Als het waar is dat demonstreren in de loop der jaren inventiever en gestileerder is geworden, wat kan een kunstzinnige registratie daaraan toevoegen, vroeg AD VAN ITERSON zich af bij de expositie Protest. Het antwoord is dat de esthetiek terugleidt naar de ethiek. ‘Het goede, niet het mooie. Waar het in protestdemonstraties uiteindelijk om te doen is.’ Ik geloof dat ik dit stuk schrijf omdat ik van de protestgeneratie ben, geboren in de jaren 1940-1955. Maar dan hebben we meteen...
een probleem. Slechts één keer liep ik mee in een demonstratie: op 30 december 1972 Maastricht. De aanleiding was het ‘Kerstbombardement’ dat de Amerikanen op Noord-Vietnam, vooral Hanoi, lieten neerkomen in een ultieme poging de opmars van de Vietcong te stoppen en het gelijknamige bevrijdingsfront te vernietigen. De protestmars trok van het station naar het Vrijthof. Toen ik bij de halte station uit de stadsbus stapte werd me door medepassagiers toegebeten: ‘Ze moesten jullie allemaal kapotschieten!’ Grimmig schaarde ik me bij de stoet, woedend op de Amerikaanse regering, maar meer nog op het mondiale klootjesvolk dat de verkeerde kant van de geschiedenis koos. De stemming onder de vijf à zesduizend demonstranten was eensgezind, zoals dat gaat in geplande menigtes. De vader van de sociologie Émile Durkheim (1858-1917) heeft ooit het verschijnsel ‘effervescence collective’ geïntroduceerd, collectief bruisen. Een gemeenschap komt samen, deelt gedachte en daad, en ervaart emotie en energie, die de groep verder verenigt – en soms ook radicaliseert. Men bruist in concert. Ik was in die tijd supporter van eredivisievoetbalclub MVV; ik kende de sensatie. In de protestmars naar het Vrijthof, op die grauwe laatste zaterdag van het jaar, trad hetzelfde fenomeen op. Maar dan ietsje anders. Op aangeven van een voorzanger werd een lied aangeheven: ‘Vader Nixon, vader Nixon, moordt gij nog, moordt gij nog? Alle bommen vallen, alle bommen vallen, op Vietnam, op Vietnam.’ Sebastian Diaz Morales, Miles Marchan (2021), videostill Ik was meteen genezen. Dat kwam niet eens zozeer door het amicale van dat ‘vader Nixon’, alsof Tricky Dick een ondeugende oom was die met een goedbedoelde reprimande weer tot zijn fatsoen moest worden gebracht. Het was de kneuterigheid. De lelijkheid. Het volledig ontbreken van enig gevoel voor stijl. Ik geloof niet dat ik het Vrijthof heb gehaald, laat staan de nazit in de Berchmans Sociëteit, de jeugdsoos van progressieve jezuïetenpaters, waar toekomstige ‘aksies’ tegen Washington zouden worden besproken. Verloren voor de zaak van de publieke mars. Nooit meer heb ik in een demonstratie meegelopen. Ook niet nadat de sfeer in de straten was omgeslagen en het gezag een ME-pak had aangetrokken en de wapenstok hief. Gewelddadige confrontaties zijn in potentie stijlvoller dan brave liedjes en minzame agenten die zich lachend de pet van het hoofd laten slaan, maar voor het tot een fysiek ballet kwam waren al te veel kneuterige leuzen gescandeerd. Voor de zoveelste keer werden foute presidenten op een jolige manier voor de laatste maal gewaarschuwd. Niet door mij. De popmuziek van de vroege jaren zeventig had al aangegeven hoe je het tegenleven met allure konden leiden. Lou Reed, David Bowie, Roxy Music boden het alternatief. De straatwijze decadentie van de glamrock was een aantrekkelijker propositie dan de hordes ‘protest kids’ (Lou Reed) die weliswaar over straat liepen, maar die straat niet begrepen – wat je wel moest concluderen als je hun paarse en oranje tuinbroeken in ogenschouw nam. Doe ons maar de platformlaarzen van bassist Dave Hill van Slade! Kacey Wong, Choi Gor (2019), videostill Zo heb ik geleerd dat demonstreren – politiek met andere middelen – een goede zaak kan dienen, maar wil worden bereikt met lelijke middelen. De wereld staat echter niet stil. Ook demonstreren is aan trends onderhevig. Een ontwikkeling binnen de esthetiek van het protest kun je samenvatten met: van dynamisch naar statisch. Iedereen kent het schilderij De vrijheid leidt het volk van Eugene