In het jaar nadat ‘zijn’ Lumière tot het beste filmhuis van Europa werd uitgeroepen, vertrok David Deprez als artistiek directeur. Samen met FONS GERAETS kijkt hij terug op 25 jaar cinemageschiedenis in Maastricht. ‘Film is de meest toegankelijke empathiemachine die we hebben.’ Hij vindt het ‘oerdom’ dat bestuurders in Vlaanderen weigeren om industriële monumenten een culturele invulling te geven. Neem Antwerpen, zegt hij. Vijf keer zo groot als Maastricht, heeft een stadsbioscoop maar geen filmhuiscomplex – terwijl de stad bulkt...
van de oude panden. ‘Daar kun je driehonderdduizend bezoekers mee genereren. En cinema is van belang voor wijkontwikkeling. Nu wordt het aan de markt overgelaten. Het is pure desinteresse. Een grootstad onwaardig.’ Aan Deprez heeft het niet gelegen. Als directeur van filmhuis Lumière in Maastricht, een van de best geoutilleerde en drukstbezochte filmhuizen van Nederland, leidde hij er burgemeesters en schepenen rond uit onder meer Mechelen, Turnhout, Leuven en Hasselt. ‘Ze keken hun ogen uit. Zoiets bestaat in België nergens.’ Tot noemenswaardige investeringen heeft het niet geleid. David Deprez (1976, Oudenaarde) verkaste op zijn 20ste van Leuven naar Maastricht. Als student cultuurwetenschappen liep hij stage bij het plaatselijke filmhuis Lumière, kreeg een baan als educatief medewerker om in 2006 te worden benoemd tot artistiek directeur. Het pand waar Lumière toen was gehuisvest, een voormalig klooster in de binnenstad, had zijn charmes, maar was gedateerd. Deprez herinnert zich hoe twee toeristen de foyer binnenliepen en de een tegen de ander zei: ‘Moet je kijken Henk, net de jaren zeventig!’ Deprez: ‘En verrek, dat was ook zo. De jongerenbeweging was klaar met protesteren en wilde leuke dingen gaan doen. Tussen 1971 en 1976 zijn in Nederland dertig filmhuizen opgericht. Uniek in de wereld. Die pioniers zijn tot begin jaren nul op hun post gebleven. Het was dus hoog tijd om na te denken over de toekomst. Toen zijn we ons gaan oriënteren op een nieuwe locatie.’ David Deprez: ‘Stoppen heeft mijn filmliefde gered.’ foto’s Annemiek Mommers Die werd gevonden in een leegstaand rijksmonument: de elektriciteitscentrale van sanitairfabriek Sphinx aan het Bassin, een binnenhaventje waar in het midden van de 19de eeuw de industrialisatie van Maastricht, en van Nederland, begon. In de aanpalende Timmerfabriek vonden poppodium Muziekgieterij, architectuurplatform Bureau Europa onderdak. Aan de overkant ligt de Pathé-bioscoop, in de voormalige Sphinx-fabriek zit het internationale Student Hotel. Het gebied heeft zich ontwikkeld tot een culturele hotspot voor alle leeftijden. Deprez: ‘Ik ga nooit vergeten dat zakelijk directeur Nico Haenen en ik een kijkje mochten nemen in dit pand. Het zonnetje scheen, er kwam prachtig ochtendlicht door. Wij keken door het raam en zagen het helemaal voor ons. Deze plek moest wakker worden gekust.’ In 2016 was de klus geklaard: zeven filmzalen, een grand café annex restaurant plus een bar met terras aan het Bassin. In april ben je gestopt. Hoe voelt het als vrij man? ‘Heerlijk. Ik heb mezelf gedwongen tot een pauze van een half jaar waarin ik kan uitzoomen en afstand nemen. Daardoor kan ik alles beter relativeren. Ik ben tot het besef gekomen dat mijn leven te veel samenviel met mijn functie. Daar ben ik nu van bevrijd.’ Waarom ben je gestopt? ‘Ik dacht: als ik na 25 jaar nog iets anders wil gaan doen, moet dat stilaan gebeuren. Verder kreeg ik als directeur-bestuurder allerlei managementzaken op mijn bord, en die zijn niet mijn sterkste punt. Derde component: elke cultuurinstelling heeft nood aan nieuwe zuurstof. Niets ten nadele van mensen die dit werk al veertig jaar doen, maar een directiewisseling is goed voor Lumière. Waarom ik toch lang ben gebleven? Omdat er voortdurend nieuwe dingen op mijn pad kwamen: de verhuizing, een nieuw festival, een nieuw project. Dat gaf motivatie om door te gaan. Maar op het laatst liep ik in cirkeltjes. Toen kwam het besef: ik moet gaan afronden.’ Sleur en routine speelden een rol, ervoer je ook stress? ‘Ja, door corona. Het filmhuis ging lange tijd dicht. Van 160.000 bezoekers gingen we naar nul en er was geen enkele garantie dat de bezoekers en ook de films – distributeurs hadden het rechtstreeks streamen bedacht – ons weer zouden vinden. We vroegen ons af: zijn we nog relevant? Een grote vraag. Toen we weer open gingen had ik grote moeite met die abrupte ritmewisseling. Anderhalf jaar beleef je een rare, zwevende tijd en ineens boem: terug open. Daar heb ik wel een klap van gekregen.’ Lag een burn-out op de loer? ‘Na de heropening heb ik dat soort klachten wel gehad. Ik ben toen een half jaar lang 50 procent minder gaan werken. Daarna heb ik een beter evenwicht gevonden.’ Waarom is het directeurschap van een filmhuis zo’n energieslurpende baan? ‘Ik zei altijd: wij werken hier niet hard, maar veel. We zijn 365 dagen per jaar open. Dat wil niet zeggen dat ik hier 365 dagen ben. Het is een professionele organisatie, ik hoef mijn horecamanager niet te vertellen wat ie moet doen. Maar in mijn hoofd was ik er continu mee bezig. Ik ben directeur geworden in een periode waarin het Lumière niet voor de wind ging. Samen met Nico heb ik jarenlang letterlijk dag en nacht gebuffeld om de zaak overeind te houden. We hebben gezorgd voor groei en de verhuizing voorbereid. Toen ik vroeger als student ontwaakte dacht ik als eerste aan koffie met een sigaret. Vanaf mijn benoeming tot directeur begon ik na het wakker worden te prakkezeren over Lumière: Hoe kan het allemaal beter?’ Toen de pandemie woedde en de grens tussen België en Nederland gesloten was voor ‘niet-essentiële verplaatsingen’ ging Deprez regelmatig vanuit zijn woonplaats Eben Emael, net over de grens bij Maastricht, te voet naar zijn werk. Een wandeling van een uur en twintig minuten. ‘Al was het maar om de grenscontroles te vermijden. Het was verboden om Nederlandse boodschappen mee de grens over te nemen. Een bizarre toestand.’ Lachend: ‘Als ik met de auto was, verstopte ik de boodschappen van de supermarkt op de plaats van het reservewiel.’ ‘Op het laatst liep ik in cirkeltjes. Toen kwam het besef: ik moet gaan afronden’ Wat voor type leider was je? ‘Een people manager. Het kapitaal is immers de mensen in je team. Tegelijk was ik iemand die niet aarzelde om te zeggen waar het op stond. Ik had een uitgesproken visie. Daar kon ik best stellig in zijn.’ Was je weleens te betrappen op bullebakgedrag? ‘Integendeel, en dat is óók niet goed. Was ik het maar af en toe. Ik ben van nature een pleaser. Achteraf heb ik momenten gehad dat ik dacht: ik had het voortouw moeten nemen of moeten zeggen: we gaan het zó doen. Ik durf nu wel toe te geven dat ik conflictvermijdend gedrag heb vertoond. Wat dat betreft ben ik een typische Vlaming.’ Wat heb je uitgespookt sinds je vertrek? ‘Gereisd, gelezen, geschreven, gereflecteerd en tijd met mijn gezin doorgebracht. Herbronnen heet dat toch? Ik ben filosofisch aangelegd en had tijd en rust om stil te staan bij de grote levensvragen. Je hoort weleens dat mensen tijdens een sabbatical een aha-erlebnis ervaren op een berg. Ik heb het in kleine genietingen gezocht. Voor het eerst in twintig jaar is het me gelukt om romans uit te lezen. En heb ik mijn studie filmwetenschappen opgepakt.’ Ga je nog vaak naar de film? ‘Toen ik begon werden in Nederland jaarlijks 250 à 300 bioscoopfilms uitgebracht. Dat zijn er nu meer dan 500! Geen mens die al die films kan zien. Ik had mijn verzadigingspunt bereikt. Maar om een programmering te maken waar je voor staat, moet je kunnen selecteren en dus moet je álles zien. Bij de honderdste film leidde dat tot desinteresse. Stoppen heeft mijn filmliefde gered. Ik kan nu weer heel intens genieten van film, de meest toegankelijke empathiemachine die we hebben.’
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!