video’s van te maken, alles te posten, continu de presentator van je eigen kanaal zijn. Vroeger kon je als artiest anoniem zijn. Fungeren in het donker. Er was alleen je werk. Nu moet je zorgen dat je voldoende in de kijker komt, dat je naam vaak genoeg valt, hashtag dit en hashtag dat. Laat maar. Tegelijk: iedereen van ons probeert in deze tijd eervol en gracieus met zijn kunstenaarschap om te gaan. Uiteindelijk is ons medium als muzikant lucht, hè? We doen aan lucht verplaatsen. En lucht is gratis. Ik vind dat wel een mooi idee.’