Als groot liefhebber van zowel popmuziek als biografieën zou ik blij moeten zijn met de enorme populariteit van het filmgenre biopic, maar in de werkelijkheid loop ik vaak teleurgesteld weer de filmzaal uit.
Zelfs bij een meeslepende film als Bohemian Rhapsody, over Freddie Mercury, had ik dat. Lang heb ik me afgevraagd waarom, omdat Rami Malek heel goed Mercury speelde (hij won een Oscar en een Golden Globe voor zijn rol) en het legendarische Queen-concert in Wembley Stadium tijdens Live Aid met veel gevoel voor historisch drama is geregisseerd. Toch zat me iets dwars. Ik denk het simplisme dat je onvermijdelijk krijgt wanneer je de complexiteit van leven en kunst wil samenvatten én duiden in twee uur en een kwartier, waarbij het ook nog nadrukkelijk de bedoeling is dat de kijker met een vrolijk gemoed achterblijft.
Dus zie je de met een vrouw getrouwde Freddie Mercury naar een andere man in een openbaar toilet loeren om zijn verborgen homoseksualiteit te onthullen, schrikt hij van bloed in zijn zakdoek om ons duidelijk te maken dat hij aids heeft, en heeft hij nét voor hij naar Wembley vertrekt voor de belangrijkste show van zijn leven een gesprek met zijn ouders over zijn geaardheid. Waarna zijn vader ondanks alles toch via de tv meekijkt. In één klap alle culturele drempels overwonnen: eind goed, al goed!
Geen zoektocht naar de mens achter de kunstenaar – deze film is een verademing
De films over Elton John (Rocketman), Amy Winehouse (Back to Black) en Mötley Crüe (The Dirt) lijden aan hetzelfde euvel. Vaardig gemaakte, maar aalgladde films zijn het, waarin een supertalent als een soort cartoonversie van een mens de hoofdrol speelt in een al dan niet donker sprookje waarin alles verklaard moet worden, maar dan wel snel en simpel. En waarin de muzikaliteit en de liefde voor muziek er paradoxaal genoeg altijd bekaaid vanaf komen.
Met inmiddels enige scepsis ging ik daarom naar A Complete Unknown, de biopic over Bob Dylan. In de Filmkrant werd de film gekraakt. ‘Als regisseur van de Johnny Cash-biopic Walk the Line (2005) is Mangold op bekend terrein, maar in A Complete Unknown krijgt hij nooit grip op Dylan, een verraderlijk onderwerp dat zich steeds uit de focus van het narratief weet te wurmen.’
Dat klopt. Bob Dylan blijft de hele film lang een ongrijpbare jongeman. Zijn liefde voor de folk-traditie is voelbaar, zijn bewondering voor Woody Guthrie en Pete Seeger eveneens. Maar waar zijn poëzie vandaan komt, waar zijn engagement op is gestoeld, wat hem ten diepste drijft: na 140 minuten had ik nog steeds geen idee. Dylan is en blijft een complete unknown.
En precies dat vind ik nou zo goed aan de film. De man is zijn hele leven lang een mysterie gebleven. Geen biograaf, interviewer of documentairemaker kreeg ooit grip op hem. Dus probeer het dan vooral ook niet in een film. Toon hem met al zijn onhebbelijkheden, zonder die te verklaren of glad te strijken. En toon vooral zijn muzikaliteit. Niet ‘de mens achter de kunstenaar’, maar de kunst voor de mens. Precies dat doet deze biopic, en ik vond het een verademing.

Still uit de film A Complete Unknown