Regisseur Marloes IJpelaar schreef onlangs in haar column in De Limburger over een paneldiscussie tijdens het Nederlands Film Festival, waar het ging over het toneelrecensieklimaat. De recensenten werden gerecenseerd. Toevallig plaatste website GeenStijl enkele weken later een recensie van de recensie in Het Parool van het optreden van Nick Cave in de Ziggo Dome.
Zoals ik hier een maand geleden schreef, vind ik Caves nieuwe album Wild God een meesterwerk. Ik was dan ook bij het concert in de Ziggo Dome, en vond dat magistraal. Nooit eerder in mijn leven zag ik een grote zaal met staand publiek bovendien zo ademloos naar een artiest luisteren. Het was alsof 16.000 mensen niet alleen hun mond hielden (in Nederland al een onwerkelijke prestatie; ik zou mijn grote held Bruce Springsteen het publiek van Nick Cave toewensen, in plaats van de tienduizenden vrijdagmiddagborrelaars die hij in Nederland trekt), maar ook tegelijkertijd 2,5 uur lang hun adem inhielden.
In NRC en de Volkskrant kreeg het optreden vijf sterren, en ik kon me ook niet voorstellen dat iemand ook maar iets minder dan volledig van zijn kaart was van het optreden. Tot ik de recensie las in Het Parool, die door GeenStijl werd gerecenseerd (twee sterren), en de recensie op de site van muziekblad OOR.
Altijd moet er iets gebéuren, bang als iedereen is voor verveelde gezichten
Het is altijd een merkwaardige ervaring om een verslag te lezen van een concert (of theaterstuk, of welke kunstuitvoering dan ook) waar je zelf ook bij was, waarbij je het niet alleen volstrekt oneens bent met de recensent, maar ronduit het gevoel hebt dat hij ergens anders was, in een andere zaal, bij een andere artiest. Het artikel in OOR was in essentie van een kaliber waar de popjournalistiek van vergeven is: vroeger was je beter. In dit geval: wij kenden Nick Cave al toen hij nog een onberekenbare, grillige verslaafde was waarbij het vooral de vraag was of dit zijn laatste optreden was, en dat vonden we spannender dan deze eredienst voor de liefde en de rouw. Tja. Als Nick Cave net zo voorspelbaar was als deze riedel, was hij niet half de artiest die hij nu is.
De recensie in Het Parool vond ik fascinerender. Niet alleen omdat de journalist in kwestie allemaal dingen had gezien die er niet waren, zoals lege tribuneplekken en een zaal die verkleind zou zijn. Dat kan kennelijk gebeuren als je iets niet goed vindt; dan meen je ook teruglopende belangstelling te zien, als een onderstreping van je gelijk. Maar vooral omdat de recensent in kwestie schreef dat het publiek niet reageerde. Ze stonden daar maar, helemaal stil.
Juist dát vond ik zo prachtig: die 2,5 uur uur durende ademloze aandacht. De conclusie van het afgelopen festivalseizoen is dat vrijwel geen artiest nog een uur gewoon durft te spélen. Altijd moet er iets gebéuren, bang als iedereen is voor verveelde gezichten en blikken op telefoons na twee nummers zonder publieksparticipatie of special guests. Dat in 2024 een artiest 150 minuten lang met succes een beroep doet op concentratie, lijkt me niet alleen een zegetocht voor die artiest, maar voor de kunst in het algemeen. Het kan dus nog. Maar het Parool vond dat ‘een beetje saai’. Als dat zo is, dan is Links Rechts van Snollebollekes met recht het Nederlandse volkslied.