Vier imaginaire prijzen deelt KEVIN TOMA uit over de filmscènes die meehielpen van 2025 een rijk filmjaar te maken. ‘Waren we blijkbaar toch even met z’n allen werkelijk daar geweest, in de Californische woestijn’ Het was een rijk filmjaar, 2025, van het getroebleerde architecten-epos The Brutalist tot het dromerige grotestadsdrama All We Imagine As Light; van de hartverscheurende Gaza-documentaire Put Your Soul on Your Hand and Walk tot de duizelingwekkend grimmige stierenvechtfilm Tardes de soledad. Zo zou ik nog wel...
even door kunnen gaan, maar het leek me leuker om op deze plek mijn eigen persoonlijke prijzenfestijn te organiseren. Vier onwaarschijnlijke imaginaire awards deel ik uit; vier maal puur filmgoud, gewogen in woorden. De intiemste close-up Filmjaar 2025 barstte van de fraaie close-ups. Ik hou van close-ups. Ze maken van het menselijk gezicht een filmlandschap dat je seconden- of soms zelfs minutenlang ongestraft mag doorkruisen met je blik. Zo alomtegenwoordig als close-ups zijn, vallen ze meestal nauwelijks bewust op. Maar wat een mirakel moet het zijn geweest toen Amerikaanse regisseurs als D.W. Griffith in de jaren tien van de vorige eeuw de camera opeens heel dicht bij hun acteurs plaatsten, zodat het hele beeld gevuld raakte met hun gezicht: een volkomen nieuw universum werd ontsloten voor het filmpubliek. Mijn favoriete close-up van 2025 is geen close-up van een menselijk gezicht, maar die van een berg. Ik trof hem aan in Architecton, Victor Kossakovsky’s ode aan de schoonheid én lelijkheid van beton. De bewuste scène opent letterlijk met een knal, een bergwand die gericht explodeert in miljarden stukken puin en gruis. De camera toont de industriële ontploffing in een onafgebroken drone-shot dat vervolgens steeds verder van de berg af beweegt, zodat je hem uiteindelijk in zijn verminkte volledigheid kunt zien. Dat laatste, even ontzagwekkende als verontrustende perspectief brengt in feite het hele shot opnieuw in balans. Pas wanneer je de berg in zijn geheel aanschouwt, besef je hoe dicht je er eerst bovenop zat. Intiemer kan een close-up niet zijn: alsof je met je ogen het gelaat van de berg aanraakte, vlak voordat het aan stukken werd geslagen. De diepste kriebel Over landschappen gesproken. Een vraagstuk dat me vaak bezighoudt is de manier waarop je als kijker in een film bént. Is het puur metaforisch als je zoiets zegt, of ben je op een bepaalde manier daadwerkelijk dáár, in die wereld op het witte doek (of computer- of telefoonscherm)? Mijn denkbeeldige prijs voor het meest fysieke, ruimtelijke filmmoment van het jaar gaat naar Paul Thomas Andersons One Battle After Another, specifieker naar de breed uitgesmeerde autoachtervolging die de finale van dit meesterwerk vormt. Een weergaloze scène is het, een epische strijd tussen goed en kwaad waarbij je tot op het allerlaatste moment niet weet of de belaagde heldin Willa gaat sneuvelen of toch niet. Voortdurend word je heen en weer geslingerd tussen háár beperkte perspectief en dat van de huurmoordenaar die haar op de hielen zit: ze rijden achter elkaar aan op een glooiende Californische woestijnweg, hun zicht telkens weer belemmerd door de volgende hobbel. Anderson filmde de scène grotendeels door de voorruit van beide auto’s waardoor je elke afdaling tot in je onderbuik voelt. Maar wat is echt en wat niet? Bij het verlaten van de zaal bleek ik bepaald niet de enige die kriebels in de buik had gekregen: er hing een beetje de opgewonden sfeer als bij de uitgang van een achtbaan. Waren we blijkbaar toch even met z’n allen werkelijk daar geweest, in de Californische woestijn. Leonardo di Caprio in One Battle After Another van Paul Thomas Anderson. foto Warner Bros Pictures De raarste dans Misschien kent u het wel, dit beeld uit Stanley Donens Hollywoodmusical Royal Wedding (1951): Fred Astaire die zo verliefd is dat hij al zingend (‘You’re All the World to Me!’) zelfs langs de wanden en het plafond van zijn kamer begint te dansen. Ik moest aan deze legendarische zang- en dansact denken toen ik in november Elmar Imanovs The Kiss of the Grasshopper zag. Het pas verhuisde hoofdpersonage Bernhard belandt op een gegeven moment in de woning van zijn buren – mensen die hij nog nooit eerder heeft ontmoet. De in trainingspak gestoken zoon des huizes vraagt of hij een kopje thee wil. ‘Doe alsof je thuis bent.’Daar zou de jongen in het trainingspak zelf vast geen moeite mee hebben. Kijk wat hij doet nadat hij Bernhard iets lekkers heeft aangeboden: op de maten van een zwoel Turks rocknummer klimt hij elegant van de bank op de kast, om vervolgens de hele kamer rond te klauteren, van fauteuil naar boudoir naar schilderij naar stoel naar raam en dan weer van de bank naar de kast waar het kommetje met zoetigheden klaarstaat. Een trage zweef- en klimact is het, ergens halverwege dans en acrobatiek: dik drie minuten doet de jongen erover om Bernhard zijn schaaltje snoep te presenteren. Is dit zijn manier om te laten zien dat hij blij is met het bezoek? Een tikje omslachtig, misschien. Maar wel de beste scène uit de raarste film van het jaar. Het grootste filmgebaar Graag zou ik tenslotte een prijs willen uitdelen aan het sterkste filmgebaar van het jaar. Wat filmpersonages voelen en denken, wat hen voortdrijft of aantrekt: het blijkt niet alleen uit hun handelingen en uit wat ze zeggen, maar ook uit hun al dan niet bewuste gestes en gebaren. En dan is het ene gebaar veelzeggender, grootser, intiemer of ontroerender dan het andere. Het fraaie Noorse coming of age drama Drømmer gaat over de 17-jarige scholiere Johanne, die innig verliefd wordt op haar nieuwe lerares Frans. Naast de fijnzinnigheid waarmee cineast Johan Haugerud dit potentieel explosieve materiaal behandelt, toont hij vol poëzie hoe Johannes verlangen naar intimiteit tot wasdom komt: nog voordat ze zich aan een concreet persoon vasthecht, droomt ze al van de gebaren die bij deze eerste grote liefde zullen horen. In de datsja van haar oma leest Johanne een liefdesroman die haar onverwacht raakt. En dan vooral de scène waarin de jonge heldin afscheid neemt van haar veel oudere geliefde, en de man de wintersjaal om de hals van het meisje wikkelt. Dat wil ik ook, beseft Johanne – iemand die een sjaal om mijn hals wikkelt. Dus wat gaat er door haar heen wanneer dit verderop in de film daadwerkelijk gebeurt? Wat denkt de vrouw die de sjaal om Johannes hals legt, en wat denk je als toeschouwer op dat moment zelf bij dit moment? Je zult het hoe dan ook bewust zien. Het zal niet zomaar iemand zijn die bij zomaar iemand anders zomaar een sjaal omdoet. Misschien dat de hele kern van de film in dat ene simpele gebaar wordt gevat.
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!