Je bent in je auto onderweg naar Aalst, en na zovele keren die cd van Randy Newman een beetje zat schakel je de cd-speler uit en de Vlaamse radio aan en Klara komt binnen met een twee uur durend programma omdat u 100 jaar geleden geboren bent, met herinneringen en interviews en teksten die je die avond in het Aalster theater deels nóg eens te horen zult krijgen, met vijftig jaar oude geluidopnames van uw sonore rokersstem met uw onderkoelde grapjes waar de zaal vol Aalster burgers vanavond om zal lachen, diegenen of hun kinderen die u een leven lang beschimpt hebben omdat u een vuile communist was, wat u niet was, en een viezentist, wat u wel was, en een rebel, van begin tot eind, gelukkig, maar ook een tedere anarchist, vanavond zie je ze schuifelen, de biedermannetjes en hun schimmelige vrouwen, langs de in de theaterfoyer uitgetrokken vitrines met slechts een deel van de 22.000 foto’s en naaktprentjes uit uw Fenomenale Feminatheek, die nog maar vier jaar geleden niet geëxposeerd mocht worden in het Fotomuseum Antwerpen, je ziet ze met het ene oog schichtig om zich heen kijken terwijl het andere maar niet los komt van zo’n beverfoto, wat hebben ze u geminacht en wat doen ze zich tegoed nu aan die plaatjes van u, de viezentist uit Erembodegem, en aan het door de Stad Aalst betaalde buffet en drankgelag, dezelfde stad die u nog altijd niet eert met het grootse Boon-monument dat u toekomt, op de Grote Markt, tegenover dat van Dirk Martens, die de Vlamingen leerden boekdrukken, ook niet met het standbeeld dat Jeroen Brouwers bij uw begrafenis voorstelde op de Nederlands-Belgische grens met uw gat gericht naar Vlaanderen vanwege een levenslange miskenning, uw gat dat inmiddels ook naar de andere kant mag blazen, naar Nederland, waar ze uw boeken bijkans vergeten zijn, die miezerige polderlanders met hun schraalhanzerige schrijftafelschrijvers, maar allez wie een romanschrijver wil worden heeft het de eerste honderd jaar nogal moeilijk, dus luister je naar P.F. Thomése, de witte raaf die vanavond tijdens zijn laudatio in het Aalster theater vertelt hoe hij vier jaar heeft gepoogd te schrijven als u, Louis, en dat hij na of door die mimetische mislukking zijn eigen taal heeft kunnen vinden, en terwijl hij dat zegt denk je terug aan uw sonore stem deze middag op de radio, in de file net achter afslag Gent, van een opname uit de jaren zestig waar u vertelt hoe de professor uw stukjes in de Vooruit leest maar ook ook de werkvrouw, en hoe dat u bevalt omdat u met hart en ziel en kloten hebt geschreven over de menselijke miserie en de strijd daaraan te ontkomen, want u bent geen intellectueel, ondanks die enorme boekenkast achter u, maar een eenvoudige gevelschilder met een onontkoombaar talent voor schrijven, gelijk de vis zwemt moet u schrijven, in uw handschrift gelijkmatig als de voren van de ploeg, op regels getrokken door engagement en eros, en dan glijden je ogen vanuit de nok van het theater, op rij 20 stoel 10, pardoes in het als een zandloper uitgelichte decolleté van Marie Vinck dat tout suite dient worden toegevoegd aan uw Fenomenale Feminatheek (in de Kataloog te rubriceren onder XXXI Het ontbloten der tieten) en dan moet je denken aan het lentegedicht dat u indertijd schreef bij het graf van uw vader, waarin u hem met een weemoedige glimlach komt vertellen hoe mooi de meisjes zijn dit voorjaar, hoe kort hun rokjes en hoe dik hun tieten, het is poëzie voor dagen als de zon maar niet wil doorbreken, om te herlezen en op te sturen naar vrienden en bekenden, want bij al uw grimmige zwartgalligheid kun je nog altijd, ook vandaag, op uw honderdste geboortedag, onbedaarlijk met u lachen, en dan knik je wanneer beneden op het podium de ene schrijver zegt dat er tegenwoordig heel veel zijn met korte beentjes maar dat er niet één is die hoger reikt dan uw enkels, niet één, en een ander die zegt dat 33 jaar na uw dood de mensen nog altijd een ferme stamp onder hun gat moeten hebben bij hun gejammer over het wegtrekken van de donsdeken van onze zogeheten welvaart, en weer een ander die zegt dat het hier nog steeds de planeet is van de mislukte revoluties en de wolven, en er nog altijd van die rare tisten zijn die het niet laten kunnen erover te schrijven, enzovoort, enzovoort