Delacroix. Marianne, de personificatie van Frankrijk, voert, met ontbloot bovenlichaam, de revolutionairen aan bij de Julirevolutie van 1830. De beweging van de winnende coalitie gaat van links naar rechts; zo doen winnaars dat. De dynamiek van de opmars verschaft zeker esthetische bevrediging. De laatste decennia lijkt de nadruk te liggen op het tegenovergestelde. In plaats van ‘we komen eraan en niemand die ons kan stoppen’ is gekomen ‘we zijn hier en laten ons niet verjagen’. Dat is begonnen met de sit-ins van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Gevolgd door John Lennon en Yoko Ono, die een week lang tussen de lakens protesteerden voor de vrede: de bed-in in suite 702 van het Amsterdamse Hiltonhotel. En nu dan demonstranten die zich vastlijmen aan wegdek of talkshowtafel. Wielrenners die worden verhinderd naar de eindstreep te spurten. Het wordt er niet fraaier op. Tegelijkertijd heeft protesteren gewonnen aan stijl en creativiteit. Ook in Nederland. Als je letterlijk uitzoomt van de marsen tegen de Israëlische volkenmoord in Gaza zie je een rode lijn door de straten lopen: een visueel sterk protest tegen de weigering van het kabinet-Schoof een rode lijn te trekken jegens Bibi’s bommen. Flashmobs om aandacht te vragen voor geweld tegen vrouwen ontlenen vooral kracht aan hun choreografie, en als dan ook nog eens de Spaanse trappen in Rome worden gekozen als decor… Eerder deden de Dwaze Moeders van Argentinië, die protesteren tegen de verdwijning van hun kinderen tijdens de militaire dictatuur, al zoiets, met het fraaie effect van hun witte hoofddoekjes. Het Actiefonds, dat sociale bewegingen en actiegroepen wereldwijd ondersteunt, heeft de trend begrepen: op zijn website vind je inspirerende voorbeelden van ‘creatief protest’. Sandra Schäfer, The Making of a Demonstration (2004), videostill In de organisatiewetenschappen worden sociale bewegingen niet langer verklaard uit het motief dat er onrecht in de wereld is. Dat is er altijd, in overvloedige mate. Sociale bewegingen wil men nu begrijpen door de onderzoeksvraag te stellen: hoe mobiliseren ze hun hulpbronnen? Hoe komen ze aan meelopers, geld, vervoer, toestemming, aandacht, sympathie en steun – dat laatste met name van elites, want zonder hen is er geen succes. Ik zou daaraan willen toevoegen: hoe organiseren sociale bewegingen hun esthetiek? Orkestreren van bovenaf en poëzie zoeken in uniformiteit? Of sta je ook originele bijdragen van onderop toe? De paradijsvogel die zich terloops aansluit en symbool wordt – en vervolgens template. Als veel demonstraties zichzelf al weten te verfraaien, om zo aandacht te houden en meer effect te sorteren, hoe verhouden kunstenaars zich daartoe? Hoe voegen ze, in het geval van de expositie Protest, in een voormalige school in de Maastrichtse binnenstad, met hun video-installaties en korte documentaires esthetiek aan esthetiek toe? Wordt de oorspronkelijke boodschap versterkt? Of slaat het dood als in: overdaad schaadt? Zien we misschien zelfs voorbeelden van toe-eigening van mooi straatprotest door mooiere kunst van cerebrale, museale kwaliteit? Of mag alle steun uit de artistieke hoek worden toegejuicht in de gure wind die op dit moment over de wereld waait? Met die vragen bezocht ik de door Bart van den Boom van Viewmaster Projects gecureerde tentoonstelling. De projecties in Protest zijn geschaard onder de thema’s Zie dit en Zie mij, in een verhouding van ruwweg 50-50. Bij Zie dit, waarin het onderwerp centraal staat, vinden we gerenommeerde videomakers als Yuan Goang-Ming, Sebástian Díaz Morales en Emin Özmen. Van Özmen is een beklemmende zwart-wit film te zien van de protesten tegen de plannen om van het Taksim Gezi Park in Istanbul een winkelcentrum te maken. Gestileerde journalistiek, stijlvol en dynamisch, waarvoor de cameravoering en soundscapes extra mogen worden bedankt. De Argentijn Díaz Morales gaat iets verder in zijn stilering. In Miles Marchan (Duizend Voetstappen) zoomt hij in op de sneakers die de demonstranten dragen tijdens