Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, en Stijn Huijts, directeur van het Bonnefantenmuseum Maastricht, denken in deze wisselcolumn schrijvend na over beeldende kunsten.
De laatste weken waren bijzonder druk in het Van Abbemuseum. Eerst de Dutch Design Week (DDW), nu GLOW en beiden brengen nieuwe bezoekersgroepen binnen in het museum en onze tijdelijke dependance in het Temporary Art Centre (TAC). Ik raakte in gesprek met deze nieuwe bezoekers uit het hele land en verder; het blijkt dat een van de voornaamste redenen dat zij komen, is omdat ze nieuwsgierig zijn naar plekken waar het druk is en waar ‘het’ gebeurt. Het gaat veel minder om wat er precies te zien is, meer over de buzz en het gezelschap. Dit is de kracht en het grote plezier van festivals – zij genereren hun eigen succes door mensen samen te brengen. Hoewel er soms hier en daar wat diepgang en focus ontbreekt, hebben zij het vermogen om een korte ontmoeting met bijvoorbeeld design of licht en technologie uit te laten groeien tot een passie voor het leven.
Al deze positieve energie in en rond het museum doet de vraag rijzen of we niet meer van deze festivals nodig hebben. Ik realiseerde me al snel dat er maar weinig mainstream kunstfestivals in Nederland zijn die zich kunnen meten met een DDW of GLOW. Het meest bekend is Sonsbeek in Arnhem, maar de manifestatie heeft sinds de start in 1949 een ietwat moeilijke positie omdat het met onregelmatige intervallen plaatsvindt. De vorige editie in 2016 wordt beschouwd als een groot succes, maar tot op de dag van vandaag is de financiële situatie precair – iets dat ik maar al te goed weet, aangezien ik in het bestuur zit.
Ik vraag me af of het zin heeft om op nationaal niveau een groot kunstfestival in Nederland te organiseren. Een festival dat substantiële financiële steun krijgt van de overheid, maar ook kan rekenen op subsidie vanuit stichtingen en de private sector. Een festival dat kunst letterlijk ‘op de kaart’ kan zetten op een nieuwe manier. Het zou niet alleen positief zijn voor de stad waarin het festival gehouden wordt, maar ook voor ieder museum en iedere expositieruimte in het hele land. Het zou een mooie en laagdrempelige toegang zijn tot de fascinerende, complexe wereld van kunst en musea. Persoonlijk denk ik dat de traditie die bijna zeventig jaar geleden in Arnhem gestart werd, een ideaal vertrekpunt zou zijn. Misschien voorbij de stadsgrenzen, maar net zo goed op iedere andere plek…
Charles Esche
Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.