Het gesticht drukte eeuwenlang zijn stempel op het dorp. Maar Michel Conings, hij was er bewaker en verpleger, houdt daarom niet minder van Oud-Rekem. Dat de gele nummerplaten van de Ollanders steeds meer het straatbeeld kleurden, deert hem niet. Met hun investeringen hielpen ze het dorp er weer bovenop.
Al 46 jaar woont Michel Conings met zijn vrouw aan de Rekemerweg. Door de keuken schallen de schlagers van Juulke, de Rekemse volkszanger. Dan schuift een neef van Michel aan. Want Michel weet niet goed hoe dat gaat, zo’n interview. En Marcel Beckers, zijn neef, is goed van de tongriem gesneden. Er worden grappen gemaakt aan de keukentafel. “‘Dat zijn de zotten van Reckheim’, werd over ons gezegd. ‘In het gesticht zitten ze vast en in het dorp lopen ze los”, lacht Beckers.
Beiden zijn geboren en getogen in Bovenwezet, naast Daelwezet en Oud-Rekem een van drie delen van Rekem. Zeker weten dat dat verschil maakt. Oud-Rekem mag dan in 2008 tot mooiste dorp van Vlaanderen zijn gekozen, vroeger kwam je daar niet. De mensen daar, dat was ander volk. Ruwer. Dat Michel een meisje trouwde uit Oud-Rekem zorgde voor heel wat tegenwind.
Michel kwam alleen naar Oud-Rekem om te werken. Van 1964 tot 1995 was hij bewaker en vervolgens verpleger in het gesticht. “In de tijd dat ik begon met werken, ging in Genk de Fordfabriek open. ‘Jongen’, zeiden mijn ouders, ‘pak maar het gesticht, dat is een staatsplaats. Dan heb je later een goed pensioen.’”
Het gesticht leverde werkgelegenheid op tot ver buiten Rekem. Een kameraad van Marcel kwam elke maandag op de fiets uit Antwerpen, ‘s anderendaags weer terug. En de vader van Marie-Hélène, Michels echtgenote, werkte er ook.
Het waren andere tijden. Het hele gesticht telde één dokter. Psychologen waren er niet, en ieder personeelslid had minstens vijfentwintig patiënten onder zijn hoede. Het was zwaar, en sommigen gingen eraan onderdoor, maar je deed gewoon je werk. Je sprak er niet over. Het gesticht was een gesloten instelling, niemand wist wat daar gebeurde en de patiënten kwamen niet buiten de muren. “De zotten hadden ook allemaal zo’n pakske aan”, vertelt Marcel. Een gevangenis dus? Marcel knippert even met zijn ogen. “Ge moogt het niet zo zeggen, maar dat was het eigenlijk wel.”
Vanaf de jaren tachtig veranderde veel. De sector veranderde, er kwamen doktoren en psychologen, en de patiënten kwamen buiten. Michel kan zich de eerste vakantie nog levendig herinneren. Als dat maar goed ging. Tien dagen naar hotel Zon en Zee in Westende met mensen die nog nooit buiten waren geweest. Het was een ommekeer. Ook voor hem. “Ik had het er moeilijk mee, met al die veranderingen. Ik ben van de oude stempel. Maar het viel fantastisch mee, het was een belevenis.”
Met meer openheid in het gesticht veranderde ook het dorp. Door het fietsknooppunt en de verkiezing van Mooiste Dorp van Vlaanderen werd Oud-Rekem een attractie voor fietstoeristen en dagjesmensen. Kapitaalkrachtige Nederlanders kochten er woningen. Vóór de crisis zorgde dat nog wel eens voor scheve ogen: het gevoel dat de Nederlanders met hun goedgevulde geldbuidel het voor het zeggen hadden. Maar met datzelfde geld, restaureerden ze de huizen. Dat moet je ze toch nageven, vindt Michel. En ach, daarboven wilden zij toch niet wonen.
Weg krijg je ze niet meer uit Rekem. De zuster van Marcel verhuist nu naar Lanaken, omdat haar man dat wil. Nog niet voor niks zou hij daar naartoe gaan, zegt Marcel. “In Lanaken willen we nog niet geschilderd aan de muur hangen”.
*) Zanger Juulke zong ‘Ich haw van Rèkem’ ter gelegenheid van de verkiezing van Oud-Rekem tot Mooiste Dorp van Vlaanderen in 2008.