verder onbenoemd gebleven protestmarsen. Met die beelden van honderden, duizenden sneakers wil Díaz Morales naar eigen zeggen uitdrukken: de activiteit vereist gemakkelijk schoeisel en is ook meer iets van jonge mensen die de energie hebben zich massaal in te zetten. Krachtiger dan zijn boodschap is de beweging van zijn camera op stoeprandhoogte. Het perspectief van de meeste viervoeters. Protest is niet wat je noemt een doe-expositie. Geen opdrachten, geen spelletjes, geen kleurplaten, geen interactie. Wel zo fijn. Omgeblazen te worden Verdringt de esthetiek van deze videojournalistiek de esthetiek van de protestacties? Nee. De stilering van de filmers vraagt extra aandacht voor de dynamiek waarmee overtuigend protest zich onderscheidt. De enorme projectieschermen in de verlaten schoollokalen, die twintig jaar niet zijn betreden en waar lesroosters nog aan de muur hangen, maken van de bezoekers overdonderde toeschouwers. Protest is niet wat je noemt een doe-expositie. Geen opdrachten, geen spelletjes, geen kleurplaten, geen interactie. Wel zo fijn. Omgeblazen te worden. Zie mij is het andere thema. De maker gaat voor de camera staan. De maker wordt acteur en speelt een meelopende demonstrant. Een voorbeeld is Kacey Wongs videofilm Choi Gor uit 2019. Wong komt uit Hong Kong. Toen de Chinese Communistische Partij protesten vóór vrijheid en tegen corruptie hard begon aan te pakken, zocht hij toevlucht in vermomming en rollenspel. Zijn typetje Choi Gor is een gangster van middelbare leeftijd. Hij strijdt voor rechtvaardigheid, maar doet dat met de coole attitude van helden uit westerns en martial arts films uit de jaren 60 en 70. Met zijn overduidelijke pruik, Ray Ban-zonnebril en sigaret tussen de vingers voert Wong zijn eigen toneelstuk op te midden van de heuse gebeurtenissen. Als de politie over de volle breedte van de straat eraan komt en de demonstranten overwegen maar eens op te stappen, blijft Choi Gor/Kacey Wong rustig staan, gaat er zelfs bij zitten. Hij is immers geen feit, maar fictie. Ander voorbeeld van Zie mij. De maker trekt de aandacht strak naar zich toe met een zelf geënsceneerde demonstratie. Sandra Schäfers The Making of a Demonstration (2004) is gefilmd in Kabul. We zien duizend Afghaanse vrouwen in blauwe boerka’s demonstreren tegen het verbod op werk. Maar wat is dat? Het lijkt wel of ze worden aangemoedigd. Door mannen met megafoons en mitrailleurs. Langzaam wordt het de toeschouwers van de video duidelijk dat de demonstratie in scène is gezet. En wel voor een Amerikaanse bioscoopfilm, waarvan Schäfer weer videobeelden heeft gemaakt ‘voor en achter de schermen’. Wat een spektakel! En allemaal met dank aan de Verenigde Staten die na 9/11 het land hebben ingenomen, de Taliban afgezet en ruimte gegeven voor het opnemen van de film Osama. Kan dit wel? Een demonstratie faken, hoe juist en nobel ook de bedoeling? Fictie naast feiten opvoeren, zoals onze vriend Choi Gor bij het politiebureau in Hong Kong doet? Kan je dat maken als kunstenaar? Maar met deze vraag verlaten we de esthetiek en zijn we terug bij de ethiek. Het goede, niet het mooie. Waar het in protestdemonstraties uiteindelijk veelal om te doen is. Viewmaster, Protest. T/m 16.11 in het voormalige Jeanne d’Arc College, Grote Gracht 76, Maastricht. viewmaster-projects.com Viewmaster Projects, opgericht door de Maastrichtse curator Bart van den Boom, organiseert sinds 2010 grootscheepse videokunsttentoonstellingen. Van den Boom zoekt daarvoor veelal locaties op in de openbare ruimte: oude kantoren, leegstaande winkels of, zoals in 2022, een oude mergelgroeve bij Maastricht. Voor zijn nieuwe project, Protest, koos Van den Boom voor het voormalige Jeanne d’Arc College, middelbare school voor katholieke meisjes, in de Maastrichtse binnenstad. Protest toont video’s van twintig kunstenaars uit vijf continenten; in de verduisterde klaslokalen klinken ook spreekkoren, megafoons en sirenes die getuigen van woede, saamhorigheid en alertheid.
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!