Een jaar of elf geleden bracht Marco Borsato een nieuw nummer uit. Het heette Muziek, en het ging over muziek. In het universum van Borsato vallen woord en betekenis bij voorkeur samen.
Er bestaan wel meer popnummers óver muziek, zelfs enkele klassieke. Music van Madonna, bijvoorbeeld: ‘Music makes the people come together / Music mix the bourgeoisie and the rebel’. Of het gelijknamige nummer van John Miles: <span...
style="font-weight: 400;">‘Music was my first love / And it will be my last / Music of the future and music of the past.’
Maar het blijft een glibberig pad, dat van de metapop. En Borsato’s nummer (‘Maar dan hoor ik de muziek en die tilt me op’) behoorde niet tot de schaarse uitzonderingen die daarop overeind blijven. Ik schreef er een stuk over in De Groene Amsterdammer, en concludeerde daarin: ‘Over het arrangement kan veel gezegd worden, of gewoonweg dit: lelijker wordt het niet, nergens, nooit.’
Er kwamen opvallend veel reacties op, en ze waren allemaal negatief. Ook over de reden waren de brief- en mailschrijvers het eens. Ze vonden het niet vervelend dat ik het nummer van Borsato niet goed vond. Hun punt was een ander: ze hoefden gewoon niet over Marco Borsato te lezen in hun blad. Dat lazen ze voor interessante kunst, niet voor het voor de hand liggende oordeel dat Marco Borsato die niet maakt.
Wat gaat er hier eigenlijk verloren, behalve een principe?
Ik moest eraan terugdenken toen ik onlangs in de Volkskrant las over het concert van Sabrina Starke in de Ziggo Dome. Of eigenlijk: toen ik in de Volkskrant las waarom ik niét las over dat concert. Het management van het Amerikaanse popidool had geen perskaarten beschikbaar gesteld. Popjournalist Robert van Gijssel schreef er een kritisch commentaar over: ‘De popjournalistiek maakt deel uit van de popculturele infrastructuur. Maar de laatste tijd hapert de machine. Omdat veel Amerikaanse artiesten niet langer willen dat er pers wordt uitgenodigd bij hun shows.’
Bij films is dit al gebruikelijk. Veel grote Amerikaanse franchise-films die je niet in de programmering van Lumière, Zicht of de Nieuwe Scene zult aantreffen, maar wel in Pathé of aanverwanten, kennen geen persvoorstellingen meer. Als dat wordt vermeld in de krant, dan vaak met een toevoeging als ‘dit betekent doorgaans weinig goeds’.
Ook in het theater komt het al voor: cabaretier en filmmaker Jandino Asporaat hanteert tegenwoordig het principe dat theaterrecensenten alleen nog maar welkom zijn als ze hem loven. Zijn beleid zette hij uiteen in een interview met een YouTuber: ‘Jullie kopen een kaartje. Als de recensie goed is, krijgen jullie je geld terug. Als de recensie niet goed is, betaal je.’
Past dit allemaal in een kwalijke trend van persvijandigheid, zoals Van Gijssel stelde? Zeker. Is het een ondermijning van vrije media? Zonder meer. Maar tegelijk dacht ik ook, toen ik het las: die films en shows van Asporaat krijgen één ster van kwaliteitsmedia. Zijn fans lezen die kranten niet. En andersom: de lezers van die kranten bezoeken zijn shows en films niet.
Voor Asporaat en Starke zijn likes veel belangrijker dan sterren, en lezers van kwaliteitsmedia lezen liever over artiesten die ze waarschijnlijk wél interessant vinden. Wat gaat er hier eigenlijk verloren, behalve een principe?


Het management van Sabrina Starke (hier in Tilburg in 2009) wil geen pers bij haar optredens. foto Wikipedia
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of klik hier als u het wil worden. U krijgt er geen spijt van!
Abonneer nu